In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 7 november 2019, hebben eisers bezwaar gemaakt tegen de stilzwijgende instemming van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten met de aanleg van een uitrit. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.M. Stedelaar, stelden dat de aanleg van de uitrit onterecht was, omdat dit ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats in een gebied waar al een tekort aan parkeerplaatsen is. Het college had op 11 december 2018 het bezwaar van eisers ongegrond verklaard, waarna eisers in beroep gingen.
Tijdens de zitting op 21 oktober 2019 werd duidelijk dat de stilzwijgende instemming van het college niet als een besluit kan worden aangemerkt, omdat deze niet op schrift is gesteld en geen rechtshandeling inhoudt. De rechtbank oordeelde dat de stilzwijgende instemming geen juridische gevolgen heeft en dat het college ten onrechte het bezwaar van eisers in behandeling had genomen. De rechtbank vernietigde het besluit op bezwaar en verklaarde het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk, met de mogelijkheid voor eisers om hun bezwaar voor te leggen aan de burgerlijke rechter.
De rechtbank benadrukte dat de stilzwijgende instemming geen besluit is en dat de rechtsbescherming onder de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat de eisers recht hebben op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.024, en dat het griffierecht van € 174 aan hen moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en biedt belangrijke inzichten in de rechtsbescherming tegen bestuursbesluiten en de noodzaak van schriftelijke besluiten.