In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 november 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij drugshandel. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.B. Kleerekooper. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte zou vaststellen op € 5.885,-, gebaseerd op getuigenverklaringen over de verkoop van amfetamine en GHB. De rechtbank heeft de zaak op 8 november 2019 behandeld, waarbij de verdachte aanwezig was en zijn verdediging voerde dat hij slechts gebruiker was en geen dealer. De verdediging stelde dat de getuigen onbetrouwbaar waren en dat er geen winst was gemaakt op de verkoop van drugs.
De rechtbank heeft de getuigenverklaringen in overweging genomen en vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in de periode van 1 november 2018 tot en met 27 juni 2019 drugs heeft verkocht en dat het geschatte voordeel op € 5.885,- werd vastgesteld. Na aftrek van een eerder verbeurd verklaard bedrag van € 235,- werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 5.650,- aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank.