Uitspraak
8 november 2019.
1.De inhoud van de tenlastelegging
3.Bewezenverklaring
of omstreeks4 augustus 2019 te Arnhem,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
meermalen, althanseenmaal, met een mes
, althans een scherp/puntig voorwerp,in
en/of in de richting vande borst,
in elk geval in het lichaamvan die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit en van de verdachte
6.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
7. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
6 (zes)maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de voorwaarde dat verdachte zicht niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
teruggave aan verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de mobiele telefoon.
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.001,-(duizend en een euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 1.001,-(duizend en een euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;