In deze zaak verzoekt de vrouw om kinderalimentatie van de man, die aanvoert dat hij minimale draagkracht heeft door een Wajong-uitkering. De rechtbank Gelderland oordeelt dat er sprake is van een niet voor herstel vatbaar, verwijtbaar inkomensverlies aan de zijde van de man. De vrouw verzoekt de rechtbank om de man te verplichten € 300,- per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter, geboren op 7 mei 2016. De rechtbank stelt vast dat de man onderhoudsplichtig is en dat de vrouw in haar verzoek kan worden ontvangen. De rechtbank berekent de behoefte van de dochter aan een bijdrage op € 395,- per maand, maar constateert dat de gezamenlijke draagkracht van partijen onvoldoende is om in deze behoefte te voorzien. De rechtbank past de 90%-toets toe en komt tot de conclusie dat de man € 202,- per maand moet betalen van 15 februari 2019 tot 1 mei 2019, en € 138,- per maand vanaf 1 mei 2019. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door de kinderrechter en is uitvoerbaar bij voorraad.