ECLI:NL:RBGEL:2019:5317

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
7797267/VV EXPL 19-42
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning na sluiting door burgemeester wegens hennepteelt

In deze zaak vorderde de stichting Uwoon de ontruiming van een huurwoning van [gedaagde], die onder bewind was gesteld, na een sluiting door de burgemeester wegens de vondst van een hennepkwekerij. De procedure begon met een dagvaarding op 3 juni 2019, gevolgd door een zitting op 17 juni 2019. De burgemeester had op 7 maart 2019 besloten tot tijdelijke sluiting van de woning voor 12 weken, wat onherroepelijk was. Uwoon ontbond de huurovereenkomst op 5 april 2019, waarna [gedaagde] in zijn e-mail zijn persoonlijke omstandigheden en spijt over de situatie uiteenzette.

De kantonrechter oordeelde dat in een kort geding de spoedeisendheid van de vordering van Uwoon voldoende was, maar dat de ontbinding van de huurovereenkomst door Uwoon niet zonder meer gerechtvaardigd was. De rechter stelde vast dat de persoonlijke situatie van [gedaagde] niet in de overwegingen van Uwoon was meegenomen en dat de gevolgen van de ontruiming voor hem ingrijpender waren dan voor een niet-gehandicapte huurder. Hierdoor was het onzeker of in een gewone procedure de ontruiming zou worden toegewezen.

Uwoon werd in de proceskosten veroordeeld, omdat zij ongelijk kreeg in de procedure. De kantonrechter wees de vorderingen van Uwoon af en verklaarde de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens: 7797267 VV EXPL 19-42
Grosse aan: gedaagde partij
Afschrift aan: eisende partij
Verzonden d.d.:
vonnis d.d. 1 juli 2019 in kort geding
in de zaak van
de stichting Stichting Uwoon,
gevestigd te Harderwijk,
eisende partij,
gemachtigde: mr. D.P.E.P. van Schieveen,
tegen
[beewindvoerder],wonende te Epe,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[gedaagde],[adres 1],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. K. Horstman.
Partijen zullen hierna ook Uwoon, de bewindvoerder en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het procesverloop

De procedure is begonnen met de dagvaarding, die op 3 juni 2019 bij de bewindvoerder is gebracht. Er is een zitting gehouden op 17 juni 2019. Daarvan zijn aantekeningen gemaakt door de griffier. Beide gemachtigden hebben gepleit aan de hand van pleitnotities. Voor de zitting is door mr. Horstman op 14 juni 2019 een e-mail gestuurd aan de kantonrechter en de wederpartij met daarbij een set foto’s als producties.

2.De feiten

In deze zaak zijn partijen het eens over het volgende:
- [gedaagde] woont sinds circa 20 jaar op het adres [adres 2] (hierna: de woning). Eerst was zijn partner huurder. Sinds 28 november 2011 is [gedaagde] de hoofdhuurder. In en bij de woning zijn aanpassingen verricht omdat [gedaagde] rolstoelgebonden is.
- [gedaagde] is met ingang van 15 april 2019 onder bewind gesteld en daarbij is de bewindvoerder benoemd.
- op 7 februari 2019 heeft de politie in een slaapkamer van de woning een hennepkwekerij aangetroffen met 36 hennepstekken van ca 10 cm hoog, 14 dode stekjes van hennepplanten en spullen voor een hennepkwekerij zoals lampen, dompelpomp, ventilatoren en schakelaars.
- de burgemeester van de gemeente Harderwijk heeft op 7 maart 2019 besloten tot tijdelijke sluiting van de woning voor de duur van 12 weken. [gedaagde] en de bewindvoerder hebben geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het besluit is inmiddels onherroepelijk.
- Uwoon heeft op 5 april 2019 een brief gestuurd aan de bewindvoerder. In deze brief heeft Uwoon de huurovereenkomst ontbonden.
- [gedaagde] heeft op 10 april 2019 een e-mail gestuurd aan de gemachtigde van Uwoon en daarin aandacht gevraagd voor zijn persoonlijke omstandigheden en zijn handicap. Ook heeft hij geschreven dat hij veel spijt heeft van het gebeurde en beloofd dat het nooit meer zal laten gebeuren.

3.De vordering

3.1.
Uwoon vordert dat de rechter in het vonnis zal uitspreken dat de bewindvoerder moet zorgen dat [gedaagde] binnen twee weken de woning ontruimt en de sleutels inlevert bij Uwoon. Uwoon vraagt daarbij om de proceskosten door de bewindvoerder te laten betalen.
3.2.
Uwoon gaat er van uit dat de huurovereenkomst is geëindigd door de brief van
5 april 2019. Dat betekent dat [gedaagde] er niet meer mag wonen en dus weg moet. Omdat [gedaagde] niet vrijwillig weg is gegaan, wil de Gemeente dat de rechter hem daartoe verplicht.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering. Hij vindt dat Uwoon ten onrechte geen rekening houdt met de zeer ernstige gevolgen die het verlies van zijn aangepaste woning voor hem zal hebben. Bovendien vindt hij dat Uwoon geen spoedeisend belang heeft bij de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort geding-procedure wordt gevraagd om een spoedmaatregel te treffen die niet kan wachten op de beslissing in een gewone rechtszaak. De wet gaat er van uit dat er na de kort geding procedure ook een gewone rechtszaak zal komen. In de praktijk gebeurt dat niet altijd, maar voor de beslissing is dit wel belangrijk. In een kort geding beoordeelt de rechter of het waarschijnlijk is dat in de gewone rechtszaak een beslissing zal worden genomen die in het voordeel van de eisende partij zal zijn. Als dat voldoende waarschijnlijk is, kan de maatregel die daarop vooruit loopt, in kort geding worden toegewezen. Omdat in een kort geding snel beslist moet worden, is er geen mogelijkheid om getuigen te horen of ander onderzoek te (laten) doen.
4.2.
Omdat [gedaagde] onder bewind is gesteld en dus niet zelf over zijn geld en goederen mag beslissen, heeft Uwoon terecht de vorderingen formeel ingesteld tegen de bewindvoerder. Zij zal de beslissing namelijk moeten uitvoeren als er ontruimd moet worden.
4.3.
Het spoedeisend belang is voldoende duidelijk. [gedaagde] woont in een woning die niet van hem is, maar van Uwoon. Hij mocht daar wonen, omdat daarover afspraken waren gemaakt tussen partijen in de huurovereenkomst. Het staat vast dat Uwoon de huurovereenkomst heeft ontbonden. Als er geen huurovereenkomst is, vervalt de reden waarom [gedaagde] in de woning van een ander (Uwoon) zou mogen wonen. De eigenaar heeft over het algemeen in zo’n situatie voldoende spoedeisend belang om weer over zijn eigendom te kunnen beschikken. Dat geldt zeker voor een partij als Uwoon, die tot taak heeft te zorgen voor een goed gebruik van sociale huurwoningen en de woning snel aan een andere woningzoekende moet kunnen toewijzen.
4.4.
Ter discussie is of Uwoon terecht de huurovereenkomst heeft ontbonden.
In dit geval heeft de burgemeester de woning gesloten vanwege de vondst van de spullen voor een hennepkwekerij en de hennepplantjes. Dat besluit van de burgemeester kan niet meer door de rechter getoetst worden, want de termijnen daarvoor zijn voorbij. De wet geeft een verhuurder het recht om de huurovereenkomst te beëindigen als het gehuurde pand door de overheid gesloten wordt als ‘drugspand’. Daarvoor is het niet nodig dat de huurder iets te verwijten valt. Uwoon heeft als verhuurder van dit recht gebruik gemaakt. Zelfs als [gedaagde] helemaal niets met de hennepkwekerij te maken zou hebben, was Uwoon bevoegd om vanwege de sluiting door de burgemeester de huurovereenkomst te beëindigen. Alleen als zou blijken dat Uwoon misbruik maakt van die bevoegdheid, zou in een gewone rechtszaak geoordeeld kunnen worden dat Uwoon in dit geval de huurovereenkomst niet had mogen beëindigen.
4.5.
[gedaagde] stelt dat Uwoon haar recht misbruikt, of in elk geval disproportioneel gebruik daarvan maakt. Hij voert terecht aan dat uit de brief van 5 april 2019 niet blijkt dat Uwoon ook rekening heeft gehouden met de zeer ernstige gevolgen die het voor [gedaagde] zal hebben als hij zijn woning kwijt raakt. Ook is er, volgens [gedaagde], niet gekeken naar de geringe omvang van de kwekerij en het gegeven dat hij door de sluiting en het tijdelijk moeten verlaten van zijn woning al enorm is geschrokken, hulp heeft gezocht en een ander pad is ingeslagen. Uwoon had deze omstandigheden moeten laten meewegen en had dan, volgens hem, niet tot beëindiging van de huurovereenkomst moeten besluiten.
4.6.
Hoewel Uwoon aanvoert dat zij bij haar beslissing om de huurovereenkomst te beëindigen ook aandacht heeft besteed aan de situatie van [gedaagde], blijkt dat niet uit de brief die Uwoon aan de bewindvoerder gestuurd heeft. De persoonlijke situatie van [gedaagde] wordt daarin niet genoemd. Ook blijkt nergens uit of Uwoon minder ingrijpende alternatieven heeft overwogen. Er lijkt sprake van een automatische reactie op een tijdelijke sluiting door de burgemeester vanwege de vondst van hennep in de woning. Uwoon heeft tijdens de zitting nog gezegd dat ze heeft laten meewegen dat het gaat om een geschakelde woning en risico op brandgevaar doordat er met de elektrische leidingen was geknoeid, maar ook die afweging blijkt niet uit de brief.
De gevolgen die het verlies van de woning voor [gedaagde] zal hebben, lijken ingrijpender dan de - altijd al ingrijpende - gevolgen voor een niet-gehandicapte huurder, omdat het voor hem nog lastiger zal zijn om ander onderdak te vinden.
4.7.
Omdat de afwegingen van Uwoon onduidelijk zijn, kan niet worden uitgesloten dat in een gewone procedure geoordeeld zal worden dat Uwoon in redelijkheid niet tot ontbinding van de huurovereenkomst had kunnen overgaan en in dit geval haar bevoegdheid niet had mogen gebruiken. Daarom is het ook onzeker of in een gewone procedure de ontruiming van de woning zal worden bevolen. De gevorderde ontruiming kan dan in kort geding niet worden toegewezen.
4.8.
Uwoon zal in de proceskosten veroordeeld worden, omdat zij in de procedure ongelijk krijgt.

5.5. De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2
veroordeelt Uwoon in de proceskosten, die voor de bewindvoerder worden vastgesteld op € 480,00 aan salaris van de gemachtigde,
5.3.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.