ECLI:NL:RBGEL:2019:453

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4472
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake een omgevingsvergunning en de wettelijke grondslag voor elektronische publicatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 februari 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door de eiseres, Exploitatiemaatschappij Gelredome B.V., was ingediend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Het college had op 8 maart 2018 een omgevingsvergunning verleend aan de derde-partij, Edelwonen I B.V., voor het transformeren van een kantoorgebouw tot appartementen. Eiseres stelde dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk was verklaard omdat het buiten de wettelijke bezwaartermijn van zes weken was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de publicatie van de omgevingsvergunning in het elektronische gemeenteblad voldeed aan de wettelijke eisen en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 2:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Verordening elektronische publicatie gemeente Arnhem, die een toereikende wettelijke grondslag biedt voor uitsluitend elektronische kennisgeving. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig bezwaar te maken en de geldigheid van elektronische publicaties in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4472

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2019

in de zaak tussen

Exploitatiemaatschappij Gelredome B.V., te Arnhem, eiseres

(gemachtigde: mr. R.J.G. Bäcker),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Edelwonen I B.V., te Apeldoorn
(gemachtigde: mr. F.H.A.M. Thunnissen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend.
Bij besluit van 3 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2019. Namens eiseres is verschenen [naam] , bijgestaan door gemachtigde mr. R.J.G. Bäcker en mr. H. Boom. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Hindriks.
Namens de derde-partij is mr. M. Snippe verschenen.

Overwegingen

1. De relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Verordening elektronische publicatie gemeente Arnhem zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Op 30 oktober 2017 heeft de derde-partij een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het transformeren van een kantoorgebouw op het perceel Kroonpark 6 tot 80 appartementen met een ondergeschikte welness, fitness- en loungeruimte.
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, Wabo en artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Publicatie van deze omgevingsvergunning heeft op 21 maart 2018 plaatsgevonden in het elektronische gemeenteblad van de gemeente Arnhem.
3. Eiseres heeft bij brief van 13 juni 2018 pro-forma bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij brief van 14 juni 2018 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn van 6 weken is ingediend, en aan eiseres verzocht de redenen van de te late indiening kenbaar te maken. Op 28 juni 2018 heeft eiseres gereageerd en het bezwaarschrift aangevuld.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
4.1.
Eiseres betoogt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Volgens eiseres kon niet slechts worden volstaan met een elektronische publicatie in het digitale gemeenteblad, maar had ook een niet-elektronische publicatie plaats moeten vinden in een huis-aan-huis blad. Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat artikel 2 van de Verordening geen wettelijke grondslag biedt voor het uitsluitend elektronisch bekendmaken van de omgevingsvergunning.
4.2.
Uit artikel 2:14, tweede lid, van de Awb volgt dat kennisgeving niet uitsluitend elektronisch plaatsvindt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
In het voorliggende geval is in artikel 2, tweede lid, van de Verordening elektronische publicatie gemeente Arnhem bepaald dat het elektronisch gemeenteblad gebruikt kan worden voor kennisgeving van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht.
De rechtbank is – anders dan eiseres – van oordeel dat artikel 2, tweede lid, van de Verordening elektronische publicatie gemeente Arnhem een toereikende wettelijke grondslag biedt voor het uitsluitend op elektronische wijze kennisgeven. In het artikel staat weliswaar niet dat de kennisgeving uitsluitend in het elektronische gemeenteblad plaatsvindt, maar deze toevoeging is naar het oordeel van de rechtbank ook niet noodzakelijk. De rechtbank merkt op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de door eiseres aangehaalde uitspraak van 7 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2421) oordeelde dat een bepaling in een verordening waarin de mogelijkheid van elektronische publicatie wordt geboden, voldoende is als wettelijk voorschrift waarin is bepaald dat van besluiten uitsluitend langs elektronische weg kennis kan worden gegeven. Daarnaast wijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling van 13 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3419), waar de Amsterdamse verordening aan de orde was waarin ook een vergelijkbare formulering (“kunnen”) wordt gehanteerd.
Omdat verweerder heeft voldaan aan de wettelijke bekendmakingsvereisten is een verschoonbare termijnoverschrijding niet aan de orde.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verweerder kon daarom afzien van het horen van eiseres, gelet op het bepaalde in artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb.
De beroepsgronden slagen niet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 7 februari 2019
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.
Bijlage
Artikel 2:14, tweede lid, Awb:
“Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch.”
Artikel 3:41, eerste lid, Awb:
“De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.”
Artikel 6:7 Awb:
“De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.”
Artikel 6:8, eerste lid, Awb:
“De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.”
Artikel 6:11 Awb:
“Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.”
Artikel 7:3 Awb:
“Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
(…).”
Artikel 3.8 Wabo:
“Het bevoegd gezag geeft bij de toepassing van titel 4.1 van de Awb tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het vermeldt daarbij de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde datum waarop de aanvraag is ontvangen.”
Artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, Wabo:
“Het bevoegd gezag beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag op de aanvraag om een omgevingsvergunning. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.”
Artikel 2 van de “Verordening elektronische publicatie gemeente Arnhem”:
“1. Het gemeentebestuur gebruikt het elektronisch gemeenteblad voor de bekendmaking van:
algemeen verbindende voorschriften;
eleidsregels;
en andere besluiten die niet tot één of meer belanghebbenden zijn gericht tenzij wettelijk een andere wijze van bekendmaking is voorgeschreven;
2. In aanvulling op het eerste lid kan het elektronisch gemeenteblad gebruikt worden voor:
a. de kennisgeving van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht;
b. de kennisgeving van meldingen, aanvragen en ontwerp-besluiten;
c. overige algemene berichten en kennisgevingen.
(…).”