Uitspraak
eisende partij,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.J.M. Melissen.
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 7 december 2018,
- de conclusie van antwoord, tevens akte bewijsaanbod,
- het tussenvonnis van 13 februari 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- de brief van de zijde van Deco van 21 maart 2019, met producties 8 tot en met 10.
De comparitie van partijen is gehouden op 4 april 2019. Hiervan is door de griffier aantekening gehouden.
2.De feiten2.1. Deco is producent van onder meer gietvloeren en coatingsystemen. [gedaagde] is in september 2012 bij Deco in dienst getreden als laborant, waarbij het doorontwikkelen van de diverse producten van Deco en het documenteren en archiveren van de recepten voor de producten tot zijn taak behoorde.
“(…)10. Relatiebeding
3.De vordering en het verweer
7 december 2018 tot de dag van algehele voldoening en in de proceskosten.
Zij stelt daartoe dat de drie contacten van [gedaagde] in strijd zijn met het relatiebeding, zodat hij drie maal de overeengekomen boete van € 50.000,00 per overtreding verschuldigd is.
4.4. De beoordeling
Deco.
Deco betwist dat de gestelde afspraak is gemaakt en, subsidiair, dat [directielid Deco] bevoegd heeft gehandeld als hij een dergelijke afspraak gemaakt zou blijken te hebben.
Deco heeft een verklaring overgelegd, afkomstig van [directielid Deco] , waarin deze onder meer schrijft: “
(…) Aan het eind van het gesprek is er door mij tegen [gedaagde] gezegd bij de klanten van Deco Coating Industrie B.V. weg te blijven omdat hij een relatie beding met Deco Coating Industrie B.V. overeengekomen was. Er is door mij op geen enkele manier een uitspraak gedaan dat het hebben van de zelfde klanten geen probleem zou zijn. Ik heb in dezelfde bewoordingen gezegd; blijf bij onze klanten weg. (…)”. Deze weergave wordt bevestigd in een eveneens overgelegde schriftelijke verklaring van de echtgenote van [directielid Deco] . Ook ter zitting heeft [directielid Deco] aangegeven dat [gedaagde] het relatiebeding moet eerbiedigen.
De stelling van Deco, dat [directielid Deco] onbevoegd was om een dergelijke toezegging aan [gedaagde] te doen, wordt niet gevolgd. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat de dagelijkse leiding in de onderneming berust bij twee van de vier aandeelhouders en dat [directielid Deco] zijn dagelijkse aanspreekpunt was, ook vanwege de bestaande familierelatie. Dat de aandeelhouders wekelijks een gezamenlijk overleg hebben en daar besluiten nemen, maakt dat niet anders. Voor dagelijkse (personeels)zaken is de bevoegdheid, zoals die in het handelsregister is vastgelegd niet van doorslaggevend belang, nu het niet gaat om het aangaan van verplichtingen voor de vennootschap, maar om een toezegging tegenover een ex-werknemer om het relatiebeding te beperken.
Ook als [gedaagde] inderdaad die chemie-dag alleen bezocht heeft om zijn eigen kennis en kunde te vergroten is het een verboden contact, omdat het betrekking heeft op zaken die tot de activiteiten van werkgever behoren, namelijk de kennis van de door Ravago te leveren grondstoffen/producten en de toepassingsmogelijkheden daarvan voor ondernemingen zoals die van Deco en [gedaagde] .
5.De beslissing
24 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.