Uitspraak
verzonden d.d.:
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
1.Het procesverloop
- het tussenvonnis van 2 januari 2019,
- de aktes van beide partijen
2.De verdere beoordeling2.1. In het tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te spreken over de vraag of artikel 6.14 van de Algemene Huurvoorwaarden (hierna: artikel 6.14) een oneerlijk beding is in de zin van de Europese Richtlijn. Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.2.2. De Woonmensen kan erin worden gevolgd dat de verwijzing naar artikel 6:237 aanhef en onder i BW in dit geval onjuist is. Dat neemt niet weg dat ambtshalve toetsing aan de orde is.[gedaagde] bepleit de vernietiging van artikel 6.14. nu dit een oneerlijk beding zou zijn, aangezien er niet afzonderlijk over is onderhandeld en het in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de rechten en plichten uit de overeenkomst aanzienlijk verstoort ten nadele van [gedaagde] . De Woonmensen acht het beding niet oneerlijk, omdat het in haar ogen een reële boete is voor een ernstige overtreding.2.3. Artikel 6.14 betreft een boetebeding, waarbij een boete is gesteld op het (laten) kweken, drogen of knippen van hennep en andere strafbare activiteiten uit de Opiumwet. In beginsel is een boetebeding aanvaardbaar, indien de gedraging, waarop de boete is gesteld, een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door de consument betreft om een boete te rechtvaardigen, of een redelijke prikkel is tot nakoming door de consument, én de boete in redelijke verhouding staat tot de te verwachten schade of andere belangen van de gebruiker van de bepaling.Wat de omvang van de boete betreft: dat de gestelde boete in een redelijke verhouding staat tot de mogelijke schade of tot het belang dat met nakoming van een verplichting gediend is, betekent in ieder geval dat de boete niet in bepaalde omstandigheden kan oplopen tot een boete die niet meer in genoemde redelijke verhouding staat.2.4. In dit geval is sprake van voldoende belang bij De Woonmensen om, zeker in het licht van het zero-tolerance-beleid, de aanwezigheid van hennep in (en bij) de woningen tegen te gaan en nakoming van haar verbod te prikkelen met een boetebeding. De hoogte van de boete is echter niet begrensd met een maximum. Daardoor kan de boete oplopen tot een bedrag dat niet meer in redelijke verhouding staat tot het belang van De Woonmensen. Dat in het geval van [gedaagde] geen oplopend bedrag gevorderd wordt, is niet relevant voor de toetsing aan de Richtlijn.Weliswaar stelt De Woonmensen op zich terecht dat zij, bij voortduring van de overtreding elke dag belang heeft bij een prikkel om de overtreding te stoppen. Maar in dat geval- waarin dus sprake is van een situatie waarin De Woonmensen met de overtreding van het verbod bekend is – kan de nakoming door De Woonmensen ook al op andere wijze dan door de boete worden afgedwongen, zoals door het vorderen van ontbinding van de huurovereenkomst. De boete per dag staat dan, naast die andere mogelijkheden en de mogelijkheid van schadevergoeding, niet in redelijke verhouding tot het belang van De Woonmensen bij nakoming.
€ 450,00 aan salaris van de gemachtigde. In reconventie is [gedaagde] de in het ongelijk gestelde partij, zodat hij zal worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van De Woonmensen worden vastgesteld op € 300,00 aan salaris van de gemachtigde.
3.De beslissing
in conventie en in reconventie verder3.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.