ECLI:NL:RBGEL:2019:4611

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
7417432 CV EXPL 18-5621
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het relatiebeding en matiging van de overeengekomen boete in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 24 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Deco Coating Industrie B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. Deco vorderde een boete van €150.000,00 wegens schending van een relatiebeding door [gedaagde]. Dit relatiebeding verbood [gedaagde] om gedurende twee jaar na beëindiging van zijn dienstverband contact te hebben met zakelijke relaties van Deco. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] in contact is gekomen met drie bedrijven die relaties van Deco zijn, te weten Paint Productions B.V., Ravago Chemicals Nederland B.V. en Quartier B.V. De rechter oordeelde dat de contacten met Paint en Ravago in strijd waren met het relatiebeding, maar dat het contact met Quartier onvoldoende was onderbouwd om als overtreding te worden aangemerkt.

De rechter heeft de vordering van Deco gedeeltelijk toegewezen, maar ook geoordeeld dat de omstandigheden van de zaak rechtvaardigen dat de boete wordt gematigd. De kantonrechter overwoog dat de volledige boete van €150.000,00 buitensporig zou zijn, gezien het feit dat er geen daadwerkelijke schade voor Deco was en dat [gedaagde] een beginnend ondernemer is die geen producten van de betrokken bedrijven heeft ingekocht of geleverd. De rechter heeft de boete uiteindelijk gematigd tot €3.000,00 voor de twee overtredingen, en partijen werd aangeraden om in overleg te treden voor een onderlinge regeling. De beslissing over verdere stappen werd aangehouden.

Uitspraak

vonnis
[.]
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens 7417432 CV EXPL 18-5621
afschrift aan: gemachtigden
verzonden d.d.:
vonnis van de kantonrechter van 24 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap Deco Coating Industrie B.V.,gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A. Hofman,
tegen
[gedaagde] ,wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.J.M. Melissen.
Partijen worden hierna Deco en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

Het verloop blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 december 2018,
- de conclusie van antwoord, tevens akte bewijsaanbod,
- het tussenvonnis van 13 februari 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- de brief van 20 februari 2019 van de zijde van [gedaagde] met productie 4,
- de brief van de zijde van Deco van 21 maart 2019, met producties 8 tot en met 10.
De comparitie van partijen is gehouden op 4 april 2019. Hiervan is door de griffier aantekening gehouden.

2.De feiten2.1. Deco is producent van onder meer gietvloeren en coatingsystemen. [gedaagde] is in september 2012 bij Deco in dienst getreden als laborant, waarbij het doorontwikkelen van de diverse producten van Deco en het documenteren en archiveren van de recepten voor de producten tot zijn taak behoorde.

2.2.
In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is onder meer opgenomen:
“(…)10. Relatiebeding
Na het einde van de dienstbetrekking is het werknemer gedurende twee jaren verboden om bestaande (potentiële) zakelijke relaties van werkgever te benaderen of hier contact mee te hebben, in welke vorm of hoedanigheid dan ook, hetzij direct, dan wel indirect, met betrekking tot zaken die tot de activiteiten van werkgever behoren, zowel inhoudelijk als in zijn algemeenheid. Hieronder wordt ook verstaan het (trachten te) bewegen van een bestaande relatie om de relatie met werkgever te verbreken, in de ruimste zin.
Bij overtreding van dit beding is de werknemer een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete ten gunste van de werkgever verschuldigd van € 50.000,-- per
overtreding en € 1.500,-- voor iedere dag waarop de overtreding voortduurt, zonder dat enige
schade over verlies hoeft te worden aangetoond en onverminderd het recht van de werkgever om
volledige schadevergoeding te vorderen indien deze meer dan het totale boetebedrag mocht belopen. (…)”.
2.3.
[gedaagde] heeft per 1 november 2016 een eenmanszaak met de naam ‘ [gedaagde] coatings’ ingeschreven in het register van de Kamer van koophandel. Hij heeft de arbeidsovereenkomst met Deco opgezegd met ingang van 1 februari 2017 en is in dienst getreden bij een andere werkgever.
2.4.
[gedaagde] heeft in februari 2018 contact gehad met Paint Productions B.V. te Hapert (hierna: Paint) en aan deze onderneming een prijslijst toegezonden.
2.5.
[gedaagde] heeft in 2018 de “Chemiedag” bezocht van Ravago Chemicals Nederland B.V. (hierna: Ravago).
2.6.
[gedaagde] heeft contact gehad met [directeur Q.B.V.] , directeur/aandeelhouder van Quartier B.V. te Enschede. (hierna: Quartier).

3.De vordering en het verweer

3.1.
Deco vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 150.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
7 december 2018 tot de dag van algehele voldoening en in de proceskosten.
Zij stelt daartoe dat de drie contacten van [gedaagde] in strijd zijn met het relatiebeding, zodat hij drie maal de overeengekomen boete van € 50.000,00 per overtreding verschuldigd is.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen en voert daarbij aan dat de contacten niet in strijd zijn met het relatiebeding. Er zijn afspraken gemaakt tussen [gedaagde] en één van de aandeelhouders/directieleden van Deco, [directielid Deco] , waarbij het [gedaagde] is toegestaan zijn producten te betrekken bij de leveranciers/distributeurs en incidenteel contact te hebben met een klant van Deco. Bovendien zijn de contacten met Ravago en Quartier uitsluitend op persoonlijke titel geweest en hebben deze ontmoetingen geen commercieel oogmerk gehad.
Van Paint was bij [gedaagde] niet bekend dat het een relatie van Deco betreft. Het contact heeft enkel betrekking gehad op het vaststellen van de aan/afwezigheid van een relatie met Deco en het toezenden van een prijslijst. Er is geen schade geleden door Deco en het beding heeft inmiddels zijn werking verloren. Het relatiebeding was bedoeld om vast te leggen dat [gedaagde] twee jaar geen zaken zou doen met de belangrijke relaties van Deco en dat heeft hij ook niet gedaan.
3.3.
Voor zover geoordeeld zou worden dat sprake is van enige overtreding, verzoekt [gedaagde] matiging van de boete. [gedaagde] heeft nog geen levensvatbare onderneming en werkt in loondienst. De werkzaamheden voor [gedaagde] Coatings vinden in de vrije tijd plaats op zeer kleine schaal in een schuurtje bij zijn ouderlijk huis.

4.4. De beoordeling

4.1.
Centraal staat de vraag of [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan schending van het relatiebeding en, zo ja, of hij de daarop gestelde boete (onverminderd) verschuldigd is aan
Deco.
4.2.
Het eerste verweer van [gedaagde] betreft de vraag of hij aan het beding gehouden kan worden door Deco. [gedaagde] stelt dat [directielid Deco] hem toestemming gegeven heeft om, ondanks het relatiebeding, in contact te treden met leveranciers van Deco en, incidenteel, ook met minder belangrijke klanten van Deco, zodat de gestelde contacten toegestaan waren.
Deco betwist dat de gestelde afspraak is gemaakt en, subsidiair, dat [directielid Deco] bevoegd heeft gehandeld als hij een dergelijke afspraak gemaakt zou blijken te hebben.
Deco heeft een verklaring overgelegd, afkomstig van [directielid Deco] , waarin deze onder meer schrijft: “
(…) Aan het eind van het gesprek is er door mij tegen [gedaagde] gezegd bij de klanten van Deco Coating Industrie B.V. weg te blijven omdat hij een relatie beding met Deco Coating Industrie B.V. overeengekomen was. Er is door mij op geen enkele manier een uitspraak gedaan dat het hebben van de zelfde klanten geen probleem zou zijn. Ik heb in dezelfde bewoordingen gezegd; blijf bij onze klanten weg. (…)”. Deze weergave wordt bevestigd in een eveneens overgelegde schriftelijke verklaring van de echtgenote van [directielid Deco] . Ook ter zitting heeft [directielid Deco] aangegeven dat [gedaagde] het relatiebeding moet eerbiedigen.
4.3.
[gedaagde] heeft echter een schriftelijke verklaring overgelegd van zijn vader, waarin deze schrijft dat zijn zus (de echtgenote van [directielid Deco] ) diverse malen aan hem verteld heeft dat wel degelijk is gezegd dat als [gedaagde] van ‘de grote jongens’ afbleef het niet zo’n vaart zal lopen. [gedaagde] zal opgedragen worden zijn stellingen op dit onderdeel te bewijzen.
De stelling van Deco, dat [directielid Deco] onbevoegd was om een dergelijke toezegging aan [gedaagde] te doen, wordt niet gevolgd. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat de dagelijkse leiding in de onderneming berust bij twee van de vier aandeelhouders en dat [directielid Deco] zijn dagelijkse aanspreekpunt was, ook vanwege de bestaande familierelatie. Dat de aandeelhouders wekelijks een gezamenlijk overleg hebben en daar besluiten nemen, maakt dat niet anders. Voor dagelijkse (personeels)zaken is de bevoegdheid, zoals die in het handelsregister is vastgelegd niet van doorslaggevend belang, nu het niet gaat om het aangaan van verplichtingen voor de vennootschap, maar om een toezegging tegenover een ex-werknemer om het relatiebeding te beperken.
4.4.
Voor het geval [gedaagde] niet zal slagen in de bewijslevering wordt beoordeeld of de gedragingen van [gedaagde] aan te merken zijn als overtredingen van het relatiebeding.
Daarbij wordt voorop gesteld dat het relatiebeding, uit de aard daarvan, de bedoeling heeft het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen. Daarvoor is, zoals ook in het beding omschreven, vrijwel ieder contact van de ex-werknemer met relaties van de voormalig werkgever verboden. De tekst van het door partijen overeengekomen relatiebeding heeft een ruime strekking, zodat een zo optimaal mogelijke bescherming kan worden bereikt voor de werkgever.
4.5.
Vast staat dat de drie genoemde bedrijven, Paint, Ravago en Quartier, behoren tot de relaties van Deco. [gedaagde] stelt dat hij er niet van op de hoogte was dat Paint een relatie van Deco is. In het midden kan blijven of dit juist is. Vast staat immers dat [gedaagde] aan Paint een prijslijst heeft toegezonden, nadat hij - volgens eigen stelling - had onderzocht of het hem vrij stond in contact te treden met Paint. Nu Paint een relatie van Deco is, bij wie Deco in elk geval sinds eind 2016 regelmatig grondstoffen betrekt, kan het niet anders dan dat [gedaagde] uit dat onderzoek moet hebben begrepen dat dit contact hem dus niet vrij stond. Door desondanks een prijslijst toe te zenden is het relatiebeding overtreden.
4.6.
Ook het bezoeken van de chemie-dag van Ravago is een contact dat in strijd is met het relatiebeding. Het beding verbiedt immers het contact ‘in welke vorm of hoedanigheid dan ook’, terwijl [gedaagde] wist dat Ravago een zakelijke relatie van Deco is. In het relatiebeding is geen onderscheid gemaakt tussen leveranciers en klanten van Deco. Deco heeft voldoende uiteengezet dat zij ook belang heeft bij het uitsluiten van contacten tussen [gedaagde] en haar leveranciers, omdat daarmee de mogelijkheid van productie met behulp van specifiek bij die afnemer te verkrijgen grondstoffen verkleind kan worden.
Ook als [gedaagde] inderdaad die chemie-dag alleen bezocht heeft om zijn eigen kennis en kunde te vergroten is het een verboden contact, omdat het betrekking heeft op zaken die tot de activiteiten van werkgever behoren, namelijk de kennis van de door Ravago te leveren grondstoffen/producten en de toepassingsmogelijkheden daarvan voor ondernemingen zoals die van Deco en [gedaagde] .
4.7.
Ten aanzien van het contact met Quartier heeft Deco onvoldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een overtreding van het relatiebeding. Een persoonlijk contact tussen [gedaagde] en de directeur/eigenaar van Quartier is daarvoor onvoldoende, zelfs indien het contact zou zijn gegaan over de mogelijkheden voor [gedaagde] om na afloop van zijn relatiebeding eventueel in dienst te treden bij Quartier. [gedaagde] is vrij om na afloop van de werking van het beding een dergelijk dienstverband te aanvaarden en mag een daarop gericht oriënterend gesprek voeren voor het einde van de werking van het beding. Dit betreft immers geen contact ‘met betrekking tot zaken die tot de activiteiten van werkgever behoren’.
4.8.
Voorgaande leidt tot de voorlopige conclusie dat, indien het bewijs niet geleverd wordt, sprake is van twee overtredingen van het relatiebeding. Deco vordert de volledige boete, zoals die in het beding is opgenomen. [gedaagde] verweert zich hiertegen.
Dit verweer is terecht. De omstandigheden van het geval rechtvaardigen een forse matiging van de boete. Volledige toepassing van het boetebeding zal leiden tot een in de omstandigheden buitensporig en onaanvaardbaar resultaat. Het betreft twee incidenten zonder enige daadwerkelijke schade voor Deco, door een beginnend ondernemer die geen producten van Paint of Ravago heeft ingekocht en evenmin aan deze relaties van Deco heeft geleverd. Het bedrijfsdebiet van Deco is door de twee contacten niet of nauwelijks reëel in gevaar geweest. De contractuele boete dient als prikkel tot nakoming van contractuele verplichtingen. Nu de werking van het beding inmiddels geëindigd is, is ook daarin geen reden voor verdere prikkel meer gelegen. Vooralsnog wordt voor de matiging aansluiting gezocht bij het bedrag dat opgenomen is voor een overtreding per dag van € 1.500,00 en dus voor twee overtredingen een bedrag van € 3.000,00.
4.9.
Partijen wordt in overweging gegeven, gelet op deze uitgangspunten en de tijd en kosten die met getuigenbewijs gemoeid is, om verder met elkaar in overleg te treden om tot een onderlinge regeling te komen.
4.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat [directielid Deco] hem toestemming heeft gegeven om, ondanks het relatiebeding, in contact te treden met leveranciers en, incidenteel, kleinere afnemers van Deco,
5.2.
stelt [gedaagde] in de gelegenheid om op de rolzitting van 15 mei 2019 schriftelijk op te geven welke getuigen hij wil voorbrengen en daarbij de verhinderdata voor de maanden juni tot en met september 2019 op te geven van de getuigen en beide partijen, waarna een datum voor de te houden getuigenverhoren zal worden bepaald,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op
24 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.