ECLI:NL:RBGEL:2019:5318

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
7803863/CV EXPL 19-2657
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huuropzegging wegens dringend eigen gebruik woning door verhuurder met gezondheidsklachten

In deze zaak heeft de verhuurster, een 72-jarige vrouw, een huurovereenkomst opgezegd omdat zij de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik. De verhuurster stelt dat haar gezondheidstoestand, waaronder artrose, het moeilijk maakt om in haar huidige, grotere woning te blijven wonen. De huurder, die in de woning woont, betwist echter de noodzaak van de opzegging en stelt dat de verhuurster nog in staat is om haar dagelijkse activiteiten uit te voeren. De kantonrechter heeft op 25 september 2019 geoordeeld dat de verhuurster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de woning dringend nodig heeft. De rechter heeft de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst afgewezen, omdat de situatie van de verhuurster op dat moment niet als dringend werd beschouwd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en betreft een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij de wettelijke gronden voor beëindiging van de huurovereenkomst aan de orde zijn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens 7803863 CV EXPL 19-2657
afschrift aan: gemachtigden
verzonden d.d.:
vonnis van de kantonrechter van 25 september 2019
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te Heerde,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.J. van den Berg,
tegen
[gedaagde partij],wonende te Heerde,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. van Popering.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.Het procesverloop

Het verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juli 2019, waarin een comparitie van partijen is gelast.
De comparitie is gehouden op 4 september 2019. Hiervan is door de griffier aantekening gehouden. Hierna is vonnis bepaald.

3.3. De vordering en het verweer3.1. [eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het tijdstip zal vaststellen waarop de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning eindigt en [gedaagde partij] zal veroordelen om de woning per die datum te ontruimen en verlaten met al het hare en de haren en onder afgifte van de aanwezige sleutels aan Riel ter vrije beschikking te stellen en te laten, en [gedaagde partij] zal veroordelen in de proceskosten, met rente.

3.2.
[eisende partij] voert hiervoor aan dat zij de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik. Vanwege haar leeftijd (ze is geboren op [geboortedag]) en gezondheidstoestand is het nodig dat zij in de woning kan gaan wonen en haar dochter in de grote woning die thans door [eisende partij] bewoond wordt. Er is voor [gedaagde partij] voldoende passende woonruimte aanwezig elders in/bij Heerde.
3.3.
[gedaagde partij] betwist de vordering. Zij voert met name aan dat (nog) geen noodzaak aanwezig is voor [eisende partij] om de woning te bewonen, zodat niet voldaan wordt aan de criteria voor dringend eigen gebruik.

4.4. De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het er over eens dat, los van de aanvankelijke bedoeling en de vraag of het tijdelijk huurcontract wettelijk tot de mogelijkheden behoorde, in elk geval inmiddels sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan slechts op bepaalde, in de wet genoemde, gronden worden toegewezen. Eén van die gronden is omschreven in artikel 7:274, 1e lid onder c BW:
‘indien de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het verhuurde zo dringend nodig heeft voor eigen gebruik, vervreemding van de gehuurde woonruimte niet daaronder begrepen, dat van hem, de belangen van beide partijen en van onderhuurders naar billijkheid in aanmerking genomen, niet kan worden gevergd dat de huurovereenkomst wordt verlengd, en tevens blijkt dat de huurder andere passende woonruimte kan verkrijgen’.
4.2.
[eisende partij] stelt dat zij de woning dringend nodig heeft in verband met haar leeftijd en gezondheidstoestand. [gedaagde partij] betwist dit gemotiveerd en wijst er op dat [eisende partij], ondanks haar leeftijd en artrose, nog gewoon fietst, wandelt en in de tuin werkt. Voor zover zij op mantelzorg aangewezen zou zijn, kan de in het dorp wonende zoon dat verzorgen en is zij niet aangewezen op inwonende/naastwonende hulpverleners, aldus [gedaagde partij].
4.3.
Het is begrijpelijk dat [eisende partij] verwacht dat haar gezondheidstoestand in de toekomst verder zal afnemen en haar behoefte aan mantelzorg zal toenemen en dat zij zich wil voorbereiden op die situatie. Eveneens is invoelbaar dat zij daarbij de wens heeft om, net als de vorige generaties van de familie, ‘door te schuiven’ naar de woning en in de grote woning plaats te maken voor de volgende generatie. Zij kan er echter niet omheen dat, anders dan bij de vorige generaties, de woning inmiddels is verhuurd aan iemand van buiten de familie. Daardoor kan zij de zekerheid, die zij wenst, niet met alleen de instemming van de familie verkrijgen, maar heeft zij ook rekening te houden met de eisen die de wet daarvoor stelt.
4.4.
[eisende partij] heeft geen concreet perspectief gegeven over de snelheid van de te verwachten veranderingen in haar gezondheidstoestand en zorgbehoefte. Zij heeft niet weersproken dat zij momenteel nog in staat is de dagelijkse dingen in en om het huis te doen, te wandelen, tuinieren en fietsen. Het blijven bewegen is, vanwege de artrose, ook medisch aangeraden. Zij vindt het daarbij moeilijk haar grenzen te bewaken en gaat er dus ook wel overheen.
Dat de ernstige artrose in de knieën haar zodanig belemmert dat zij nu aangewezen is op de woning, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook heeft [eisende partij] onvoldoende weersproken dat (een deel van) de grote woning kan worden aangepast op een behoefte om gelijkvloers te wonen.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat op dit moment geen situatie aanwezig is waarin [eisende partij] de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Gelet op de onderlinge verhouding van partijen als buren zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op
25 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.