ECLI:NL:RBGEL:2019:6155
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake inbeslagname hond en griffierecht
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 31 december 2019, hebben verzoekers, wonende te Arnhem, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Arnhem. Dit besluit, genomen op 5 december 2019, hield in dat de hond van verzoekers onvrijwillig in beslag zou worden genomen en dat de hond door een gedragsdeskundige zou worden beoordeeld. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 30 december 2019, maar verzoekers zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen. De burgemeester was vertegenwoordigd door mr. L. Rödel, J. Visser en R. Reinders. De voorzieningenrechter overwoog dat volgens artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een griffierecht moet worden betaald door de verzoeker. Verzoekers hadden een nota ontvangen voor het griffierecht, welke op 18 december 2019 was verzonden en op 21 december 2019 was bezorgd. De nota vermeldde dat het griffierecht uiterlijk twee weken na de verzenddatum of voor de zitting betaald moest zijn.
Bij controle bleek dat het griffierecht niet voor de zitting was betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld, maar wel aangegeven dat het verzoek tot inbeslagname van de hond inhoudelijk besproken was op de zitting. De burgemeester moet nog beslissen op het bezwaar van verzoekers. De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 december 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.