ECLI:NL:RBGEL:2019:5425

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
05/880913-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Arnhem

Op 22 november 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 4 augustus 2019 in Arnhem, waar de verdachte, na een conflict, met een mes de aangever in de borst heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de agressor was en dat de steekwond potentieel dodelijk was, hoewel het letsel zelf niet dodelijk bleek te zijn. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het mes ter verdediging had gepakt, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 1.001,- aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880913-19
Datum uitspraak : 22 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
thans gedetineerd in de P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Raadsman: mr. N.D. Schraa, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 november 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 4 augustus 2019 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in en/of in de richting van de borst, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 4 augustus 2019 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in en/of in de richting van de borst, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer]
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
meer subsidiair
hij op of omstreeks 4 augustus 2019 te Arnhem, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld, door meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de borst, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] te steken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Uit het dossier blijkt dat verdachte de agressor was en dat hij aangever met een mes heeft gestoken. Het door verdachte geschetste scenario dat aangever in het mes is gelopen, is niet geloofwaardig. De steekwond zit in de borst en had tot de dood kunnen leiden indien deze dieper was geweest. Er is sprake van voorwaardelijke opzet op de dood van aangever. Een poging tot doodslag kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich overeenkomstig een overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft zij primair gesteld dat niet bewezen kan worden dat het letsel is ontstaan door handelen van verdachte. Volgens de rapportage kan het slachtoffer de verwonding zelf hebben toegebracht en ook andere scenario’s kunnen niet uitgesloten worden. Bovendien verschillen de verklaringen van de getuigen van elkaar. Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte niet heeft gestoken, maar dat hij alleen het mes voor zich heeft gehouden. Het slachtoffer kan ook tegen het mes zijn aangelopen of het mes al dan niet bewust naar zich toegetrokken hebben. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen aanmerkelijke kans was op de dood of op zwaar lichamelijk letsel. Het ging om een klein oppervlakkig sneetje en er is geen sprake van blijvende schade. Ook was er geen medische behandeling nodig. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, indien eerdere verweren worden verworpen, er geen opzet was op de dood of op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft het mes vast gehad uit angst en om zichzelf en zijn vriendin te beschermen.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] heeft op 4 augustus 2019, omstreeks 05.30 uur, 112 gebeld. In dit gesprek heeft hij verklaard dat hij vlak daarvoor op de Singravenlaan in Arnhem met een mes in zijn borst is gestoken door de nieuwe vriend van zijn ex-vriendin. [2]
Een buurtbewoner, naar later blijkt getuige [getuige 1] , heeft 112 gebeld en in het gesprek met de meldkamer heeft deze buurtbewoner aangegeven dat er een vechtpartij gaande was tussen twee mannen. Een van de mannen bedreigde de ander met een mes en er stond een blonde vrouw tussen hen in. Vervolgens gaf de buurtbewoner aan dat het slachtoffer bloedde op de borst en dat hij vermoedelijk gestoken is. [3] Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij omstreeks 05.30 uur wakker werd van geschreeuw op straat. Hij zag buiten twee mannen en een vrouw staan bij een auto. De twee mannen hadden ruzie en de vrouw stond ertussen. Hij zag dat de vrouw voor de dader ging staan en schreeuwde dat hij het mes weg moest doen. Hij zag dat het slachtoffer minder agressief was dan de dader. Ook zag hij dat de dader een voorwerp, lijkend op een mes, van ongeveer 15 centimeter in zijn hand had. Het slachtoffer liep vervolgens weg en de dader liep achter hem aan. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij twee mannen en een vrouw op de parkeerplaats zag en dat er een ruzie gaande was. Ze hoorde dat de vrouw riep ‘doe dat mes weg’. Vervolgens zag ze de mannen naar elkaar toe liepen en zag ze dat een van de mannen bloedde. [5]
In de letselbeschrijving- en interpretatie staat beschreven dat aangever een steekwond van niet dieper dan 2 centimeter heeft tussen zijn borstbeen en linker tepel, waarschijnlijk toegebracht met een scherp voorwerp. Het letsel zelf is in beginsel niet dodelijk omdat het oppervlakkig is en er geen vitale organen zijn geraakt. Het letsel bevindt zich echter ter hoogte van het hart. Indien een scherp voorwerp ter hoogte van het letsel de borstkas had gepenetreerd en hierbij het hart had geraakt, had dit zeer waarschijnlijk geleid tot stilstand van de bloedsomloop en tot het overlijden van het slachtoffer. Ook indien een van de grote vaten was geraakt, had dit tot een zeer ernstige bloeding kunnen leiden die de dood tot gevolg zou kunnen hebben. [6]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben vlak na het incident een verklaring afgelegd. De verklaringen van de getuigen komen op grote lijnen en essentiële punten overeen. Ook vinden zij steun in de overige bewijsmiddelen zoals de letselbeschrijving en de 112-gesprekken. Dat er onderlinge verschillen zijn in de verklaringen, bijvoorbeeld of verdachte naar het slachtoffer is gelopen of dat zij naar elkaar zijn gelopen, doet niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Zij hebben immers beiden verklaard dat er een ruzie gaande was tussen twee mannen en dat de vrouw heeft geroepen ‘doe dat mes weg’. Ook verklaren zij beiden dat een van de mannen bloedde en dat verdachte daarna hard wegreed. De rechtbank is van oordeel dat de getuigenverklaringen daarmee voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De verweren hieromtrent worden daarom verworpen.
Verdachte heeft aangever gestoken
Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte aangever heeft gestoken. Uit de letselbeschrijving- en interpretatie blijkt dat verdachte een steekwond in de borststreek had. Aangever [slachtoffer] heeft in het 112-gesprek verklaard dat hij net is gestoken door verdachte. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte een mes had en agressiever was dan aangever. Ook heeft hij verklaard dat verdachte achter aangever is aangelopen. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte naar aangever is toegelopen en dat aangever ineens bloedde. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever heeft gestoken. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier voor het scenario dat aangever zichzelf zou hebben gestoken of dat hij op een andere manier aan een steekwond is gekomen. De rechtbank verwerpt dan ook de (niet steeds tot enige verklaring in het dossier te herleiden) verweren van de raadsvrouw hieromtrent.
Verklaring verdachte is niet aannemelijk geworden
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een keukenmes uit de lade heeft gepakt en naar beneden is gelopen. Hij heeft verklaard dat hij het mes vast hield ter hoogte van zijn borstkas toen aangever naar hem toe kwam gelopen en hem duwde. Hij heeft niet gemerkt dat hij aangever heeft geraakt. Hij heeft geen bloed gezien en weet niet waar hij het mes heeft gelaten. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het mogelijk is dat verdachte in zijn mes is gelopen en dat hij het mes in een weiland heeft achtergelaten.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte zelf geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Uit de getuigenverklaringen en uit de 112-meldingen blijkt immers dat verdachte (ook) de confrontatie zocht met aangever. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat hij (enkel) werd aangevallen door aangever. Ook zijn vriendin heeft geroepen dat hij het mes moest laten vallen. Tot slot vindt de rechtbank de reactie van verdachte na het incident merkwaardig. Hij is weggereden, heeft het mes in een weiland achtergelaten en heeft zich niet willen melden bij de politie. Nu het door verdachte geschetste scenario niet aannemelijk is geworden, gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring van verdachte.
Aanmerkelijke kans op de dood
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met het steken opzet had op de dood van aangever, zoals primair ten laste is gelegd. Daarbij moet de rechtbank allereerst de vraag beantwoorden of verdachte aangever dodelijk had kunnen verwonden met zijn handelen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft aangever, blijkens de getuigenverklaring van [getuige 1] , met een mes van ongeveer 15 centimeter gestoken ter hoogte van het hart. Uit de letselverklaring volgt dat het toegebrachte letsel op/in de linkerborst in beginsel niet dodelijk is, maar dat dit evengoed wel dodelijk had kunnen zijn. Indien een scherp voorwerp ter hoogte van het letsel de borstkas had gepenetreerd en hierbij het hart had geraakt, had dit zeer waarschijnlijk geleid tot het overlijden van aangever. Ook indien een van de grote vaten was geraakt, had dit tot een zeer ernstige bloeding kunnen leiden die de dood tot gevolg zou kunnen hebben. Op grond van de conclusie uit de letselverklaring stelt de rechtbank vast dat de door verdachte bij aangever toegebrachte messteek zonder meer tot de dood van aangever hadden kunnen leiden. Dat het er geen blijvende schade is opgetreden, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Het verweer van de verdediging dat het letsel niet potentieel dodelijk was, wordt daarom verworpen.
Voorwaardelijk opzet
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of verdachte opzet had op het toebrengen van potentieel dodelijk letsel aan aangever, al dan niet in voorwaardelijke zin. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval het overlijden van aangever, is aanwezig, indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
Zoals hiervoor door de rechtbank is vastgesteld, heeft verdachte een mes van ongeveer 15 cm uit de keuken gepakt en heeft hij hiermee aangever in de borst (bij de hartstreek) gestoken. De rechtbank overweegt dat wanneer iemand met een mes in de borst van een ander steekt dat die gedraging zozeer gericht is op de dood van die ander, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Dat het letsel uiteindelijk beperkt is gebleken, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad om aangever van het leven te beroven.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks4 augustus 2019 te Arnhem,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
meermalen, althanseenmaal, met een mes
, althans een scherp/puntig voorwerp,in
en/of in de richting vande borst,
in elk geval in het lichaamvan die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit en van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Hij acht niet aannemelijk geworden dat er een noodweersituatie is ontstaan doordat aangever met zijn auto in de richting van verdachte draaide. Op het moment dat aangever uitstapte, ontstond voor hem een noodweersituatie omdat verdachte een mes vast had. Noodweer voor beide partijen is niet mogelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in de overgelegde pleitnota gesteld dat aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, danwel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvan. Er is een lange voorgeschiedenis en de ruzie gebeurde in een dusdanig kort tijdsbestek dat verdachte niets anders kon doen dan zich verdedigen met een mes. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces. De raadsvrouw heeft hierbij gesteld dat de verdachte, door het steken met een mes, weliswaar de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, maar dat deze overschrijding het onmiddellijke gevolg is geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
Beoordeling door de rechtbank
Noodweer
Voor een succesvol beroep op noodweer is ten eerste vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn. De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft, zoals bij de bewijsoverwegingen overwogen, een mes uit de keuken gepakt en is naar aangever toegegaan waarna de situatie buiten is geëscaleerd. Een getuige heeft verdachte in die situatie omschreven als agressiever dan het slachtoffer. Ook vindt de stelling dat verdachte werd aangevallen en geduwd, geen steun in andere verklaringen of bevindingen Ook niet in de verklaring van getuige [getuige 3] , de vriendin van verdachte. Zij heeft weliswaar verklaard dat zij zag dat aangever heel kwaad op verdachte afliep, maar ook dat zij zich vanaf dat moment heeft omgedraaid omdat zij haar telefoon wilde gaan pakken om de politie te bellen. Dat verdachte door aangever geduwd of aangevallen zou zijn, verklaart zij dus niet. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het noodweerverweer wordt daarom verworpen.
Noodweerexces
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie (zie bespreking beroep op noodweer), zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt.
Conclusie
Het feit is strafbaar en verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van 2 jaren. Voor zover de in beslag genomen telefoon nog niet aan verdachte is teruggegeven, kan dat alsnog.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich overeenkomstig de overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat aan verdachte, bij een veroordeling, een gevangenisstraf moet worden opgelegd die gelijk is aan het voorarrest. Hieraan kan eventueel een voorwaardelijke straf worden toegevoegd. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte geen relevante documentatie heeft en dat zijn persoonlijke omstandigheden zwaar moeten worden meegewogen. Ook het grote eigen aandeel van aangever moet worden meegewogen. Een langere gevangenisstraf is om die reden niet passend.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 september 2019;
- het reclasseringsadvies van 30 september 2019;
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft aangever in zijn borststreek gestoken met een mes en hem potentieel dodelijk letsel toegebracht. Dit is een zeer ernstig feit en is een grote inbreuk op de lichamelijk integriteit van aangever.
Uit het dossier blijkt dat er een lange voorgeschiedenis is in de relationele sfeer tussen aangever en de vriendin van verdachte. In de nacht van 4 augustus 2019 is aangever, nadat zij elkaar tegen zijn gekomen bij het stappen, naar de woning van de vriendin van verdachte gereden. De vriendin van verdachte is naar hem toegegaan om met hem te praten. Verdachte heeft hierop een mes gepakt uit de keuken en is ook naar buiten gegaan waarna de ruzie is geëscaleerd en verdachte aangever met het mes in de borst heeft gestoken. Doordat hij een mes heeft gepakt en de confrontatie heeft opgezocht heeft hij een zeer gevaarzettende situatie gecreëerd waarbij hij van geluk mag spreken dat hij aangever niet zwaarder of zelfs dodelijk heeft verwond.
Verdachte is de afgelopen jaren vaker veroordeeld voor onder meer geweldsmisdrijven. Ook is hij langer geleden veroordeeld voor verboden wapenbezit. Ondanks dat verdachte de afgelopen drie jaar niet meer is veroordeeld, heeft hij met zijn jonge leeftijd inmiddels een justitiële documentatie van 12 pagina’s.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een forse gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank legt, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf op voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en met aftrek van het voorarrest.
Beslag
De rechtbank beschikt niet over een beslaglijst. Voor zover nog een beslissing van de rechtbank dient te volgen, zal de teruggave worden gelast van de in beslag genomen telefoon aan verdachte, nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

7. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

Aangever [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.001,- bestaande uit € 931,- aan immateriële schade en € 70,- aan materiele schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met uitzondering van de kosten voor de pantalon.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen of niet ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat de vordering eveneens moet worden afgewezen, niet ontvankelijk moet worden verklaard of moet worden gematigd, gelet op het eigen aandeel van aangever.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht de schade voldoende onderbouwd. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 4 augustus 2019.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. Het aantal dagen vervangende hechtenis zal daarbij worden bepaald op 20.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes)maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de voorwaarde dat verdachte zicht niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
 beveelt, voor zover hierover nog een beslissing moet worden genomen, de
teruggave aan verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de mobiele telefoon.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien het bewezenverklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.001,-(duizend en een euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 1.001,-(duizend en een euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. R. Raat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen en mr. H. Jansen, griffiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2019.
mr. H. Jansen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verdachte 2] , verbalisant van de politie Oost Nederland, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal met onderzoeksnummer ON4R019103- TWISTER, gesloten op 24 september 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 38 en 39
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 35
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 58 en 59
5.Proces-verbaal van , p. 60
6.Deskundige rapportage van [naam] , forensisch arts, d.d. 22 oktober 2019