Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[Naam A] , te [woonplaats] , verzoekster,
het college van burgemeester en wethouders van Beuningen, verweerder.
Procesverloop
.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 november 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een last onder dwangsom had gekregen van het college van burgemeester en wethouders van Beuningen. De last hield in dat verzoekster de permanente bewoning van haar recreatiewoning binnen zes maanden diende te beëindigen, omdat dit in strijd was met het bestemmingsplan. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij de beslissing op bezwaar niet kon afwachten.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2019 is verzoekster verschenen, bijgestaan door een gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een advocaat en twee andere vertegenwoordigers. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster en verweerder afgewogen, waarbij werd gekeken naar de kans van slagen van het bezwaar en de rechtmatigheid van het besluit. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het handhavend optreden van verweerder onevenredig maakten. Verzoekster had niet aangetoond dat zij geen alternatieve woonruimte kon vinden, en de termijn van zes maanden om een nieuwe woning te zoeken werd als redelijk beschouwd.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had en dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.