ECLI:NL:RBGEL:2019:5298

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
05/840060-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man en vrouw uit Apeldoorn voor een reeks vermogensdelicten

Op 15 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man en een 33-jarige vrouw, beiden uit Apeldoorn. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 60 uur voor het plegen van meerdere vermogensdelicten. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een reeks diefstallen die plaatsvonden tussen december 2015 en januari 2016. De verdachten werden beschuldigd van het stelen van een aanhangwagen, een sloep, en diverse goederen uit bedrijfsruimtes, alsook van het plegen van een poging tot diefstal uit geldautomaten. Tijdens de zitting op 1 november 2019 zijn de feiten besproken, waarbij de officier van justitie bewijs heeft aangedragen dat de verdachten schuldig waren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de vrouw vrij van het eerste feit, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop sinds de feiten en de rol van de verdachten in het geheel, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840060-17
Datum uitspraak : 15 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
raadsvrouw: mr. I. Stas, advocaat te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 november 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 11 t/m 13 december 2015 te
Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een aanhangwagen (Nelbach type TBN2000) en/of een (houten) sloep, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededaders,
waarbij verdachte en/of haar mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
aanhangwagen en/of sloep onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door
middel van braak en/of verbreking;
(PL0600-2015610746 blz. 119 ev)
2.
zij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 08 t/m 09 januari
2016 te Wenum Wiesel, gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een of meer bedrijfsruimtes in een bedrijfspand aan de
[adres 2] aldaar heeft weggenomen
- een computer (Apple Mac Pro) en/of een elektrische piano (Korg) en/of een
midi-keyboard (Cme Uf5) en/of een creditcard (bankrekening
[rekeningnummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of haar mededaders (PL0600-2016016442 blz. 134 ev), en/of
- een radio (JVC) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededaders (PL0600-2016016434 blz. 166 ev) en/of
- een computer (laptop Asus) in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededaders (PL0600-2016016464 blz. 176 ev) en/of
- een accuboormachine en/of een computer (laptop Compaq) in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders
(PL0600-2016016503 blz. 172 ev),
waarbij verdachte en/of haar mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
3.
zij op of omstreeks 09 januari 2016 te Vaassen, gemeente Epe,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat aan
de Dorpsstraat 74 aldaar heeft weggenomen een geldbedrag van 400,-- euro, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders,
waarbij verdachte en/of haar mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
een valse sleutel, te weten een (gestolen) creditcard ten name van [slachtoffer 3] ,
tot het gebruik waarvan verdachte en/of haar mededader(s) niet gerechtigd
en/of gemachtigd was/waren;
(PL0600-2016016442 blz. 134 ev)
4.
zij op (een) tijdstip(pen) op of omstreeks 09 januari 2016 te Epe en/of Noord
Veluwe, en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer
geldautomaat/-maten van de RABO-bank Noord Veluwe en/of van de ING-bank Epe
weg te nemen een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
haar mededaders, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun
bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een (gestolen)
creditcard ten name van [slachtoffer 3] , tot het gebruik waarvan verdachte en/of haar
mededader(s) niet gerechtigd en/of gemachtigd was/waren, met die creditcard
heeft geprobeerd geld op te nemen/te pinnen bij die geldautomaat/-maten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(PL0600-2016016442 blz. 134 ev)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd onder 1, 2, 3 en 4. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn herkend door getuige [getuige] als de personen die hem de sloep en aanhangwagen hebben verkocht. Daarnaast is de verstreken tijd tussen het moment waarop de sloep en aanhangwagen voor het laatst door aangever zijn gezien en het moment waarop de sloep te koop is aangeboden via WhatsApp zeer kort. Verdachte heeft verklaard dat zij altijd bij medeverdachte was. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden, waardoor het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1. Niet kan worden uitgesloten dat getuige [getuige] de sloep en aanhangwagen van iemand anders heeft gekocht dan van verdachte en medeverdachte. Verdachte heeft verklaard dat zij niets te maken heeft gehad met dit feit.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder de feiten 2, 3 en 4 heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het (mede)plegen van diefstal van de houten sloep en de aanhangwagen door verdachte. De verklaring van verdachte dat zij in die periode altijd bij medeverdachte was, maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het tenlastegelegde onder feit 1.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 168-170;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] namens [slachtoffer 4] , p. 134-135 + bijlage goederen, p. 136;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 166-167;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] namens [slachtoffer 8] , p. 172-173;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 176-177;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is feit 2 naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] namens [slachtoffer 4] , p. 134-135;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 138;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 151-152;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is feit 3 naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] namens [slachtoffer 4] , p. 134-135;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 144;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 151-152;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is feit 4 naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
zij op
(een)tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 8 t/m 9 januari 2016 te Wenum Wiesel, gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, (telkens
)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit
een ofmeer bedrijfsruimtes in een bedrijfspand aan de [adres 2] aldaar heeft weggenomen
- een computer (Apple Mac Pro) en
/ofeen elektrische piano (Korg) en
/ofeen midi-keyboard (Cme Uf5) en
/ofeen creditcard (bankrekening [rekeningnummer] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders (PL0600-2016016442 blz. 134 ev), en
/of- een radio (JVC)
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders (PL0600-2016016434 blz. 166 ev)en
/of- een computer (laptop Asus)
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders (PL0600-2016016464 blz. 176 ev)en
/of- een accuboormachine en
/ofeen computer (laptop Compaq)
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders (PL0600-2016016503 blz. 172 ev),
waarbij verdachte en
/ofhaar mededader
szich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en
/ofdie
/datweg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
3.
zij op
of omstreeks9 januari 2016 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een geldautomaat aan de Dorpsstraat 74 aldaar heeft weggenomen een geldbedrag van 400,-- euro,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders,waarbij verdachte en
/ofhaar mededader
s zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
geldbedrag onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een
(gestolen
)creditcard ten name van [slachtoffer 3] , tot het gebruik waarvan verdachte en
/ofhaar mededader
(s)niet gerechtigd en/of gemachtigd
was/waren;
(PL0600-2016016442 blz. 134 ev)
4.
zij op
(een)tijdstip
(pen
)op
of omstreeks9 januari 2016 te Epe en
/ofNoord Veluwe, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit
een of meergeldauto
maat/-maten van de RABO-bank Noord Veluwe en
/ofvan de ING-bank Epe weg te nemen een of meer geldbedrag(en),
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders,en
zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/ofdie/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een
(gestolen
)creditcard ten name van [slachtoffer 3] , tot het gebruik waarvan verdachte en
/ofhaar mededader
(s)niet gerechtigd en/of gemachtigd
was/waren, met die creditcard heeft geprobeerd geld op te nemen/te pinnen bij die geldauto
maat/-maten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(PL0600-2016016442 blz. 134 ev)
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Ten aanzien van feit 4:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en voorts tot het verrichten van 120 uren taakstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de straftoemeting acht te slaan op het reclasseringsadvies. Verdachte heeft haar leven op orde. Voorts dient rekening te worden gehouden met de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan en met het tijdverloop sinds de pleegdatum van de feiten. Ten slotte is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie van 11 oktober 2019;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 22 oktober 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks vermogensdelicten samen met medeverdachte [medeverdachte] . Door deze vermogensdelicten is schade en overlast veroorzaakt voor de betrokkenen. Verdachte en haar mededader hebben om hun drugsverslaving te betalen alleen rekening gehouden met hun eigen geldelijk gewin, zonder rekening te houden met de gevolgen voor de betrokkenen. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. De rechtbank houdt er bij de straftoemeting echter rekening mee dat verdachte niet de initiatiefnemer is geweest tot het plegen van de feiten.
Er is sprake van een groot tijdverloop sinds de pleegdatum van de verschillende feiten. Verdachte is aangehouden op 16 januari 2017 en kon daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. Het proces-verbaal is gesloten op 1 februari 2017 en de zaak is voor het eerst behandeld ter terechtzitting van 1 november 2019. In de tussenliggende periode heeft de zaak kennelijk stilgelegen, waarvan niet is gebleken dat dit te wijten valt aan de verdachte of de verdediging. Naar het oordeel van de rechtbank is met het tijdverloop van twee jaar en negen maanden de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM overschreden. Daarmee wordt rekening gehouden in de strafmaat.
Blijkens de justitiële documentatie van verdachte is zij de afgelopen jaren niet in beeld geweest bij politie en justitie. Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat de reclassering geen aanwijzingen of aanknopingspunten ziet om een plan van aanpak op te stellen. Verdachte was ten tijde van het gesprek met de reclassering een ontkennende verdachte, waardoor de reclassering geen verbanden heeft kunnen leggen tussen mogelijke criminogene factoren en haar vermeende delictgedrag. Verder volgt uit het rapport dat verdachte huisvesting en een baan heeft.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf afbreuk zou doen aan wat verdachte sinds het plegen van de feiten heeft opgebouwd. Wel acht de rechtbank een stok achter de deur wenselijk, om herhaling in de toekomst te voorkomen. Om die reden zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden worden opgelegd. In plaats van een proeftijd van drie jaren, zal de rechtbank gezien het tijdverloop volstaan met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf op zijn plaats. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank 10% minder uren taakstraf opleggen dan zij zou hebben opgelegd zonder overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie, omdat zij verdachte heeft vrijgesproken van feit 1. Voorts houdt de rechtbank rekening met de kleinere rol van verdachte in het geheel. Alles afwegende, komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf van 60 uur, met aftrek van het voorarrest.
Artikel 63 Wetboek van Strafrecht is weliswaar van toepassing wegens een veroordeling door de kantonrechter voor een verkeersovertreding, maar de rechtbank ziet daarin geen reden om tot een wezenlijk andere straftoemeting te komen.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 750,--.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 650,--.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe te wijzen tot het bedrag van € 500,--, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien dagen hechtenis.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe te wijzen tot een bedrag dat de rechtbank dient te schatten, vanwege het gebrek aan onderbouwing van de vordering. Tevens heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toegewezen kan worden voor wat betreft het materieel gevorderde bedrag. Dit bedrag dient hoofdelijk te worden toegewezen. Wat betreft het immaterieel gevorderde dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 6] is onvoldoende onderbouwd en om die reden dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder feit 2) bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De benadeelde partij heeft € 500,-- aan materiële schadevergoeding gevorderd. Dit bedrag is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
Voorts heeft de benadeelde partij € 250,-- aan immateriële schadevergoeding gevorderd. De bewezen verklaarde feiten hebben geen lichamelijk letsel tot gevolg gehad. De vraag is vervolgens of sprake is van een aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze. Om aan te tonen dat hiervan sprake is, dient een benadeelde partij voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan, waarvoor nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Ter onderbouwing van de onderhavige vordering is aangevoerd dat de benadeelde partij zich gedurende lange tijd niet veilig heeft gevoeld op zijn kantoor en met tegenzin naar zijn werk ging. Hoewel dit de rechtbank zeker niet onaannemelijk voorkomt, is deze onderbouwing onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
Verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door haar mededader is of wordt voldaan. In het feit dat sprake is van een mededader ziet de rechtbank aanleiding de vervangende hechtenis te halveren.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 januari 2016.
[slachtoffer 6]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder feit 2) bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De benadeelde partij heeft € 650,-- gevorderd, kennelijk vanwege de diefstal van een boormachine, computer en hifi-installatie. De vordering is niet onderbouwd met stukken, maar uit de aangifte van [slachtoffer 6] volgt dat een witte Asus laptop met een waarde van ongeveer € 350,-- is weggenomen. De rechtbank acht de aangifte voldoende onderbouwing voor de stelling dat de benadeelde partij schade heeft geleden ten gevolge van de diefstal van de laptop. Aangezien de hoogte van de schade niet is onderbouwd, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De geleden schade wordt geschat op een bedrag van € 300,--. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen. Wat meer of anders is gevorderd, wordt afgewezen.
Verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door haar mededader is of wordt voldaan. In het feit dat sprake is van een mededader ziet de rechtbank aanleiding de vervangende hechtenis te halveren.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 januari 2016.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 een
taakstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht twee uren in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil:
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 3] € 500,-- (vijfhonderd euro);
2. [slachtoffer 6] € 300,-- (driehonderd euro);
telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2016;
  • verklaart de
  • wijst af hetgeen de
 legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt:
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [slachtoffer 3] € 500,-- vijf dagen;
2. [slachtoffer 6] € 300,-- drie dagen;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader de betreffende schadebedragen zijn betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. E.H.T. Rademaker en
mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2019.
mr. M.S. de Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie