ECLI:NL:RBGEL:2019:5703

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
05.056007.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een onderofficier van de Koninklijke Marine wegens mishandeling van een medemilitair aan boord van de Zr. Ms. Vlaardingen

In deze zaak heeft de militaire politierechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een onderofficier van de Koninklijke Marine. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van een medemilitair aan boord van de mijnenjager Zr. Ms. Vlaardingen op 21 september 2018, nabij Zeebrugge, België. De militaire politierechter oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, waarbij hij de medemilitair met kracht had vastgepakt en letsel had toegebracht. De verdachte had eerder verzet aangetekend tegen een strafbeschikking van de officier van justitie, welke ontvankelijk werd verklaard.

De rechter baseerde zijn oordeel op de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte. De militaire politierechter oordeelde dat de mishandeling een militair onwaardig gedrag was en dat de verdachte, gezien zijn functie, een voorbeeldfunctie had. De officier van justitie had een taakstraf van twintig uren geëist, subsidiair tien dagen hechtenis, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechter besloot tot een deels voorwaardelijke taakstraf van twintig uren, met een proeftijd van twee jaren, en vernietigde de eerder opgelegde strafbeschikking. De rechter benadrukte dat de omstandigheden waaronder de mishandeling had plaatsgevonden, waaronder het gebruik van alcohol door beide betrokkenen, zwaar wogen in de straftoemeting.

De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 141 van het Wetboek van Militair Strafrecht. De rechter sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Team strafrecht
Militaire kamer
Parketnummer : 05/056007-19
Datum uitspraak : 10 oktober 2019
Tegenspraak
Aantekening van het mondelinge vonnis van de militaire politierechter
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 10 oktober 2019.
Het door verdachte ingestelde verzet tegen de strafbeschikking met CJIB-nummer 8132 5420 0352 0465 van 15-03-2019 is tijdig gedaan en derhalve ontvankelijk.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2018 aan boord van de Zr.Ms Vlaardingen te of nabij Zeebrugge, in elk geval in België, opzettelijk mishandelend (met kracht) [slachtoffer] heeft vastgepakt (middels een nekklem) (met kracht) om/aan de nek/hals en/of (met kracht) heeft getrokken/geduwd aan/tegen het lichaam van die [slachtoffer] , waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, hebbende verdachte als militair voormeld misdrijf gepleegd tegen genoemd persoon, terwijl die toen militair was, althans terwijl die bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam was;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2019;
  • het in de wettelijke vorm door WMR1 [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, district West, brigade Noord-Holland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27WN/18-003849, gesloten op 08 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, onder meer inhoudende:
o het proces-verbaal van aangifte van LTZ1 [naam] , p. 4-6.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 september 2018 aan boord van de Zr.Ms Vlaardingen te
of nabijZeebrugge
, in elk geval in België, opzettelijk mishandelend
(met kracht
)[slachtoffer] heeft vastgepakt
(middels een nekklem
) (met kracht) om/aan de nek/halsen
/of (met kracht
)heeft getrokken/geduwd aan
/tegenhet lichaam van die [slachtoffer] , waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden, hebbende verdachte als militair voormeld misdrijf gepleegd tegen genoemd persoon, terwijl die toen militair was
, althans terwijl die bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam was
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, door een militair tegen een andere militair gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis waarvan tien uren, subsidiair vijf dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De militaire politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 september 2019;
De militaire politierechter heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte als onderofficier een andere onderofficier aan boord van Zr. Ms. Vlaardingen, afgemeerd in een buitenlandse haven, heeft mishandeld nadat beide militairen alcohol hadden genuttigd. De militaire politierechter acht het bewezenverklaarde een militair onwaardig. Beide militairen zijn medeverdachten, waarbij niet meer kan worden nagegaan wie begonnen is. De militaire politierechter zal verdachte veroordelen tot een hogere straf dan welke bij de oorspronkelijke strafbeschikking is opgelegd, gelet op de voorgaande overwegingen. Verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als zijn medeverdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 141 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire politierechter:
 vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
20 (twintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen;
  • bepaalt, dat een gedeelte van de taakstraf groot 10 (tien) uren,
  • dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
Aldus gegeven door mr. G.W.B. Heijmans, militaire politierechter in tegenwoordigheid van mr. S. Sterie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 oktober 2019.