Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiseres 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een burengeschil, is de nietigheid van een dagvaarding in kort geding aan de orde. De eisers hebben op 24 december 2018 een dagvaarding laten betekenen aan het kantooradres van de advocaat van de gedaagden, mr. G.J.G. Olijslager, die hen in eerdere procedures vertegenwoordigde. De rechtbank oordeelt dat deze betekening niet voldoet aan de vereisten van de wet, aangezien er geen sprake is van verzet, hoger beroep of cassatie, en de gedaagden niet op het kantooradres van hun advocaat woonplaats hebben gekozen. De rechtbank verwijst naar artikel 63 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en concludeert dat de dagvaarding nietig is, omdat deze niet op de juiste wijze is betekend.
De rechtbank stelt vast dat de eisers niet hebben aangetoond dat de gedaagden de dagvaarding op een andere manier hebben ontvangen. De rechtbank benadrukt dat de procedure niet een executiegeschil betreft, maar een zelfstandige procedure die niet voortvloeit uit eerdere rechtszaken. De eisers hebben geen bewijs geleverd dat de gedaagden de dagvaarding hebben ontvangen, en er is geen herstelexploot uitgebracht. Dit leidt tot de conclusie dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard, omdat deze niet aan de wettelijke vereisten voldoet.
De voorzieningenrechter heeft op 2 januari 2019 het vonnis uitgesproken, waarin de nietigheid van de dagvaarding wordt bevestigd. Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak benadrukt van correcte betekening in civiele procedures, vooral in kort geding zaken.