ECLI:NL:RBGEL:2019:4865

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
7749309 \ CV EXPL 19-2082
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid en verwijzing naar pachtkamer in geschil over geliberaliseerde pachtovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland, locatie Nijmegen, is behandeld, gaat het om een geschil tussen [naam eiser] en [naam gedaagde] over een geliberaliseerde pachtovereenkomst. De pachtovereenkomst, waarbij [naam gedaagde] als eigenaar een perceel cultuurgrond aan [naam eiser] heeft verpacht, eindigde op 31 december 2018. [naam eiser] vordert betaling van € 9.973,40 van [naam gedaagde], die hij stelt te hebben geleden door inbreuk op zijn gebruiksrecht als pachter en onverschuldigde betalingen. [naam gedaagde] betwist de bevoegdheid van de kantonrechter en stelt dat de pachtkamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, exclusief bevoegd is. Hij vordert dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de pachtkamer.

De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 1019j van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de pachtkamer bevoegd is in zaken betreffende pachtovereenkomsten. Aangezien de vorderingen van [naam eiser] voortvloeien uit de pachtovereenkomst, is de kantonrechter van oordeel dat hij zich onbevoegd moet verklaren. De zaak wordt daarom verwezen naar de pachtkamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, voor verdere behandeling. Tevens wordt [naam eiser] veroordeeld in de proceskosten van het incident.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de vorderingen niet door de kantonrechter behandeld worden, maar dat de zaak in conventie en reconventie ter verdere behandeling naar de rolzitting van de pachtkamer wordt verwezen. De kosten van de gemachtigde van [naam gedaagde] in het incident worden aan [naam eiser] opgelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 7749309 \ CV EXPL 19-2082 \ 25115 \ 636
uitspraak van
vonnis in het incident
in de zaak van
[naam eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in de hoofdzaak in conventie
gedaagde partij in de hoofdzaak in reconventie
gedaagde partij in het incident in conventie
gemachtigde AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Assen
tegen
[naam gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in de hoofdzaak in conventie
eisende partij in de hoofdzaak in reconventie
eisende partij in het incident in conventie
gemachtigde mr. J.H. van Vliet
Partijen worden hierna [naam eiser] en [naam gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 april 2019 met producties
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring dan wel tot verwijzing, tevens conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met producties
- de conclusie van antwoord in het incident.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
Tussen [naam gedaagde] en [naam eiser] heeft een (geliberaliseerde) pachtovereenkomst bestaan waarbij [naam gedaagde] als eigenaar het perceel ‘cultuurgrond’ aan de [adres] aan [naam eiser] heeft verpacht. Deze pachtovereenkomst is op 31 december 2018 geëindigd.
2.2.
[naam eiser] vordert de veroordeling van [naam gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 9.973,40 te vermeerderen met de wettelijke rente hierover tot aan de dag van algehele voldoening en tot betaling van de kosten van dit geding.
2.3.
[naam eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij schade ter hoogte van
€ 12.000,00 heeft geleden doordat [naam gedaagde] in 2017 en 2018 inbreuk heeft gemaakt op zijn exclusieve gebruiksrecht als pachter. Ook stelt hij dat hij € 2.500,00 onverschuldigd aan [naam gedaagde] heeft betaald. Indien hij zijn vordering op [naam gedaagde] van in totaal
€ 14.500,00 verrekent met de pacht van € 4.526,60 die hij nog over 2018 aan [naam gedaagde] is verschuldigd, resteert nog een vordering op [naam gedaagde] van € 9.973,40, aldus [naam eiser] .
2.4.
[naam gedaagde] heeft ten aanzien van de bevoegdheid van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Nijmegen, aangevoerd dat op grond van artikel 1019j van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de pachtkamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, exclusief bevoegd is in deze zaak en dat ook op grond van het Zaaksverdelingsreglement van de rechtbank Gelderland de zaak dient te worden verwezen naar de pachtkamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen. Hij vordert dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart en het geding zal verwijzen naar de bevoegde pachtkamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen.
2.5.
Daarnaast heeft [naam gedaagde] geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [naam eiser] in conventie, met veroordeling van [naam eiser] in de kosten van het geding, en heeft hij op zijn beurt een vordering in reconventie ingesteld. [naam gedaagde] vordert in reconventie dat [naam eiser] zal worden veroordeeld:
  • tot betaling aan hem van € 4.526,50 uit hoofde van verschuldigde pacht, te verhogen met 1% rente voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [naam eiser] in gebreke is sinds 1 november 2018;
  • tot betaling aan hem van de kosten van € 577,65 verbonden aan de incasso van de pachtprijs, gebaseerd op de BIK-staffel;
  • om afrasteringspalen en prikkeldraad terug aan te brengen en het verdwenen toegangshek terug te plaatsen;
  • tot betaling van de kosten van € 239,28 die [naam gedaagde] heeft moeten maken om de bij het sloten vrijgekomen specie over het land te verwerken;
  • in de kosten van het geding.
2.6.
[naam eiser] heeft verklaard zich ten aanzien van het opgeworpen incident te refereren aan het oordeel van de kantonrechter.
2.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 1019j Rv wordt door de pachtkamer van de rechtbank, bedoeld in artikel 48 van de Wet op de rechterlijke organisatie, behandeld en beslist alle zaken betreffende:
a) een pachtovereenkomst als bedoeld in de vijfde titel van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
b) een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst;
c) een overeenkomst tot het aangaan van een pachtovereenkomst;
d) een overeenkomst waarbij persoonlijke zekerheid wordt gesteld voor de nakoming van een pachtovereenkomst;
e) een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 399c of 399e van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
f) een overeenkomst tussen de afgaande en opkomende pachter, verband houdende met de overgang van het bedrijf;
g) vorderingen tot ontruiming van het gepachte door de pachter of de gewezen pachter en tot opeising van het verpachte van de pachter of gewezen pachter;
h) vorderingen tot schadevergoeding of betaling van het bedrag, bedoeld in de artikelen 373, eerste en derde lid, en 377, derde en vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
i) vorderingen tot terugbetaling van te veel betaalde pacht;
j) vorderingen tot vergoeding van schade wegens onrechtmatig gebruik van het gepachte, nadat de pachtovereenkomst is geëindigd.
2.8.
[naam eiser] betwist niet dat zijn vorderingen voortvloeien uit de (geliberaliseerde) pachtovereenkomst. Ook geschillen betreffende de bijzondere pachtvormen van artikel 7:385 e.v. BW, waaronder de geliberaliseerde pachtovereenkomst (artikel 7:397 BW), behoren tot de bevoegdheid van de pachtkamer. Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze zaak dan ook enkel de pachtkamer van de rechtbank Gelderland bevoegd. De kantonrechter zal zich dan ook zowel in conventie als in reconventie onbevoegd verklaren en zal de zaak verwijzen naar de in deze bevoegde pachtkamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen.
2.9.
[naam eiser] zal als de in het incident in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de gemachtigde van [naam gedaagde] in het incident.

3.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd om de vorderingen te behandelen;
3.2.
veroordeelt [naam eiser] om aan [naam gedaagde] te betalen de proceskosten in het incident, tot deze uitspraak aan de kant van [naam gedaagde] begroot op € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
3.3.
verklaart deze (kosten)veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
3.4.
verwijst de zaak in conventie en in reconventie, in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere behandeling naar de rolzitting van de pachtkamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, op woensdag 27 november om 10:00 uur, voor conclusie van antwoord in reconventie door [naam eiser] .
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op