ECLI:NL:RBGEL:2019:5834

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
05/090226-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 16 december 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 december 2018 in Culemborg een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft een fietsster aangereden, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, ondanks dat de straatverlichting brandde en het uitzicht niet beperkt was. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 60 à 70 km per uur en heeft niet voldoende gelet op het verkeer op de weg. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de gevolgen voor haar leven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/090226-19
Datum uitspraak : 16 december 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsman: mr. G.H. Kroon, advocaat te Leerdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2018 te Culemborg in de gemeente Culemborg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de [straatnaam 1] en/of gaande in de richting van het viaduct over de [straatnaam 2] , daarmee rijdende over de weg, de [straatnaam 3] ,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
terwijl de straatverlichting ter plaatse brandde en/of het uitzicht voor hem, verdachte over die weg (de [straatnaam 3] ) geenszins werd beperkt,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het zich op die weg ( [straatnaam 3] ) bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij in staat was om dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de [straatnaam 3] ) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
tegen een voor hem, verdachte uit over die weg, -op de aldaar op het wegdek van die [straatnaam 3] gesitueerde fietssuggestiestrook-, rijdende fiets en/of de bestuurster van die fiets is gebotst en/of aangereden, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander(genaamd [slachtoffer] ), zwaar lichamelijk letsel en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 december 2018 te Culemborg in de gemeente Culemborg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de [straatnaam 1] en/of gaande in de richting van het viaduct over de [straatnaam 2] , daarmee heeft gereden over de weg, (de [straatnaam 3] )en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij in staat was om dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de [straatnaam 3] ) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
tegen een voor hem, verdachte uit over die weg, -op de aldaar op het wegdek van die [straatnaam 3] gesitueerde fietssuggestiestrook-, rijdende fiets en/of de bestuurster van die fiets is gebotst en/of aangereden, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op dinsdag 18 december 2018, omstreeks 18:16 uur, reden [slachtoffer] , als bestuurster van een fiets, en verdachte, als bestuurder van een personenauto, over de [straatnaam 3] te Culemborg, beiden komende uit de richting van de [straatnaam 1] en gaande in de richting van het viaduct over de [straatnaam 2] . Enkele tientallen meters voor het viaduct botste verdachte met de voorzijde van zijn personenauto tegen de achterzijde van de fiets van [slachtoffer] . Hierdoor werd [slachtoffer] van haar fiets geworpen en kwam zij op de voorruit van de auto van verdachte terecht. [2] Als gevolg van dit ongeval heeft [slachtoffer] onder meer een schedelfractuur, een sleutelbeenbreuk en 17 wervels in haar nek en rug verbrijzeld. [3]
De [straatnaam 3] te Culemborg heeft een totale breedte van circa 4,5 meter en is niet verdeeld in rijstroken. Naast de rijbaan ligt aan beide zijden een suggestiestrook met roodkleurige toplaag die door middel van onderbroken witte streep waren afgescheiden, de fiets suggestiestrook. [slachtoffer] reed ten tijde van het ongeval op de fiets suggestiestrook. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten bepleit. Verdachte heeft het ongeval veroorzaakt maar in juridische zin geen schuld hieraan.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte met zijn auto [slachtoffer] heeft aangereden. Het letsel van [slachtoffer] is naar algemeen spraakgebruik te duiden als zwaar lichamelijk letsel. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is dit ongeval aan de schuld van verdachte is te wijten.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaster jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Ook kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW(HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Beoordeeld dient dus te worden of sprake is van aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Vast staat dat [slachtoffer] op de fiets suggestiestrook reed en dat verdachte dus ten tijde van de aanrijding ook uiterst rechts op de weg, tegen de bermrand aan, reed. Verdachte heeft verklaard dat hij daar reed omdat hij vlak voordat het ongeval moest uitwijken voor twee tegenliggers. Om die reden keek verdachte ten tijde van de aanrijding naar links, in de richting van het spoor. [slachtoffer] heeft hij helemaal niet gezien, ook niet omdat hij verblind werd door de verlichting van die tegenliggers.
In de lezing van verdachte is het ongeval dus veroorzaakt omdat hij een uitwijkmanoeuvre moest maken en verblind werd door tegenliggers.
Getuige [getuige] heeft echter anders verklaard. Zij reed in een personenauto, kort achter het ongeval. [getuige] heeft het ongeval zelf niet gezien, maar heeft de auto van verdachte wel zien remmen en midden op het viaduct tot stilstand zien komen. [5] De rechtbank leidt hieruit af dat [getuige] op korte afstand achter verdachte op de [straatnaam 3] reed. Nadat [getuige] verdachte aan de politie hoorde verklaren dat hij was uitgeweken voor tegenliggers, heeft zij uit zichzelf verklaard dat heel zeker weet zij geen tegemoet komende auto’s is tegen gekomen. [getuige] zou die wel gezien moeten hebben, als die er waren geweest. Gezien het feit dat [getuige] dit uit haarzelf, meteen na het ongeval heeft verklaard, heeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van die verklaring.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld gaat de rechtbank daarom uit van de situatie waarin er geen sprake was van tegenliggers.
Verdachte reed dus uiterst rechts op het wegdek en op de fiets suggestiestrook. De weg had aan de linkerzijde straatverlichting. [slachtoffer] reed op een fiets die zowel aan de voorzijde als aan de achterzijdeverlichting voerde. Verdachte heeft verklaard dat hij het eerste stuk van het viaduct ondanks de straatverlichting erg donker vond, maar dat hij zijn snelheid niet heeft geminderd. Hij was bij het naderen van de botsplaats aan het optrekken en vermoedt dat hij rond de 60 á 70 km per uur reed. Hij heeft tevens aangegeven dat hij bekend is met de wegsituatie aldaar omdat hij er dagelijks rijdt [6] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte in een voor hem overzichtelijke maar wel donkere situatie over de suggestiestrook reed zonder zijn snelheid te verminderen en juist bezig was met optrekken. Verdachte mocht daar weliswaar rijden maar kon en moest daar ook fietsers verwachten. Hoewel de rechtbank er van uitgaat dat er geen tegenliggers zijn geweest, gaat de rechtbank er op basis van de verklaring van verdachte wel van uit dat hij niet voldoende in zijn rijrichting heeft gekeken. In die situatie heeft verdachte onvoldoende gekeken en zijn snelheid niet verminderd maar juist vermeerderd. Verdachte heeft zich daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gedragen en daardoor aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan het ongeval.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks18 december 2018 te Culemborg in de gemeente Culemborg,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de [straatnaam 1] en
/ofgaande in de richting van het viaduct over de [straatnaam 2] , daarmee rijdende over de weg, de [straatnaam 3] ,
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
terwijl de straatverlichting ter plaatse brandde en
/ofhet uitzicht voor hem, verdachte over die weg (de [straatnaam 3] ) geenszins werd beperkt,
niet ofin onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het zich op die weg ( [straatnaam 3] ) bevindende verkeer en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij in staat was om dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de [straatnaam 3] ) kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
tegen een voor hem, verdachte uit over die weg, -op de aldaar op het wegdek van die [straatnaam 3] gesitueerde fietssuggestiestrook-, rijdende fiets en
/ofde bestuurster van die fiets is gebotst
en/of aangereden, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander(genaamd [slachtoffer] ), zwaar lichamelijk letsel
en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden onvoorwaardelijk.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank om rekening te houden met het feit dat verdachte als gevolg van het ongeval EMDR-therapie heeft ondergaan en hulp heeft gekregen van een therapeut. Daarnaast heeft hij weken thuis gezeten, omdat hij niet in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. Ook heeft hij contact gezocht met het slachtoffer en haar ouders.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 1 november 2019.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval met een fietsster veroorzaakt. Het gaat hier om vermijdbaar en verwijtbaar weggedrag. Als gevolg van dat verkeersongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ter zitting heeft zij het spreekrecht uitgeoefend en verteld dat het letsel, de weg naar herstel en de gevolgen voor haar en haar familie groot zijn geweest. Zij heeft lang in het ziekenhuis en het revalidatiecentrum doorgebracht en kampt nog dagelijks met de gevolgen van het ongeval. De vraag is of zij ooit nog helemaal de oude wordt.
Het leven van [slachtoffer] en haar familie heeft door dit feit een dramatische wending gekregen. Dat neemt de rechtbank mee in de strafmaat. Ook neemt de rechtbank mee het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt. Verdachte had haar moeten zien en had, wanneer hij beter had opgelet, haar ook kunnen gezien maar hij had niet gedronken en heeft de maximaal toegestane snelheid ter plaatse ook niet overtreden. Gezien het letsel en de gevolgen en het feit dat verdachte wel degelijk een verwijt valt te maken is een geldboete niet passend. Bij het verwijt dat verdachte wordt gemaakt is ook een gevangenisstraf niet aan de orde. De rechtbank acht hier een taakstraf op zijn plaats en wel een taakstraf van 120 uren.
De rechtbank heeft de emoties van verdachte ter zitting gezien en gezien dat verdachte ervan doordrongen is dat hij in de toekomst meer voorzichtigheid moet betrachten. Toch acht de rechtbank vanuit het oogpunt van normhandhaving een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, omdat verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht. De rechtbank zal een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen voor de duur van 6 maanden.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
taakstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
en voorts
 ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.C.A.M. Janssen, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en mr. C.C.M. Poland, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen en mr. Y. Yildiz, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 1] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 18 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, d.d. 18 februari 2019, p. 85; proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 11 januari 2019, p. 55.
3.Geneeskundige verklaring [naam 2] , d.d. 9 augustus 2019, p. 9 -10.
4.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, d.d. 18 februari 2019, p. 65.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , d.d. 20 december 2018, p. 15.
6.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2019.