ECLI:NL:RBGEL:2019:5840

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
05/202370-19, 05/147955-19, 05/067741-19 en 05/140753-19 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak met meerdere parketnummers en diverse strafbare feiten waaronder brandstichting, mishandeling, bedreiging, belaging, vernieling, belediging, doorrijden na aanrijding en diefstal

Op 16 december 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De zaak betreft onder andere brandstichting, mishandeling, bedreiging, belaging, vernieling, belediging, doorrijden na een aanrijding en diefstal. De verdachte, geboren in 1972 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de uitspraak gedetineerd in de P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 augustus 2019 opzettelijk brand heeft gesticht aan de auto van zijn zoon, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast heeft hij op 19 juni 2019 zijn echtgenote mishandeld en haar herhaaldelijk bedreigd. Gedurende een periode van stelselmatige belaging heeft hij zijn ex-vrouw ernstig in haar persoonlijke levenssfeer aangetast. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten beledigende woorden heeft geuit tegen een politieambtenaar en dat hij na een verkeersongeval de plaats van het ongeval heeft verlaten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen uit een winkel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling voor verslaving en een contactverbod met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/202370-19, 05/147955-19, 05/067741-19 en 05/140753-19 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 16 december 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1972 te [geboorteplaats 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in de P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid,
raadsvrouw: mr. H.J.R.M. Boersma, advocaat te Wadenoijen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 december 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/202370-19:
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2019 te Wijchen opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte aanmaakblokjes en/of wc-papier bij de schutting, tuinpoort en/of auto gelegd en/of (vervolgens) die brandbare stof(fen) met een aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
een auto ( [merk] , voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of een tuinpoort
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde auto, tuinpoort en/of alle goederen in en om die auto en/of tuinpoort, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2019 te Wijchen zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) de armen, althans het lichaam van die
[slachtoffer 1] vast te pakken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 10 mei 2019 te Wijchen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 1] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen "jou wacht ik op, tot je alle botten kapot hebt en sla ik je er net zo hard doorheen als ik [naam 1] heb gedaan", "ik trek jou van het achterdeur, trek ik jou door het voorraam heen", "want jou trek ik met je gezicht daar doorheen" en/of "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- berichten in te spreken op de voicemail van [slachtoffer 2] (zoon van verdachte en die [slachtoffer 1] ) en daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "als je mij niet belt vandaag, steek ik alles en je moeder in de brand", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking welke woorden van dreigende aard of strekking vervolgens
door die [slachtoffer 2] aan die [slachtoffer 1] zijn verteld en/of kenbaar zijn gemaakt;
4.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 februari 2019 tot en met 21 augustus 2019 te Wijchen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
- meerdere malen, althans eenmaal (met verschillende telefoonnummers) die [slachtoffer 1] en/of haar kinderen te bellen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal zich naar de straat en/of woning van die [slachtoffer 1] te begeven en/of
- meerdere malen, althans eenmaal voor de deur en/of in de tuin van die [slachtoffer 1] te staan en/of
- meerdere malen, althans eenmaal contact te zoeken met die [slachtoffer 1] via Facebook,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
5.
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2019 tot en met 16 juli 2019 te Wijchen, opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte meerdere schoenen met een aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan meerdere schoenen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde schoenen, alle goederen in en om de schuur en/of de schuur, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2019 tot en met 16 juli 2019 te Wijchen, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere schoenen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Parketnummer 05/147955-19:
hij op of omstreeks 19 juni 2019 te Wijchen opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4] ( hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/ bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "mongooltje", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 05/067741-19:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Wijchen op/aan de " [straatnaam 1] ", op of omstreeks 15 januari 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 5] ) letsel en/of schade was toegebracht;
Parketnummer 05/140753-19:
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te Nijmegen een fles Safari, een bakje Chorizo en/of een bakje aardappelsalade, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] (op of aan de [straatnaam 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/202370-19 [1] :
Feit 1
Verdachte heeft bekend dat hij op 21 augustus 2019 in Wijchen brand heeft gesticht bij/aan een personenauto. Door de raadsvrouw van verdachte is naar voren gebracht dat verdachte daarbij geen gebruik heeft gemaakt van aanmaakblokjes.
In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 22 staat beschreven, dat bij de tuinpoort van aangeefster [slachtoffer 1] restanten van voorwerpen zijn aangetroffen, die door de verbalisanten zijn herkend als restanten van aanmaakblokjes.
De brand aan de auto moest door een buurtbewoner met een tuinslang worden geblust en na de brand is forse brandschade geconstateerd aan de achterzijde van de auto. Dat die brand enkel is veroorzaakt door een brandend wc-papiertje op de achterband te leggen, zoals verdachte heeft verklaard, laat zich nauwelijks voorstellen. Die constatering, tezamen met de gevonden aanmaakblokjes bij de poort die verdachte op dat moment ook in brand heeft proberen te steken, maakt dat de rechtbank bewezen vindt dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de aanmaakblokjes bij het aansteken van de brand van de personenauto van zijn zoon [slachtoffer 2] .
Er is voor het overige sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] mede namens het slachtoffer
[slachtoffer 1] , p. 18 en p. 19;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 21 en p. 22;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2019.
De rechtbank acht bewezen dat door het in brand steken van de auto gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De personenauto stond immers naast diverse andere auto’s geparkeerd in een woonwijk en de brand was dusdanig dat deze met een tuinslang moest worden geblust. [2] .
Ten aanzien van de tuinpoort van is de rechtbank van oordeel dat zij niet kan vaststellen of de tuinpoort in de brand heeft gestaan. Op de foto’s is immers enkel een schroeiplek op de tuinpoort te zien. Om die reden zal verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat op 19 juni 2019 omstreeks 14:00 uur [verdachte] , haar echtgenoot, in Wijchen voor haar deur, stond. [verdachte] pakte haar stevig bij haar rechterarm vast en zij voelde pijn. De vingerafdrukken van [verdachte] stonden in haar arm. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] bij de arm heeft gepakt. Hij heeft ook wel een rode plek gezien. Misschien heeft hij haar inderdaad wat harder vastgepakt. [4]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 1] heeft mishandeld, door haar met kracht bij de arm beet te pakken.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 85 en p. 86;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 97 tot en met p. 99;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2019.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 113 en p. 114;
-- het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 118 en p. 119;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2019.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] herhaaldelijk heeft lastig gevallen waardoor hij een inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijk levenssfeer. [slachtoffer 1] heeft ernstige hinder van het handelen van verdachte ondervonden en verdachte heeft haar met zijn handelen vrees aangejaagd en gedwongen contact te dulden. Gelet op de stelselmatigheid van de gedragingen van verdachte, is sprake van belaging.
Ten aanzien van feit 5 primair:
Verdachte heeft verklaard dat hij de schoenen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft aangestoken met een aansteker, maar dat hij de schoenen niet helemaal heeft laten branden. Hij had de aansteker tegen de schoenen gehouden en daarna weer uitgemaakt. Hij had de schoenen op die manier ‘gemerkt’. Verdachte had de bedoeling om de schoenen te vernielen.
De rechtbank is van oordeel dat de schoenen dusdanig kort hebben gebrand dat ten tijde van het doven van de vlammen door verdachte nog geen sprake was van gemeen gevaar voor goederen. Verdachte zal om die reden van het primair tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5 subsidiair:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] namens het slachtoffer
[slachtoffer 3] , p. 225 en p. 226;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2019.
Parketnummer 05/147955-19 [5] :
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 5 en p. 6;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2019.
Parketnummer 05/067741-19 [6] :
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 5 en p. 6;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2019.
Parketnummer 05/140753-19 [7] :
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens het slachtoffer [naam winkel] Nijmegen, p. 3 en p. 5;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/202370-19:
1.
hij op
of omstreeks21 augustus 2019 te Wijchen opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte aanmaakblokjes en
/ofwc-papier bij de
schutting, tuinpoort en/ofauto gelegd en
/of(vervolgens) die brandbare stof
(fen
)met een aansteker aangestoken,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),ten gevolge waarvan
een auto ( [merk] , voorzien van het kenteken [kenteken] )
en/of een tuinpoort
geheel ofgedeeltelijk is
/zijnverbrand
, in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor
voornoemde auto, tuinpoort en/ofalle goederen in en om die auto en/
of tuinpoort, in elk gevalgemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op
of omstreeks19 juni 2019 te Wijchen zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
meerdere malen, althans eenmaal (met kracht
)de armen,
althans het lichaamvan die
[slachtoffer 1] vast te pakken;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 april 2019 tot en met 10 mei 2019 te Wijchen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 1] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen "jou wacht ik op, tot je alle botten kapot hebt en sla ik je er net zo hard doorheen als ik [naam 1] heb gedaan", "ik trek jou van het achterdeur, trek ik jou door het voorraam heen", "want jou trek ik met je gezicht daar doorheen" en/of "ik maak je kapot",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- berichten in te spreken op de voicemail van [slachtoffer 2] (zoon van verdachte en die [slachtoffer 1] ) en daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "als je mij niet belt vandaag, steek ik alles en je moeder in de brand",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking welke woorden van dreigende aard of strekkingvervolgens door die [slachtoffer 2] aan die [slachtoffer 1] zijn verteld en/of kenbaar zijn gemaakt;
4.
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 24 februari 2019 tot en met 21 augustus 2019 te Wijchen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
- meerdere malen,
althans eenmaal(met verschillende telefoonnummers) die [slachtoffer 1] en
/ofhaar kinderen te bellen en
/of
- meerdere malen,
althans eenmaalzich naar de straat en
/ofwoning van die [slachtoffer 1] te begeven en
/of
- meerdere malen,
althans eenmaalvoor de deur en
/ofin de tuin van die [slachtoffer 1] te staan en
/of
- meerdere malen,
althans eenmaalcontact te zoeken met die [slachtoffer 1] via Facebook,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] ,
te dwingen iets te doen, niet te doen,te dulden en
/ofvrees aan te jagen;
5 subsidiair.
hij in
of omstreeksde periode van 15 juli 2019 tot en met 16 juli 2019 te Wijchen, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere schoenen,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 3] toebehoorden,
heeft vernield, beschadigd en/ofonbruikbaar gemaakt;
Parketnummer 05/147955-19:
hij op
of omstreeks19 juni 2019 te Wijchen opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4]
(hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van zijn/ bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "mongooltje",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 05/067741-19:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Wijchen op
/aande " [straatnaam 1] ", op
of omstreeks15 januari 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 5] )
letsel en/ofschade was toegebracht;
Parketnummer 05/140753-19:
hij op
of omstreeks12 juni 2019 te Nijmegen een fles Safari, een bakje Chorizo en
/ofeen bakje aardappelsalade,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een andertoebehoorde,
te wetenaan [naam winkel] (
op ofaan de [straatnaam 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/202370-19:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn echtgenoot
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4:
Belaging
Ten aanzien van feit 5 subsidiair:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of en dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
Parketnummer 05/147955-19:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Parketnummer 05/067741-19:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Parketnummer 05/140753-19:
Diefstal

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dienen bijzondere voorwaarden te worden verbonden te weten, een meldplicht, meewerken aan urinecontroles, een behandelverplichting bij Kairos en Iriszorg, met de mogelijkheid voor klinische opname in verband met detox voor de maximale duur van zeven weken, en begeleid wonen alsmede een contactverbod met [slachtoffer 1] .
Daarnaast eist de officier van justitie dat eveneens een contactverbod met [slachtoffer 1] in de vorm van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, bij overtreding waarvan een vervangende hechtenis van zeven dagen per overtreding wordt opgelegd. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat zowel de maatregel als de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft naar voren gebracht dat het van belang is dat verdachte zo snel mogelijk met zijn problemen aan de slag kan. Verdachte is door de gemeente Nijmegen aangemeld bij Stichting Onderdak en verdachte wil daar zo snel mogelijk worden geplaatst. In afwachting op die plaatsing kan verdachte bij de dak- en thuislozenopvang verblijven. Er ligt al een civiel contact- en gebiedsverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] , waar verdachte zich aan houdt. Verdachte wil aan zijn alcoholverslaving en zijn copingsvaardigheden gaan werken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 1 november 2019 en een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 29 november 2019.
Verdachte heeft gedurende een periode van 24 februari 2019 tot en met 21 augustus 2019 zijn (inmiddels ex-)vrouw stelselmatig lastig gevallen. Hij heeft zich op verschillende manieren aan haar opgedrongen, ondanks het feit dat zij duidelijk liet blijken dat zij geen contact meer met hem wilde hebben. Verdachte had daar geen boodschap aan, zocht op verschillende manieren contact met haar en belde haar met verschillende telefoonnummers op. Veelal vroeg hij wildvreemden of hij even gebruik mocht maken van hun telefoon om op die manier ervoor te zorgen dat zijn ex-vrouw door het gebruik van een onbekend nummer toch op nam. Zo viel hij niet alleen zijn ex-vrouw lastig maar betrok hij ook goedwillende vreemden in zijn strijd. Ook heeft hij haar mishandeld, bedreigd en schoenen van haar en een vriendin van zijn ex-vrouw vernield. Ten slotte heeft hij de auto van hun zoon in brand gestoken, waarvan hij wist dat deze werd gebruikt door zijn ex-vrouw. Zijn ex-vrouw heeft dit als zeer bedreigend en beangstigend ervaren. Bovendien heeft verdachte daarmee ook gevaar voor goederen van andere mensen veroorzaakt.
Ook heeft verdachte een politieagent beledigd en is hij doorgereden nadat hij een ongeval had veroorzaakt en wist dat hij bij het slachtoffer schade had veroorzaakt. Ten slotte heeft verdachte nog een diefstal gepleegd.
Met name belaging en brandstichting zijn ernstige feiten. Belaging is een misdrijf dat is gericht tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Een slachtoffer ondervindt door belaging in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. Verdachte heeft een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw. Met de brandstichting wordt niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar dit leidt ook tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 1 november 2019, waaruit naar voren komt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld voor brandstichting. Verdachte is in 2015 nog veroordeeld voor brandstichting tot onder meer een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Verdachte wist dus als geen ander hoe gevaarlijk brandstichting is en dat daar gevangenisstraf op staat. Desondanks heeft verdachte in zijn woede en frustratie over zijn scheiding wederom brand gesticht en daarbij geen enkele rekening gehouden met gevaar voor spullen van anderen.
Tijdens de zitting heeft verdachte ingestemd met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verdachte lijkt doordrongen van de noodzaak om behandeling gericht op (alcohol)verslaving te ondergaan. De rechtbank acht het in het belang van de maatschappij en verdachte noodzakelijk dat hij deze behandeling ondergaat, om zo herhaling in de toekomst te voorkomen.
Alles afwegende acht de rechtbank uitsluitend een gevangenisstraf passend. Een andere modaliteit of een straf gelijk aan het voorarrest zou geen recht doen aan de ernst van de feiten, met name niet aan de gevoelens van onveiligheid van zijn ex-vrouw en het gevaar wat komt kijken bij brandstichting. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier is gevorderd, omdat de rechtbank niet alle tenlastegelegde elementen bewezen acht. Het wel of niet bewezen achten van een tuinpoort/schutting maakt daarbij vanwege het gevaarzettend karakter een aanzienlijk verschil. Alles afwegende, komt de rechtbank tot de conclusie dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke straf worden, naast het de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals door de reclassering wordt geadviseerd. De rechtbank zal daarbij een proeftijd opleggen van drie jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren omdat dat in de praktijk geen betekenis heeft gezien de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Gelet op de ernst en de volharding van de belaging legt de rechtbank ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel voor de periode van 3 jaren op, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank beveelt dat zeven dagen vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Gelet op de volharding van de belaging is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de maatregel op grond van artikel 38v, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38v, 57, 157, 267, 285, 285b, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 5 met parketnummer 05/202370-19 primair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf
groot 10 (tien) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Iriszorg en zich zal houden aan de aanwijzingen die Reclassering Iriszorg hem geeft, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, onder behandeling zal stellen bij Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling/deskundige aan te geven en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener/deskundige geeft voor de behandeling, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslaving. Bij terugval in middelengebruik zal veroordeelde meewerken aan een kortdurende klinische (Detox) behandeling, voor de maximale duur van zeven weken of zoveel korter als de reclassering dit nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd, onder behandeling zal stellen bij Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling/deskundige aan te geven en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener/deskundige geeft voor de behandeling, teneinde zich te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek.
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een (nacht)opvang, een instelling voor begeleid wonen of soortgelijke instantie, te bepalen door de reclassering, veroordeelde zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan urinecontroles ter controle van het gebruik van alcohol en drugs, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).

Legt op de maatregel dat de veroordeelde gedurende een periode van drie jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , wonende aan de [adres] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden;
 bepaalt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
 beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. [slachtoffer 3] , voorzitter, mr. C. Kleinrensink en
mr. C.C.M. Poland, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen en mr. B. Doedens, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam Nijmegen-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 27 augustus 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Hier moet een voetnoot ivm v
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 62.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2019.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam Nijmegen-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 9 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 3] , gesloten op 12 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam Nijmegen-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 4] , gesloten op 17 juni 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.