ECLI:NL:RBGEL:2019:5868

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
05/105152-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schending van beroepsgeheim door voormalig zorgmedewerker

Op 19 december 2019 heeft de politierechter in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 61-jarige vrouw, die werd beschuldigd van schending van haar beroepsgeheim. De vrouw, een voormalig medewerker van 's Heerenloo, had vertrouwelijke informatie over een cliënt gedeeld met haar dochter. Dit gebeurde in de periode van 1 september 2018 tot en met 6 november 2018, toen de vrouw haar dochter waarschuwde voor een man in de buurt die zij kende als een zedendelinquent. De vrouw stelde dat zij handelde uit bezorgdheid voor haar kleinkinderen, maar de rechter oordeelde dat er geen bewijs was voor een acuut gevaar. De politierechter concludeerde dat de vrouw opzettelijk een geheim had geschonden dat zij uit hoofde van haar vroegere functie verplicht was te bewaren. De vrouw werd veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, subsidiair acht dagen hechtenis. De rechter benadrukte dat het schenden van het beroepsgeheim niet alleen de betrokken cliënt schaadt, maar ook het vertrouwen in de zorgsector onder druk zet. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechter het beroep op noodtoestand van de verdachte niet aannemelijk achtte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05.105152.19
Datum uitspraak : 19 december 2019
Tegenspraak
vonnis van de politierechter
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toegelaten wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode 01-09-2018 tot en met 6 november 2018 te Harderwijk
een geheim waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten als (oud-)medewerker bij ’s Heerenloo, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
door aan een persoon, te weten [naam] , vertrouwelijke en/of privacygevoelige informatie te geven over een cliënt van ’s Heerenloo.
(art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft aangevoerd dat zij in de wijk waar haar dochter woont een man zag lopen en dat zij vanwege haar vorige functie wist dat deze man in het verleden wegens een zedendelict is veroordeeld. Verdachte stelt dat zij toen direct vanuit de auto haar dochter heeft gebeld en heeft gezegd dat ze direct naar buiten moest komen omdat er een man in de wijk liep die je niet in de buurt van je kinderen wilt hebben. Toen zij vanuit de auto zag dat haar dochter naar buitenkwam, is zij weggereden en heeft zij haar dochter verder niet meer gesproken.
Volgens verdachte moet dit voorval eerder dan november 2018 hebben plaatsgevonden.
Beoordeling door de politierechter
Bewijsmiddelen
De politierechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[naam] , de dochter van verdachte, is door de politie gevraagd te reageren op een appbericht dat op 6 november 2018, omstreeks 10.00 uur in een buurtappgroep is gedeeld. Zij heeft daarop verklaard dat zij die bewuste dag van iemand had gehoord dat de man die bij haar door de buurt liep de heer [slachtoffer] was en dat dit een man is met een verstandelijke beperking en een verleden met zedenzaken. Zij heeft deze informatie vervolgens in het bericht in de buurtappgroep met haar buren gedeeld. [2]
Een proces-verbaal van de wijkagent van de wijk Drielanden in Harderwijk houdt in dat hij op 7 november 2018 berichten kreeg doorgestuurd die in een buurtappgroep waren gedeeld. Een van deze berichten hield in:
“Beste buren!
Zojuist heb ik hier een man met een verstandelijke beperking in de straat folders zien bezorgen die veroordeeld is voor het verkrachten van kinderen. Hij zoekt tot op heden nog steeds contact met kinderen om ze te misbruiken/verkrachten
Mijn moeder heeft direct met deze man gewerkt en deze info heb ik van haar. Ik heb net de politie al gebeld en word hier zo over terug gebeld, wees aub alert!”
Ook werden schermafbeeldingen van via google gevonden foto’s van ene [slachtoffer] doorgestuurd. Dat het om [slachtoffer] ging kon hij zien omdat in de zoekbalk de naam [slachtoffer] erbij getypt was. [3]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft in de aangifte verklaard dat hij het bericht heeft gezien en zichzelf op de foto’s herkent. Hij heeft begrepen dat de informatie afkomstig is van een oud medewerker van ’s Heerenloo die kennis heeft van zijn dossier. In dat dossier staat namelijk dat hij twintig jaar geleden is veroordeeld voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. [4]
Namens ’s Heerenloo is aangifte gedaan van schending van het beroepsgeheim door verdachte. In de aangifte wordt beschreven dat verdachte lang bij ’s Heerenloo in dienst is geweest en dat zij in 2012 of 2013 uit dienst is gegaan. In die periode was zij verantwoordelijk voor de begeleiding en de verzorging van cliënten. Uit hoofde van haar functie droeg zij kennis van gevoelige informatie van cliënten en had zij inzage in cliëntendossiers en was zij gebonden aan een beroepsgeheimhoudingsplicht. [slachtoffer] was en is cliënt van de instelling.
Sinds enige tijd verricht de heer [slachtoffer] werkzaamheden in het kader van dagbesteding. In november 2018 is een medewerker van de kringloop met een aantal cliënten, waaronder de heer [slachtoffer] , flyers gaan rondbrengen in de wijk Drietanden in Harderwijk. Dat gebeurde onder toeziend oog van deze medewerker.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij weet dat op haar een beroepsgeheimhoudingsplicht rust vanwege de aanstelling die zij in het verleden had bij ’s Heerenloo, en dat zij haar dochter heeft gewaarschuwd voor een man die zij vanwege die aanstelling kende.
Conclusies
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de politierechter vast dat verdachte haar dochter vertrouwelijke en privacygevoelige informatie heeft gegeven over een cliënt van ’s Heerenloo, haar voormalige werkgever.
Gelet op de verklaring van de dochter van verdachte en de aangifte van ’s Heerenloo stelt de politierechter vast dat dit begin november 2018 moet zijn geweest, meer precies op 6 november 2018.
De politierechter stelt verder vast dat verdachte haar dochter méér moet hebben gezegd dan alleen dat er een man in de wijk liep “die je niet in de buurt van je kinderen wilt hebben”. Uit de door de dochter gestuurde bericht en schermafdrukken blijkt immers dat de dochter op de hoogte was van de volledige naam van de man en van de omstandigheden dat de man een verstandelijke beperking heeft en dat hij in het verleden wegens een zedendelict is veroordeeld. Die informatie kan de dochter enkel van verdachte hebben gekregen.
De politierechter acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een geheim dat zij uit hoofde van haar vroegere beroep verplicht was te bewaren, heeft geschonden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij
in of omstreeks de periode 01-09-2018 tot en metop 6 november 2018 te Harderwijk een geheim waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde
van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan welvan vroeger
ambt en/ofberoep, te weten als (oud-)medewerker bij ’s Heerenloo, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
door aan een persoon, te weten [naam] , vertrouwelijke en/of privacygevoelige informatie te geven over een cliënt van ’s Heerenloo.
In de bewezenverklaring is een taalkundige wijziging aangebracht om de leesbaarheid te vergroten. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van vroeger beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden”.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft aangevoerd dat zij, toen zij de man door de wijk zag lopen, haar dochter voor de man wilde waarschuwen. Verdachte stelt dat zij, gelet op de veroordeling van de man en andere incidenten die volgens haar hebben plaatsgevonden, niet kon afwachten. Zij moest direct haar dochter inschakelen om te voorkomen dat de man zonder toezicht in de buurt van haar kleinkinderen zou komen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat geen sprake is van omstandigheden die het handelen van verdachte kunnen rechtvaardigen.
De beoordeling door de politierechter
Verdachte stelt dat er belangen in het geding waren die zwaarder wegen dan de wettelijke verplichting om het beroepsgeheim te bewaren. De politierechter vat dat verweer op als een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand.
Een beroep op noodtoestand slaagt alleen als iemand in een conflict van plichten of belangen het zwaarstwegende belang laat prevaleren. Van degene die zich op noodtoestand beroept mag worden gevraagd dat hij de belangenafweging op een zorgvuldige manier maakt en daarbij de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht neemt.
In dat kader is ten eerste van belang dat niet aannemelijk is geworden dat er een concreet en acuut gevaar bestond voor de kleinkinderen van verdachte of voor andere kinderen en dat verdachte daarom haar beroepsgeheim moest schenden. Van de door verdachte gestelde situatie dat de man zonder begeleiding door de wijk liep, was namelijk geen sprake. Uit het dossier volgt dat de man die dag werkzaamheden in het kader van dagbesteding verrichtte en dat daarbij wel degelijk een begeleider aanwezig was. Dat de man niet alleen door de wijk liep, blijkt ook uit de foto die de dochter van verdachte van de man heeft gemaakt kort nadat verdachte haar over de man had verteld. Op die foto is de man te zien in het bijzijn van twee volwassen personen.
Ook als verdachte deze begeleiding niet heeft gezien, had zij niet zomaar mogen aannemen dat er gevaar bestond voor haar kleinkinderen of andere kinderen. Voordat zij haar dochter waarschuwde, had verdachte eerst moeten nagaan of er inderdaad geen begeleider was. Verdachte had dat ook eenvoudig kunnen doen door uit haar auto te stappen en rond te kijken of door gewoon aan de man te vragen of er een begeleider was.
Daarnaast heeft verdachte niet aannemelijk gemaakt waarom zij niet met een algemeen geformuleerde waarschuwing kon volstaan, en waarom het nodig was bij het waarschuwen van haar dochter gedetailleerde informatie over de man prijs te geven, zoals de naam van de man en de informatie dat het ging om iemand met een verstandelijke beperking en een veroordeling voor een zedendelict.
Tot slot is van belang dat uit het dossier op geen enkele wijze blijkt dat de man door een strafrechtelijke veroordeling een bijzondere voorwaarde of gebiedsverbod was opgelegd, of dat er een andere reden was waarom de man zich alleen onder begeleiding buiten zou mogen begeven. Verdachte stelt dat zij daarover een andere mening is toegedaan, maar heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom niet van haar kon worden gevergd dat zij over de kennelijk bij haar bestaande zorgen eerst contact opnam met haar oud-werkgever. Zij had daartoe voldoende gelegenheid. In het verzetschrift dat verdachte in deze zaak heeft ingediend, schrijft verdachte dat zij de man twee dagen voor het incident ook al met folders in de wijk van haar dochter had zien lopen. Zij had naar aanleiding van die waarneming contact op kunnen nemen met ’s Heerenloo om haar zorgen kenbaar te maken.
Alles afwegend, is de politierechter van oordeel dat, nu geen sprake was concreet gevaar, niet is gebleken dat verdachte zich gesteld zag voor een belangenconflict. Bovendien heeft verdachte niet eerst minder vergaande alternatieven geprobeerd en heeft zij de in het geding zijnde belangen op een onzorgvuldige wijze afgewogen. Onder die omstandigheden gaat het beroep op overmacht niet op.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 subsidiair acht dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is onder meer gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 18 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Verdachte heeft haar beroepsgeheim geschonden door informatie die haar bekend was uit haar voormalige functie als zorgcoördinator bij ’s Heerenloo te delen met haar dochter. Zij heeft daarmee het vertrouwen beschaamd van iemand die door een verstandelijke beperking afhankelijk is van zorg en begeleiding. De verstrekte informatie is een eigen leven is gaan leiden en is verder aan derden is verspreid. Uit de aangifte blijkt dat dit aanzienlijke impact op het leven van aangever heeft gehad. Het handelen van verdachte zet daarnaast meer in het algemeen de toegang tot de gezondheidszorg onder druk, omdat onzekerheid over de vraag of door hulpverleners wel discreet met informatie wordt omgegaan mensen ervan kan weerhouden om zorg en begeleiding te zoeken. Daardoor kan het risico ontstaan dat mensen die hulp nodig hebben, die hulp niet zoeken en juist de gevaren ontstaan die verdachte zegt te willen beschermen.
Verdachte stelt dat zij heeft gehandeld om haar kleinkinderen te beschermen. De politierechter onderkent dat kinderen kwetsbaar zijn en dat het belangrijk is dat volwassenen bij gevaren verantwoordelijkheid nemen en kinderen tegen die gevaren beschermen. Nu van het door verdachte gestelde gevaar echter niet is gebleken, kan verdachte worden aangerekend dat zij de belangen onzorgvuldig heeft afgewogen.
Alles afwegend is de politierechter van oordeel dat een onvoorwaardelijke geldboete zoals door de officier van justitie is geëist een passende sanctie is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24c en 272 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De politierechter:
 vernietigt de strafbeschikking
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door acht dagen
hechtenis
Dit vonnis is gegeven door mr. T. Bertens, politierechter, in tegenwoordigheid van E.G.M. Schoonbrood, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 december 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019077645, gesloten op 26 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , p. 24.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6.
4.Proces-verbaal van aangifte, p.15-16.