Uitspraak
eisende partij,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. van Popering.
1.Het procesverloop
- het tussenvonnis van 3 juli 2019, waarin een comparitie van partijen is gelast.
De comparitie is gehouden op 4 september 2019. Hiervan is door de griffier aantekening gehouden. Hierna is vonnis bepaald.
3.3. De vordering en het verweer3.1. [eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het tijdstip zal vaststellen waarop de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning eindigt en [gedaagde partij] zal veroordelen om de woning per die datum te ontruimen en verlaten met al het hare en de haren en onder afgifte van de aanwezige sleutels aan Riel ter vrije beschikking te stellen en te laten, en [gedaagde partij] zal veroordelen in de proceskosten, met rente.
4.4. De beoordeling
Een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan slechts op bepaalde, in de wet genoemde, gronden worden toegewezen. Eén van die gronden is omschreven in artikel 7:274, 1e lid onder c BW:
‘indien de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het verhuurde zo dringend nodig heeft voor eigen gebruik, vervreemding van de gehuurde woonruimte niet daaronder begrepen, dat van hem, de belangen van beide partijen en van onderhuurders naar billijkheid in aanmerking genomen, niet kan worden gevergd dat de huurovereenkomst wordt verlengd, en tevens blijkt dat de huurder andere passende woonruimte kan verkrijgen’.
Dat de ernstige artrose in de knieën haar zodanig belemmert dat zij nu aangewezen is op de woning, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook heeft [eisende partij] onvoldoende weersproken dat (een deel van) de grote woning kan worden aangepast op een behoefte om gelijkvloers te wonen.
Gelet op de onderlinge verhouding van partijen als buren zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.De beslissing
25 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.