Uitspraak
6 september 2018, 29 november 2018 en 24 januari 2019.
1.De inhoud van de tenlastelegging
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) steekvoorwerp, in de borst en/of buik en/of de hand, in elk geval in het lichaam heeft gestoken/ geprikt/ gesneden en/of
- meermalen, althans in ieder geval éénmaal, met een stok, buis en/of staaf, in ieder geval een dergelijk voorwerp op haar lichaam te slaan.
3.Bewezenverklaring
of omstreeksde periode van 23 mei 2018 tot en met 24 mei 2018 te Wichmond, gemeente Bronckhorst,
althans in Nederlandter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachte rade,van het leven te beroven, die [slachtoffer]
meermalen, in ieder geval éénmaal,met een mes,
in ieder geval een dergelijk (scherp) steekvoorwerp,in de borst en/of buik
en/of de hand, in elk geval in het lichaamheeft gestoken
/ geprikt/gesnedenterwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Alles afwegende, legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van dertig maanden, waarvan achttien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies.
dadelijkuitvoerbaar zijn.
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
18 (achttien) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 2.405,71 (vierentwintighonderdvijf euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering voor het overige af;
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag
te betalen van € 2.405,71 (vierentwintighonderdvijf euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom één dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2019.