2.8.[verzoekster] en regelend verzekeraar ASR hebben vervolgens gezamenlijk [neuroloog 1] ingeschakeld voor een neurologische expertise naar de gevolgen van de ongevallen van 21 maart 2016 en 20 juli 2016. Uit het definitieve rapport van [neuroloog 1] van 3 januari 2018 wordt geciteerd:
“
Geneeskundig rapport:
(…)
Klinische diagnose:
De diagnose na het eerste ongeval was een whiplash associated disorder maximaal WAD I, maar feitelijk geeft zij aan dat er nagenoeg geen klachten meer waren. Nu is er sprake van een WAD II volgens de kwalificatie van de Quebec Task Force (Spine 1995). In de differtentiaal diagnose kan gedacht worden aan posttraumatische nek- en schouderklachten, maar het conglomeraat van klachten en de ontwikkeling van de klachten past beter bij een whiplash associated disorder. Naar mijn mening zijn de door haar ervaren cognitieve problemen secundair bij een chronisch geworden pijnsyndroom. Noch op basis van de anamnese, noch op basis van het onderzoek zijn er aanwijzingen voor primair cerebrale beschadiging. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor verwerkings- en acceptatieproblematiek, maar ook stemmingsproblematiek. Dit betreft evenwel het vakgebied van de psychiatrie.
(…)
Zakelijk rapport:
(…)
Bestudering aanvullende correspondentie
(…)
Brief d.d. 01-06-2016, [neuroloog 2] , neuroloog:
Ze werd op 31-05-2016 gezien. Conclusie hoofdpijn van spanningstype bij myofasciaal pijnsyndroom vanuit de nek met bijkomende klachten van verstoorde concentratie en oorsuizen.
Beleid: doorgaan met fysiotherapie. (…)
Brief d.d. 14-07-2016, [neuroloog 2] , neuroloog:
(…)
MRI-hersenen: voor leeftijd normaal
(…)
Verslag CT-hersenen d.d. 20-07-2016:
Geen afwijkingen.
(…)
De anamnese voor wat betreft het eerste ongeval komt wat betreft ongeval en ongevalmechanisme overeen met het dossier. Ze kan zich van de klachten en ontwikkeling van de klachten in deze periode niet alles herinneren. Voor haar gevoel had ze met name last van het sleutelbeen en ook wat hoofdpijnklachten die pre-existent ook aanwezig waren, met name bij drukte, maar dan kortdurend met een NRS-score 1. Ze meldt bezoek aan de neuroloog met ook beeldvorming en lumbaalpunctie, als ook een opname in juni waar ze goed van herstelde. Ze heeft het schooljaar met succes afgerond en kon ook weer op concoursen uitkomen. Ze had geen relevante hinder en zeker geen beperkingen toen haar tweede ongeval is overkomen op 20-07-2016. Daarbij was sprake van een achteruitaanrijding. Bij beide ongevallen is er geen sprake geweest van bewustzijnsverlies of amnesie. Na het tweede ongeval had zij pijnklachten door haar hele lijf. Ze ontwikkelde ook een groot aantal andere klachten, enerzijds cognitieve klachten, duizeligheidsklachten vlekken voor de ogen, tintelingen, gebrek aan belastbaarheid, overgevoeligheid voor licht en geluid. Liggend had ze het minst last en dat geldt ook nu nog. Ze heeft fysiotherapie gehad wat niet leidde tot een structurele afname van klachten. Ze is bij CIR behandeld, maar dat heeft niet geleid tot een afname van klachten, maar wel van beter leren omgaan met klachten. Op dit moment heeft ze nog steeds fysiotherapie waarbij bindweefselmassage wordt toegepast. Na het tweede ongeval is beeldvormend onderzoek verricht en heeft ze begeleiding gehad van de revalidatiearts. De hierboven genoemde klachten persisteren, terwijl bovendien sprake is van boosheid over de situatie en ook verdriet. Ook is er sprake van stemmingsklachten. Bij onderzoek wordt een matte, sombere jonge vrouw gezien. In de anamnese zitten hiaten met name ten aanzien van de episode na het eerste ongeval. De MOCA is juist afwijkend. Ook ten aanzien van de algemene feiten zit er een enkel hiaat. Neurologisch onderzoek in engere zin laat geen relevante afwijkingen zien. De visus is verminderd, maar dit lijkt te berusten op een brekingsprobleem gezien de effecten van de stenopeïsche opening. Verder is er sprake van tendomyogene afwijkingen in de nekregio. De diagnose whiplash is eerder gesteld. Cognitieve klachten zijn eerder ook door de neuroloog geduid als passend bij een myofasciaal pijnsyndroom.
Beeldvormend onderzoek liet geen (traumatische) afwijkingen zien.
(…)
Beantwoording van uw vragen
(…)
Consistentied. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
(…)
Antwoord:
d. Er is op hoofdlijnen consistentie wanneer het gaat om informatie verkregen van betrokkene en de feiten zoals deze uit het dossier naar voren komen. Dit geldt ook voor de bevindingen bij neurologisch onderzoek.
(…)
g. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, 6e editie)?
Antwoord:
Op basis van de anamnese was er na het eerste ongeval geen sprake van functieverlies volgens de AMA-guides. Nu is er op basis van een chronisch geworden pijnsyndroom sprake van 2 % BIGP.
Beperkingenh. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven?
Antwoord:
Bij ontbreken van een neurologisch substraat kunnen conform de NVN-richtlijnen geen beperkingen voor wat betreft het vakgebied van de Neurologie worden aangegeven.
(…)
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongevala. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
(…)
Antwoord:
a. Voor het ongeval had zij klachten, in casu hoofdpijnklachten, die ze nu nog heeft, waarbij het karakter en de ernst wel veranderd is. De klachten zijn met name veranderd na het tweede ongeval.
(…)
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongevalc. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
(…)
Antwoord:
c. Zoals hierboven al is aangegeven had zij voor het tweede ongeval
geen noemenswaardigelast van hoofdpijnklachten.
Ze had ook voor het eerste ongeval wel eens hoofdpijnklachten, met name wanneer het druk was geweest en ze proefwerken moest maken of tentamens. Het was een signaal dat ze te lang had geleerd. Het betrof een licht drukkende, frontaal gelokaliseerde hoofdpijn met een NRS-score 1.Het is niet uitgesloten dat zij een en ander ook nu nog zou kunnen hebben in vergelijkbare situaties. Tendomyogene hoofdpijnklachten komen bovendien in de populatie veel voor. Na
de tweede aanrijdingis de hoofdpijn in ernst toegenomen en ook van karakter veranderd, waarmee overigens niet gezegd wordt dat daarmee ook een neurologisch substraat voor deze klachten kan worden aangegeven. Er is nu een relatie in tijd.
d. Dat zij eerder hoofdpijnklachten had betreft een zekerheid. De hoofdpijnklachten waren voorheen mild.
(…)”.