ECLI:NL:RBGEL:2019:4608

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
7240476 CV EXPL 18-4173
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijk boetebeding in huurvoorwaarden met betrekking tot hennepkweek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 20 februari 2019, staat de vraag centraal of een boetebeding in de Algemene Huurvoorwaarden van de stichting De Woonmensen, dat het kweken van hennep verbiedt, als oneerlijk kan worden aangemerkt. De eiser, De Woonmensen, heeft in conventie een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in reconventie heeft geprocedeerd. De rechtbank heeft in een tussenvonnis partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te spreken over de vraag of het boetebeding in strijd is met de Europese Richtlijn inzake oneerlijke bedingen.

De rechtbank oordeelt dat het boetebeding, dat een boete oplegt voor het kweken van hennep, niet in redelijke verhouding staat tot de te verwachten schade. De Woonmensen heeft een zero-tolerance-beleid, maar de hoogte van de boete is niet begrensd, waardoor deze kan oplopen tot een onredelijk bedrag. Dit, in combinatie met de cumulatieve werking van andere boetebedingen in de huurvoorwaarden, leidt de rechtbank tot de conclusie dat het boetebeding oneerlijk is en vernietigd moet worden.

De overige vorderingen van De Woonmensen zijn eveneens afgewezen, en de rechtbank heeft de proceskosten verdeeld. De Woonmensen is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde in conventie, terwijl de gedaagde in reconventie ook in de proceskosten is veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens 7240476 CV EXPL 18-4173
Grosse aan: beide partijen
verzonden d.d.:
vonnis van de kantonrechter van 20 februari 2019
in de zaak van
de stichting Stichting De Woonmensen,
gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J. Seijbel,
tegen
[gedaagde] ,wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Dorgelo.
Partijen worden hierna De Woonmensen en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

Het verdere verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 januari 2019,
- de aktes van beide partijen

2.De verdere beoordeling2.1. In het tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te spreken over de vraag of artikel 6.14 van de Algemene Huurvoorwaarden (hierna: artikel 6.14) een oneerlijk beding is in de zin van de Europese Richtlijn. Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.2.2. De Woonmensen kan erin worden gevolgd dat de verwijzing naar artikel 6:237 aanhef en onder i BW in dit geval onjuist is. Dat neemt niet weg dat ambtshalve toetsing aan de orde is.[gedaagde] bepleit de vernietiging van artikel 6.14. nu dit een oneerlijk beding zou zijn, aangezien er niet afzonderlijk over is onderhandeld en het in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de rechten en plichten uit de overeenkomst aanzienlijk verstoort ten nadele van [gedaagde] . De Woonmensen acht het beding niet oneerlijk, omdat het in haar ogen een reële boete is voor een ernstige overtreding.2.3. Artikel 6.14 betreft een boetebeding, waarbij een boete is gesteld op het (laten) kweken, drogen of knippen van hennep en andere strafbare activiteiten uit de Opiumwet. In beginsel is een boetebeding aanvaardbaar, indien de gedraging, waarop de boete is gesteld, een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door de consument betreft om een boete te rechtvaardigen, of een redelijke prikkel is tot nakoming door de consument, én de boete in redelijke verhouding staat tot de te verwachten schade of andere belangen van de gebruiker van de bepaling.Wat de omvang van de boete betreft: dat de gestelde boete in een redelijke verhouding staat tot de mogelijke schade of tot het belang dat met nakoming van een verplichting gediend is, betekent in ieder geval dat de boete niet in bepaalde omstandigheden kan oplopen tot een boete die niet meer in genoemde redelijke verhouding staat.2.4. In dit geval is sprake van voldoende belang bij De Woonmensen om, zeker in het licht van het zero-tolerance-beleid, de aanwezigheid van hennep in (en bij) de woningen tegen te gaan en nakoming van haar verbod te prikkelen met een boetebeding. De hoogte van de boete is echter niet begrensd met een maximum. Daardoor kan de boete oplopen tot een bedrag dat niet meer in redelijke verhouding staat tot het belang van De Woonmensen. Dat in het geval van [gedaagde] geen oplopend bedrag gevorderd wordt, is niet relevant voor de toetsing aan de Richtlijn.Weliswaar stelt De Woonmensen op zich terecht dat zij, bij voortduring van de overtreding elke dag belang heeft bij een prikkel om de overtreding te stoppen. Maar in dat geval- waarin dus sprake is van een situatie waarin De Woonmensen met de overtreding van het verbod bekend is – kan de nakoming door De Woonmensen ook al op andere wijze dan door de boete worden afgedwongen, zoals door het vorderen van ontbinding van de huurovereenkomst. De boete per dag staat dan, naast die andere mogelijkheden en de mogelijkheid van schadevergoeding, niet in redelijke verhouding tot het belang van De Woonmensen bij nakoming.

2.5.
Daar komt bij dat de toetsing voorschrijft dat daarbij ook gekeken wordt naar de mogelijk cumulatieve werking van alle boetebedingen uit de overeenkomst. In de Algemene Huurvoorwaarden is ook in artikel 16 een algemeen boetebeding opgenomen, waarbij een boete van € 25,00 per dag is verbonden aan iedere overtreding van een bepaling uit de Algemene Huurvoorwaarden. Het cumulatief effect van dit boetebeding moet mede in de beoordeling worden betrokken. Uit het voorgaande volgt, dat artikel 6.14 een oneerlijk beding is en vernietigd moet worden. De vordering van De Woonmensen op dit onderdeel kan dan ook niet toegewezen worden.
2.6.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen zijn de overige vorderingen van De Woonmensen niet toewijsbaar en de vordering van [gedaagde] in reconventie evenmin. De Woonmensen zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden vastgesteld op
€ 450,00 aan salaris van de gemachtigde. In reconventie is [gedaagde] de in het ongelijk gestelde partij, zodat hij zal worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van De Woonmensen worden vastgesteld op € 300,00 aan salaris van de gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie3.1. wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt De Woonmensen in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden vastgesteld op € 450,00 aan salaris van de gemachtigde,
in reconventie
3.3.
wijst het gevorderde af,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de zijde van De Woonmensen worden vastgesteld op € 300,00 aan salaris van de gemachtigde
in conventie en in reconventie verder3.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op
20 februari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.