ECLI:NL:RBGEL:2019:4906
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen last tot beëindiging permanente bewoning recreatiewoning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 november 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een last onder dwangsom had ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Beuningen. Deze last hield in dat verzoekster de permanente bewoning van haar recreatiewoning binnen zes maanden diende te beëindigen, omdat dit in strijd was met het bestemmingsplan. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde voor ernstige gevolgen van handhaving.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2019 is verzoekster verschenen, bijgestaan door een gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een advocaat en twee medewerkers. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster en verweerder afgewogen, waarbij hij zich baseerde op artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de handhaving rechtvaardigden. Verzoekster had niet voldoende aangetoond dat haar medische omstandigheden of financiële situatie zodanig waren dat handhaving onevenredig zou zijn.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had en dat de termijn van zes maanden om alternatieve woonruimte te vinden in beginsel voldoende was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de verwachting dat verweerder het besluit zal handhaven in de bezwarenprocedure. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.