ECLI:NL:RBGEL:2019:5316

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
7789726/ VV EXPL 19-38
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning na sluiting door burgemeester wegens hennepteelt

In deze zaak vorderde de Gemeente Ermelo ontruiming van de huurwoning van [gedaagde] na een sluiting door de burgemeester wegens de vondst van een hennepkwekerij. De procedure begon met een dagvaarding op 27 mei 2019, gevolgd door een zitting op 12 juni 2019. De Gemeente stelde dat de huurovereenkomst was geëindigd door een brief van 9 april 2019, waarin de huur werd opgezegd. [gedaagde] was het niet eens met deze vordering en voerde aan dat de Gemeente niet de juiste procespartij had gedagvaard en dat de hennepplantjes niet van hem waren. De rechter oordeelde dat de Gemeente terecht de bewindvoerder had gedagvaard, aangezien [gedaagde] onder bewind stond. De rechter concludeerde dat het zeer waarschijnlijk was dat in een gewone rechtszaak de beëindiging van de huurovereenkomst zou worden bevestigd, en dat de ontruiming van de standplaats gerechtvaardigd was. De medische situatie van [gedaagde] werd niet als reden voor een ander oordeel gezien. De Gemeente kreeg de mogelijkheid om de ontruiming te laten uitvoeren door een deurwaarder, en de bewindvoerder werd veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder het perceel binnen drie weken moest ontruimen en de Gemeente in staat moest stellen om het perceel schoon en schadevrij te ontvangen.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens: 7789726 VV EXPL 19-38
Grosse aan: mr. Oosterveer
Afschrift aan: mr. Jaasma
Verzonden d.d.:
vonnis d.d. 26 juni 2019 in kort geding
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoonGemeente Ermelo,
gevestigd te Ermelo,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.A. Oosterveer,
tegen
[naam bewiwndvoerder],handelende onder de naam
[naam 1],
kantoorhoudende te Hulshorst,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[gedaagde].wonende te Apeldoorn,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S.J.M. Jaasma.
Partijen zullen hierna ook de Gemeente, de bewindvoerder en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het procesverloop

De procedure is begonnen met de dagvaarding, die op 27 mei 2019 aan de bewindvoerder is uitgereikt. Er is een zitting gehouden op 12 juni 2019. Daarvan zijn aantekeningen gemaakt door de griffier.

2.De feiten

In deze zaak zijn partijen het eens over het volgende:
- [gedaagde] huurt sinds 2012 de woonwagenstandplaats [adres]. Op dit moment is de Gemeente de verhuurder.
- [gedaagde] is in 2016 onder bewind gesteld en daarbij is de bewindvoerder benoemd.
- op 10 januari 2019 heeft de politie op [adres] spullen van een hennepkwekerij aangetroffen en 214 stekken van hennepplanten.
- (de burgemeester van) de Gemeente heeft op 13 februari 2019 besloten tot tijdelijke sluiting van de woonwagen en de schuur aan het [adres]. Deze sluiting liep tot 17 mei 2019. [gedaagde] en de bewindvoerder hebben geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het besluit is inmiddels onherroepelijk.
- de Gemeente heeft op 9 april 2019 een brief gestuurd aan [gedaagde]. In deze brief heeft de Gemeente de huur opgezegd. De brief is ook door de deurwaarder bij de bewindvoerder bezorgd.
- [gedaagde] heeft de [adres] niet ontruimd.

3.De vordering

3.1.
De Gemeente vordert dat de rechter in het vonnis zal uitspreken dat de bewindvoerder moet zorgen dat [gedaagde] binnen drie dagen de standplaats ontruimd en leeg oplevert bij de Gemeente. Als de bewindvoerder en [gedaagde] dat niet vrijwillig doen, wil de Gemeente toestemming om het zelf te mogen ontruimen. En de Gemeente vraagt om de proceskosten door de bewindvoerder te laten betalen.
3.2.
De Gemeente gaat er van uit dat de huurovereenkomst is geëindigd door de brief van 9 april 2019. Dat betekent dat [gedaagde] er niet meer mag wonen en dus weg moet. Omdat [gedaagde] niet vrijwillig weg is gegaan, wil de Gemeente dat de rechter hem daartoe verplicht.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering. Allereerst voert de gemachtigde aan dat de Gemeente niet de goede procespartij heeft gedagvaard. [gedaagde] had zelf de dagvaarding moeten krijgen, niet de bewindvoerder.
Daarnaast voert [gedaagde] aan dat de spullen voor de hennepkwekerij er al heel lang lagen en dat de plantjes niet van hem waren maar van een familielid. Hij wist wel dat ze er stonden, maar verwacht dat de strafrechter hem geen straf hiervoor zal opleggen. De drie maanden dat hij zijn huis uit moest waren al een flinke straf. [gedaagde] vermoedt dat de Gemeente de standplaats leeg wil hebben omdat er ruimte nodig is op het kamp vanwege voorschriften van de brandweer. Als hij nu weg moet, kan hij vanwege zijn verleden en zijn ziekte geen andere plek meer krijgen en zal hij op straat belanden. Ook zal hij dan zijn uitkering kwijtraken en daardoor ook de bewindvoerder. De Gemeente heeft haar zorgplicht naar hem als burger geschonden.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort geding-procedure wordt gevraagd om een (spoed)maatregel te treffen die niet kan wachten op de beslissing in een gewone rechtszaak. De wet gaat er van uit dat er na de kort geding procedure ook een gewone rechtszaak zal komen. In de praktijk gebeurt dat niet altijd, maar voor de beslissing is dit wel belangrijk. In een kort geding beoordeelt de rechter of het waarschijnlijk is dat in de gewone rechtszaak een beslissing zal worden genomen die in het voordeel van de eisende partij zal zijn. Als dat voldoende waarschijnlijk is, kan de maatregel die daarop vooruit loopt, in kort geding worden toegewezen. Omdat een kort geding snel beslist moet worden is er geen mogelijkheid om getuigen te horen of ander onderzoek te (laten) doen.
4.2.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft geen gelijk als hij vindt dat [gedaagde] zelf de dagvaarding had moeten krijgen en niet de bewindvoerder. Omdat [gedaagde] onder bewind is gesteld en dus niet zelf over zijn geld en goederen mag beslissen, heeft de Gemeente terecht de vorderingen formeel ingesteld tegen de bewindvoerder. Zij zal de beslissing namelijk moeten uitvoeren als er ontruimd moet worden.
4.3.
Het is dan zeer aannemelijk dat in een gewone rechtszaak zal worden beslist dat [gedaagde] de standplaats moet ontruimen. Dat komt omdat de huurovereenkomst al is geëindigd. [gedaagde] woont op een plek die niet van hem is, maar van de Gemeente. Hij mocht daar wonen, omdat daarover afspraken waren gemaakt tussen partijen in de huurovereenkomst. Het staat vast dat de Gemeente de huurovereenkomst heeft opgezegd. Als er geen huurovereenkomst is, vervalt de reden waarom [gedaagde] op de plek van een ander (de Gemeente) zou mogen wonen. Als in een gewone rechtszaak een oordeel gegeven zou moeten worden over het einde van de huurovereenkomst, dan kan het haast niet anders dan dat die beëindiging in stand blijft.
4.4.
In dit geval heeft (de burgemeester van) de Gemeente de standplaats gesloten vanwege de vondst van de spullen voor een hennepkwekerij en de hennepplantjes. Dat besluit kan niet meer door de rechter getoetst worden, want de termijnen daarvoor zijn voorbij. Ook een strafzaak kan niets meer aan dat besluit veranderen. Als [gedaagde] in een strafzaak vrijgesproken zou worden, blijft dit besluit van de Gemeente ongewijzigd. Het besluit om de standplaats te sluiten staat juridisch helemaal los van de vraag wie er volgens het strafrecht iets met die plantjes en spullen te maken heeft.
4.5.
De wet geeft een verhuurder het recht om de huurovereenkomst te beëindigen als het gehuurde pand (of hier: de standplaats) door de overheid gesloten wordt als ‘drugspand’. Daarvoor is het niet nodig dat de huurder iets te verwijten valt. De Gemeente heeft als verhuurder van dit recht gebruik gemaakt. Zelfs als [gedaagde] helemaal niets met de hennepkwekerij te maken zou hebben gehad mocht de Gemeente om deze reden de huurovereenkomst eindigen. Alleen als vast zou staan dat de Gemeente misbruik maakt van die bevoegdheid, zou in een gewone rechtszaak geoordeeld kunnen worden dat de Gemeente de huurovereenkomst in dit geval niet had mogen beëindigen.
veronderstelt dat de Gemeente haar bevoegdheid misbruikt. Volgens hem wil de Gemeente eigenlijk zijn standplaats vrij hebben omdat er ruimte op het park nodig is vanwege brandweervoorschriften. De Gemeente ontkent dat er een ander doel achter de beëindiging zit. Zij zegt dat ze belang heeft bij de ontruiming omdat daarmee duidelijk gemaakt wordt dat de Gemeente geen hennepkwekerij of andere drugsactiviteiten accepteert en daartegen optreedt. Het kan zijn dat in de toekomst een verandering op het park nodig is, maar dat staat volgens de Gemeente helemaal los van het drugsbeleid dat zij als verhuurder heeft.
Omdat [gedaagde] zijn veronderstelling niet hard gemaakt heeft, moet er op dit moment van uit worden gegaan dat er geen sprake is van misbruik door de Gemeente van haar bevoegdheid.
4.6.
Omdat het er nu naar uit ziet dat in een gewone procedure geoordeeld zal worden dat de huurovereenkomst terecht beëindigd is, is het ook te verwachten dat in een gewone procedure de ontruiming van de [adres] zal worden bevolen. [gedaagde] verblijft er nu zonder huurovereenkomst en is dus een soort ‘kraker’. De Gemeente heeft er belang bij dat zij weer zelf over haar eigendom kan beschikken en kan laten zien dat er een ‘zero tolerance’-beleid is voor hennepkweek. De ontruiming kan daarom ook in kort geding al worden bevolen. Wel zal een langere ontruimingstermijn worden gegeven dan de drie dagen die de Gemeente vordert, zodat [gedaagde] iets meer tijd heeft om de ontruiming voor te bereiden.
4.7.
De medische situatie van [gedaagde], hoe vervelend ook voor hem, is geen reden voor een ander oordeel. Het is duidelijk dat ontruiming voor grote problemen zal zorgen bij [gedaagde]. Maar [gedaagde] wist dat er hennepplantjes en spullen voor een kwekerij aanwezig waren. Hij was een gewaarschuwd man, omdat er in 2015 ook een onderzoek naar een mogelijke kwekerij bij hem is geweest. Bovendien heeft de Gemeente in 2014 aan [gedaagde] een brief gestuurd waarin staat dat de gemeente hennepkwekerijen niet accepteert en zal overgaan tot ontruiming van de woning of standplaats als er in de toekomst een hennepkwekerij wordt aangetroffen. [gedaagde] wist dus dat hij het risico liep de standplaats te verliezen. Als het voor zijn gezondheid zo belangrijk is om juist deze plek te behouden, had hij moeten zorgen dat er geen hennepplantjes en geen spullen voor een kwekerij in zijn woning en schuur waren. Als hij ze zelf niet weg had kunnen halen vanwege zijn gezondheidsproblemen, had hij aan familie of vrienden moeten vragen om hem te helpen.
4.8
De vordering van de Gemeente om de ontruiming zelf uit te voeren zal worden afgewezen. De Gemeente kan de deurwaarder inschakelen voor de ontruiming als de bewindvoerder (en [gedaagde]) niet vrijwillig ontruimen. Daarvoor heeft de Gemeente geen machtiging nodig, want dit staat al in de wet.
Omdat de bewindvoerder grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij ook in de proceskosten veroordeeld.

5.5. De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om het perceel [adres] binnen drie weken na betekening van dit vonnis met alle goederen die geen eigendom zijn van de Gemeente te ontruimen en ontruimd te houden en schoon, zonder schade, ter vrije beschikking te stellen van de Gemeente,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, die aan de kant van de Gemeente tot vandaag worden vastgesteld op € 104,54 aan dagvaardingskosten, € 119,00 aan griffierecht, € 480,00 aan salaris van de gemachtigde en de nakosten van € 120,00 plus de explootkosten als het vonnis betekend wordt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na vandaag,
5.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.