ECLI:NL:RBGEL:2019:5626

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
05.084378.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens mishandeling van een politieambtenaar tijdens uitgaansgeweld

Op 27 september 2019 heeft de militaire politierechter van de Rechtbank Gelderland een militair veroordeeld tot een taakstraf van 39 uur wegens mishandeling van een politieambtenaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 maart 2019 in Tilburg, waar de verdachte betrokken raakte bij een uitgaansgeweld situatie. De verdachte verklaarde dat hij de agent niet had geslagen, maar dat hij wel spijt had van de situatie. De officier van justitie voerde aan dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de mishandeling, onder andere door getuigenverklaringen en camerabeelden. De militaire politierechter oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling van een ambtenaar in functie, en dat dit gedrag onwaardig was voor een militair. De rechter legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, die aan het begin van zijn militaire carrière staat. De verdachte kreeg de mogelijkheid om binnen 14 dagen hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummer : 05/084378-19
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de militaire politierechter van 27 september 2019
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
raadsman: mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg.
Alle in dit proces-verbaal weergegeven verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
Tegenwoordig:
mr. G.W.B. Heijmans, militaire politierechter, en mr. H. de Velde, griffier.
Als officier van justitie is aanwezig mr. B.C.C. van den Bosch.
Uitgeroepen wordt de zaak tegen de hiervoor genoemde verdachte.
De militaire politierechter stelt de identiteit van de ter terechtzitting verschenen verdachte, zoals hierboven is weergegeven, vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg.
De militaire politierechter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De militaire politierechter deelt de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek mee, waaronder:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL27YZ/19-0000764, van 8 maart 2019, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Brabant-Zuid, met bijlagen;
- het uittreksel justitiële documentatie van 13 augustus 2019.
De militaire politierechter deelt mee dat de volgende stukken zijn ingekomen en aan het procesdossier zijn/worden toegevoegd:
Verdachte verklaart:
Ik heb de agent absoluut niet geslagen. Ik heb wel spijt van de hele situatie en hoe het een wending heeft gekregen. Toen ik stond te plassen gooide de persoon tegenover mij de piszuil om. Ik zat helemaal onder de urine en ik deed hetzelfde bij hem. Ik heb een klap en een schop uitgedeeld. De agent pakte mijn broertje. Ik ben hierop naar de agent gegaan. Daarna is het allemaal heel wild gegaan, maar ik heb niet geslagen. Ik heb hem niet geraakt. Onder wild bedoel ik dat ik mijn broertje pakte en gebaren maakte. Er is geen fysiek contact geweest. Ik was gekleed in een blauwe broek en een rood shirt.
Met betrekking tot mijn persoonlijke omstandigheden kan ik u het volgende verklaren.
Ik ben soldaat der eerste klasse in Oirschot. Ik heb een strafblad en ben eerder veroordeeld voor een openlijke geweldpleging in 2010. Ik was toen medeplichtig en stond er enkel bij. Ik woon thuis bij mijn ouders, heb een vriendin en geen schulden. Met mijn commandant heb ik besproken wat er gebeurd is.
De officier van justitie voert het woord voor requisitoir:
Uit het dossier volgt dat de agent een klap voelde en daarna pijn had. Op de foto is te zien dat hij geraakt is. De portier geeft aan een man te hebben gezien met rode kleding, dat is verdachte, die een slaande beweging maakte. Er is niet gezien dat de agent is geraakt. Op de videobeelden is duidelijk dat verdachte naar de agent toekomt en een slaande beweging maakt. Niet te zien waar deze terecht is gekomen.
Ik zie geen redenen om te twijfelen aan de aangifte. Er zijn vier aanwijzingen dat één van de bewegingen raak is geweest. De verdachte geeft aan in wilde paniek bewegingen te hebben gemaakt, dan is er dus ook een risico om iemand te raken.
Er is wettig en overtuigend bewijs voor een mishandeling van een agent tijdens het uitgaan. Heel veel mensen hebben er last van. Er is veel publiek. Hier is sprake van uitgaansgeweld, onder invloed, en tegen een politieambtenaar. De agent was duidelijk herkenbaar en was bezig een aanhouding te verrichten. Verdachte meent dan op deze manier te moeten handelen. Hier zit een militair, waarvan verwacht wordt dat hij kan de-escaleren en respect heeft voor het gezag. Niet juist geweld erbij. Een militair verwacht zelf ook respect te krijgen als hij zijn werk uitoefent. Daarom acht ik een forse straf op zijn plaats.
Ik vorder dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en voorts tot 1 week militaire detentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie legt vervolgens de vordering aan de militaire politierechter over.
De raadsman voert het woord ter verdediging en voert daartoe aan:
Ik verzoek u verdachte vrij te spreken. Tijdens verhoor door de KMar heeft hij gezegd dat hij zich oprecht schaamt. Ook na het zien van de beelden. Daar kunnen we het eens over zijn en dat is terecht. De rol van verdachte verdient niet de schoonheidsprijs. Ik zie dat de slaande en schoppende bewegingen er niet mooi uitzien. Verdachte zijn broer wordt aangehouden en verdachte gaat er zich op vervelende manier mee bemoeien. Een slaande beweging is te zien, maar niet waar die uitkomt.
De agent is op zijn rechteroor geslagen. Ik twijfel niet aan de oprechtheid van de verklaring, maar de vraag kan worden vastgesteld of verdachte hiervoor verantwoordelijk is. Dit is van belang. De officier van justitie zegt dat er vier aanwijzingen zijn. Daar ben ik het niet mee eens. De portier spreekt over een slaande beweging, maar heeft niet gezien of de agent is geraakt. De camerabeelden geven een contra-indicatie voor het slaan: positie van agent maakt dit onmogelijk. De agent staat met zijn linkerzijde open naar verdachte en vanuit die positie kan hij de agent niet op dergelijke manier raken. Er is sprake van een chaotische situatie. De agent komt ter plaatse, grijpt verdachte zijn broer en komt met rechterzijde tegen de Dixi. Dat zou een verklaring voor het geraakte oor kunnen zijn. Ik kan niet boven iedere twijfel verheven vaststellen dat verdachte de agent heeft geraakt.
De officier van justitie repliceert en merkt op:
In de verklaring van de agent geeft hij aan dat hij een klap voelt en daarna pijn.
De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld te dupliceren.
Aan verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De verdachte verklaart:
Ik wil mijn spijt betuigen. Het is alles behalve netjes. Ik sta normaal niet voor geweld. Ik schaam me heel diep.
De militaire politierechter sluit daarop het onderzoek en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.
De militaire politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELINGE VONNIS

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 maart 2019, te Tilburg, een ambtenaar, de in dienstuniform geklede agent van politie [slachtoffer] , die toen aldaar met politiedienst/horecadienst, in elk geval met het houden van enig toezicht, was belast en aldus werkzaam gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door toen aldaar voornoemde [slachtoffer] te stompen of te slaan;

2.Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en C.Dominicus, verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Brabant-Zuid, opgemaakt proces-verbaal, dossiernummer PL27YZ/19-0000764, gesloten op 8 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 15-16;
  • het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , p. 21-22;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 23-28;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 31.
De militaire politierechter overweegt in het bijzonder:
De aangever, agent [slachtoffer] heeft verklaard dat hij een slaande beweging zag van verdachte en dat hij daarna pijn had. De portier, getuige [getuige] zag verdachte een slaande beweging maken. Bovendien heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij de agent heel wild heeft benaderd.

3.Bewezenverklaring

Door de inhoud van voormelde bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft de militaire politierechter de overtuiging verkregen en acht de militaire politierechter bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks3 maart 2019, te Tilburg, een ambtenaar, de in dienstuniform geklede agent van politie [slachtoffer] , die toen aldaar met politiedienst/horecadienst,
in elk geval met het houden van enig toezicht,was belast en aldus werkzaam gedurende
en/of terzakevan de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door toen aldaar voornoemde [slachtoffer]
te stompen ofte slaan;
Voor zover er in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.Kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake
van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Het feit is strafbaar.

5.Beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.Opgelegde straf of maatregel

De militaire politierechter overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het toepassen van geweld tegen een politieagent gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening is een militair onwaardig. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitgaansgeweld tegen de politie, terwijl hij onder invloed was. De militaire politierechter legt een lagere straf op dan door de officier van justitie gevorderd, nu de verdachte een militair is die aan het begin van zijn carrière staat. Mede daarom ziet hij geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijke detentie zoals door de officier van justitie is geëist, waarbij de militaire politierechter er van uitgaat dat verdachte nu een meer dan gewaarschuwd mens is.
De militaire politierechter:
-
veroordeeltverdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
39 (negenendertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 19 (negentien) dagen.
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de persoon en de omstandigheden van veroordeelde, de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

7.Bijkomende beslissingen, eventueel met de gronden daarvoor.

Vrijspraak van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard.
De militaire politierechter heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
De militaire politierechter geeft aan veroordeelde kennis dat hij binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt veroordeelde opmerkzaam op zijn recht om ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de militaire politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.