ECLI:NL:RBGEL:2019:6217

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
7825618 CV EXPL 19-2596
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bindend advies Geschillencommissie en ontbinding koopovereenkomst bankstel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eisende partij] en [gedaagde partij] over de koop van een bankstel. [eisende partij] heeft in november 2017 en januari 2018 een koopovereenkomst gesloten met [gedaagde partij] voor een op maat gemaakte ‘Montis zitbank’ en een hocker, met een totale prijs van € 9.418,00. Na levering op 25 januari 2018 heeft [eisende partij] geklaagd over kleurverschillen in de bekleding van de bank. De Geschillencommissie Wonen heeft de klacht van [eisende partij] ongegrond verklaard, maar [eisende partij] heeft de kantonrechter verzocht om het bindend advies te vernietigen en de overeenkomst te ontbinden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde partij] tekort is geschoten in haar informatieplicht over de eigenschappen van de bekleding van de bank. De rechter oordeelde dat de zitspiegels, die ontstaan door gebruik, een opvallende eigenschap zijn die [eisende partij] niet had hoeven verwachten. De kantonrechter heeft het bindend advies van de Geschillencommissie vernietigd en de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden, waarbij [gedaagde partij] werd veroordeeld om de bank en hocker terug te nemen en de koopprijs van € 9.418,00 terug te betalen. Tevens zijn de proceskosten aan [eisende partij] toegewezen.

In de voorwaardelijke reconventie heeft [gedaagde partij] verzocht om afgifte van de bank en hocker, wat ook is toegewezen. De rechter heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND Aangevulde versie ex artikel 32
van het Wetboek van Burgerlijke
Team kanton en handelsrecht
rechtsvordering d.d. 19-12-2019
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: 7825618 CV EXPL 19-2596
Grosse aan: beide partijen
Verzonden d.d. 27 november 2019
vonnis d.d. 27 november 2019 van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2] ,
wonende te Zwolle,
eisende partij,
(rol)gemachtigde: mr. M.H.J. Janssen,
tegen
[gedaagde partij] ,
gevestigd te Zutphen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E. Hunneman.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Dit verloop blijkt uit:
- het vonnis van 3 juli 2019;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
- de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de comparitie van partijen gehouden op 31 oktober 2019;
1.2
Hierna is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
[eisende partij] heeft in november 2017 en januari 2018 met [gedaagde partij] ( [gedaagde partij] ) een koopovereenkomst gesloten. De overeenkomst ziet onder meer op het aankopen van een op maat gemaakte ‘Montis zitbank’ (hierna: de bank) en een hocker. De prijs voor de bank en de hocker bedraagt € 9.418,00.
De meubels zijn geleverd op 25 januari 2018.
2.2
Op 5 februari 2018 heeft [eisende partij] bij [gedaagde partij] geklaagd over kleurverschil op bepaalde plekken in de stoffen bekleding van de bank.
2.3
Op 16 april 2018 is de bank geïnspecteerd door een servicemonteur van [gedaagde partij] . Hij constateerde dat er sprake is van ‘shading’.
Op 12 juni 2018 heeft de heer [naam 1] van Montis de bank geïnspecteerd. Hij constateerde ook dat er sprake is van ‘shading’, een bijzondere stofeigenschap van de bekleding van de bank. Die eigenschap van de bekleding had volgens hem tijdens het verkoopgesprek meegedeeld moeten worden. Montis heeft geen bekledingsstoffen zonder shading.
2.4
De heer [naam bestuurder gedaagde partij] , bestuurder van [gedaagde partij] , heeft [eisende partij] bezocht op
19 november 2018 en later nog een keer. Deze heeft zich op het standpunt gesteld dat het een normale stofeigenschap betreft.
2.5
Op voorstel van de [naam bestuurder gedaagde partij] is kwestie voorgelegd aan de Geschillencommissie Wonen (hierna: de Geschillencommissie). Deze heeft een deskundige ingeschakeld.
2.6
Op 11 maart 2019 is het bankstel beoordeeld door de deskundige van de Geschillencommissie, [naam deskundige]. Hij constateert dat de bank en hocker zijn bekleed met Comodo kleur 75, een stof die wordt aangeduid als Chenille velours. Hij heeft bevestigd dat het bankstel van [eisende partij] onderhevig is aan ‘zitspiegels’. Aan het rapport van de deskundige is het volgende ontleend:
“(…)
2. Korte omschrijving van de klacht(en)
De gedeelten die worden gebruikt (bezeten) vertonen zitspiegels.
Zitspiegels zijn:
Door de invloed van druk, lichaamswarmte, lichaamsvocht en luchtvochtigheid, de wijze van invullen en de soort afdekking die gebruikt is, kan er in meer of mindere mate zichtbare verandering in de vleug ontstaan. In het bijzonder bij meubelen die zijn bekleed met een velours of een chenille kan er door een verschillende lichtinval de indruk gewekt worden dat er vlekken in de bekleding aanwezig zijn. Dit noemt men zichtspiegel. In zit is een product gebonden eigenschap en is geen kwaliteitsvermindering.
Als je de bank van verschillende kanten bekijkt neem je van de voorkant wel de spiegels waar maar van de zijkanten weer niet. Dit is daardoor ook een duidelijk beeld/bewijs dat wat we waarnemen zeker zitspiegels zijn.
3. Vaktechnisch oordeel
(…)
Het klopt dat de zittingen die dagelijks of vaak worden gebruikt zitspiegels vertonen. Dit is een eigenschap van de stof (product gebonden eigenschap) en is geen kwaliteitsvermindering
en het zijn ook geen vlekken echter een optische waarneming zoals eerder in deze rapportage beschreven. De mate waarin het voorkomt kan de deskundige dit matig tot normaal noemen en heel gewoon zoals je dat bij dit soort stoffen ziet. Vaktechnisch is er niets mis mee.
(…)
4. Omvang van de klacht
Is naar uw vaktechnisch oordeel de omvang van de geconstateerde gebreken:
(…)
X opvallend, maar voor het geleverde normaal te noemen.
(…)
5. Herstel
Is herstel technisch mogelijk: (…) X nee
(…)
Zo nee, waarom niet?
Een zitspiegel is een product gebonden eigenschap en bij vervanging door dezelfde stof zal zelfde resultaat in zelfde tijdsbestek weer zichtbaar zijn. Verder is hetgeen wat wij nu waarnemen normaal te noemen bij de stof die nu op de bank zit en geen reden voor herstel of vervanging.
(…)
6. Toelichting
Tijdens het bezoek waren de consument en de ondernemer aanwezig.
Bovenstaande onderschrijven beide partijen maar het verschil in deze is dat de consument volgens haar niet op de hoogte was van deze toch zeer opvallende eigenschap welke zeer storend voor hen is niet acceptabel en wenst daarom ontbinding van de overeenkomst met terugbetalen van de betaalde prijs.
Ondernemer is van standpunt dat er vaktechnisch niets mis is met de bank en dat de klant wel degelijk op de hoogte moet zijn geweest van deze eigenschap en wil de banken toenemen tegen terugbetaling van 50% van de aankoopprijs. (…)”
2.7
Namens [eisende partij] is door de gemachtigde in haar brief van 26 maart 2019 nog een inhoudelijke reactie gegeven op het deskundigenrapport aan de Geschillencommissie gezonden.
2.8
De mondelinge behandeling voor de Geschillencommissie heeft plaatsgevonden op
8 april 2019.
2.9
De Geschillencommissie heeft uitspraak gedaan op 17 april 2019. Deze uitspraak bevat onder meer de volgende passages:
“(…)Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De discussie spitst zich toe op de vraag of de ondernemer tekort is geschoten in zijn informatieplicht betreffende de eigenschappen van de toegepaste meubelstof. Waar het betreft de informatie uitwisseling tijdens het verkoopgesprek weerspreken partijen elkaar, de
commissie kan niet vaststellen wat wel of niet is besproken. In de schriftelijk verstrekte informatie wordt de gewraakte eigenschap niet genoemd.
De commissie is van oordeel dat in het algemeen de ondernemer is gehouden de consument te informeren over relevante eigenschappen van het product, maar dat van de ondernemer niet kan worden verlangd dat deze expliciet uitweidt over alle eigenschappen. Dit geldt met name voor de eigenschappen die zo voor de hand liggen dat deze als algemeen bekend moeten worden verondersteld.
In dit geval betreft het een chenille velours bekledingsstof, een stof met een zachte pool (vleug). De commissie is van oordeel dat algemeen bekend mag worden verondersteld dat stoffen met een zachte pool in het gebruik de eigenschap hebben dat de pool plat gaat liggen. De bekledingsstof van de bank van de consument vertoont dit effect op de plaatsen waar regelmatig wordt gezeten. Dat is niet ongebruikelijk en zelfs te verwachten. Volgens de waarneming van de deskundige is dit effect hier niet overmatig, maar wel zichtbaar en derhalve opvallend.
Gelet op het voorgaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in acht nemende is de commissie van oordeel dat de ondernemer niet tekort is geschoten in zijn informatieplicht en een bankstel heeft geleverd zoals de consument dat mocht verwachten. (…)
De klacht van de consument is ongegrond.
Het door de consument verlangde wordt afgewezen. (…)”

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1
[eisende partij] vordert, na wijziging van de eis, dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair:
Het bindend advies van de Geschillencommissie zal vernietigen en voor recht zal verklaren dat de overeenkomst met [gedaagde partij] (gedeeltelijk) is ontbonden of – indien de kantonrechter van mening is dat van een buitengerechtelijke ontbinding nog geen sprake is – de overeenkomst (gedeeltelijk) zal ontbinden ten aanzien van de koop van de bank en de hocker en [gedaagde partij] zal veroordelen de bank en de hocker bij [eisende partij] op te halen tegen retournering van de koopprijs van deze meubels van € 9.943,00;
Subsidiair:
Het bindend advies van de Geschillencommissie zal vernietigen en voor recht zal verklaren dat de overeenkomst met [gedaagde partij] (gedeeltelijk) is vernietigd wegens dwaling of – indien de kantonrechter van mening is dat van een vernietiging van de overeenkomst nog geen sprake is – de overeenkomst (gedeeltelijk) zal vernietigen ten aanzien van de koop van de bank en de hocker en [gedaagde partij] zal veroordelen de bank en de hocker bij [eisende partij] op te halen tegen retournering van de koopprijs van deze meubels van € 9.943,00;
Primair en subsidiair:
[gedaagde partij] zal veroordelen in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen
de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2
[eisende partij] legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, aan zijn vordering onder meer de volgende stellingen ten grondslag.
[gedaagde partij] is tekortgeschoten in haar informatieplicht ten aanzien van de producteigenschap van de stoffen bekleding van de bank. In de visie van [eisende partij] passen de zitspiegels niet in hetgeen zij op grond van de koopovereenkomst mochten verwachten. Indien hij van het bestaan daarvan op de hoogte was geweest zou hij niet zijn overgegaan tot aankoop van deze bank.
Het oordeel van de Geschillencommissie dat [gedaagde partij] niet is tekortgeschoten in haar informatieplicht omdat in dit geval sprake is van eigenschappen die als algemeen bekend moeten worden verondersteld, is onbegrijpelijk. Het gaat om een volgens de deskundige zeer opvallende eigenschap. Deze eigenschap van deze stof is niet als feit van algemene bekendheid aan te merken. Dat betekent dat het gewezen bindend advies van de Geschillencommissie in verband met de inhoud in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.3
[gedaagde partij] heeft geconcludeerd dat [eisende partij] in zijn vorderingen niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat deze moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak.
Het verweer van [gedaagde partij] zal, voor zover van belang, in het navolgende worden weergegeven.

4.De vordering en het verweer in voorwaardelijke reconventie

4.1
In het geval dat enige vordering tot ontbinding of vernietiging wordt toegewezen waardoor ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan, vordert [gedaagde partij] dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eisende partij] zal veroordelen om binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis het door [gedaagde partij] aan [eisende partij] geleverde bankstel en hocker af te geven aan [gedaagde partij] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [eisende partij] geen medewerking verleent aan de afgifte met een maximum van € 10.000,00, met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak.
4.2
[gedaagde partij] legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, aan haar vordering onder meer de volgende stellingen ten grondslag. Indien de vordering van [eisende partij] zou worden toegewezen heeft zij recht op afgifte van de bank en de hocker.
4.3
[eisende partij] heeft geconcludeerd dat [gedaagde partij] in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat deze moet worden afgewezen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
Het verweer van [eisende partij] zal, voor zover van belang, in het navolgende worden weergegeven.

5.De beoordeling

In conventie
5.1
[eisende partij] heeft aangevoerd dat het bindend advies dient te worden vernietigd.
Artikel 7:904 lid 1 BW luidt als volgt: “
Indien gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar.”Deze maatstaf brengt mee dat de rechter het bindend advies terughoudend dient te toetsen.
Het verschijnsel laat zich omschrijven als het ontstaan van een duidelijke bruine zweem op de zitplekken van de grijze bank. Dat staat vast. [eisende partij] heeft hier ernstig bezwaar tegen want het lijkt alsof er meerdere grote bruine vlekken op de grijze bank zitten.
De Geschillencommissie stelt voorop dat het geschil zich toespitst “
op de vraag of de ondernemer is tekortgeschoten in zijn informatieverplichting betreffende de eigenschappen van de toegepaste meubelstof.” Niet is komen vast te staan dat de informatie tijdens het verkoopgesprek is gegeven. Vaststaat dat de in de showroom getoonde bank met dezelfde stof en kleur was bekleed en dat daarop geen zitspiegels waren te zien. Ook in de ten tijde van de koop verschafte schriftelijke informatie wordt de gewraakte eigenschap niet genoemd. Beslissend zijn de overwegingen van de Geschillencommissie:
- dat de ondernemer niet hoeft uit te weiden over alle eigenschappen van een product, zeker niet als een eigenschap algemeen bekend moet worden verondersteld en
- dat de bewuste eigenschap algemeen bekend moet worden verondersteld, zodat [eisende partij] deze eigenschap redelijkerwijs moet hebben verwacht.
De Geschillencommissie lijkt hierbij toepassing te hebben gegeven aan het beginsel van bewijsrecht dat is neergelegd in artikel 149 lid 2 Rv.:
“Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid, alsmede algemene ervaringsregels mogen door de rechter aan zijn beslissing ten grondslag worden gelegd, ongeacht of zij zijn gesteld gemaakt en behoeven geen bewijs.”
Een staal van de gebruikte meubelstof is door [gedaagde partij] ter zitting van de kantonrechter getoond. Van die getoonde stof die ook kon worden gevoeld, kan echter, zoals van de kant van [eisende partij] is aangevoerd, ook naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gezegd dat dit een stof is waarvan ieder normaal en algemeen ontwikkeld mens zonder nader onderzoek geacht wordt te weten dat deze over de bewuste eigenschap beschikt of die hij zonder noemenswaardig onderzoek uit de algemeen toegankelijke bronnen te weten kan komen. Wellicht zou bij de aanduiding chenille en/of velours snel worden gedacht aan zeer zacht aanvoelende stoffen met bijvoorbeeld wat langere zachte vezels die in een bepaalde richting gaan liggen en daardoor een kleurverschil of vleug te zien geven. Die indruk werd bepaald niet – integendeel – gewekt door de ter zitting getoonde (en gevoelde) stof. Deze maakte naar de eigen waarneming van de kantonrechter eerder de indruk van een stevige stof te zijn. De Geschillencommissie neemt kennelijk tot uitgangspunt dat bij het zien en voelen van een met deze stof beklede bank ieder normaal en algemeen ontwikkeld persoon weet dat dit een dergelijke opvallende eigenschap als zitspiegels heeft. De kantonrechter kan die zienswijze niet volgen, want die algemene bekendheid kan in het geval van deze stof immers niet worden aangenomen. Dat brengt mee dat de beoordeling van de Geschillencommissie op een onjuiste maatstaf berust. Hierdoor is de beslissing op onjuiste gronden gebaseerd. Daaruit volgt dat het bindend advies in verband met de inhoud in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.
5.2
Naar het oordeel van de kantonrechter had [gedaagde partij] [eisende partij] voorafgaand aan de aankoop inderdaad moeten wijzen op deze opvallende producteigenschap. Nu zij dat niet,
althans niet aantoonbaar, heeft gedaan, had [eisende partij] deze eigenschap niet behoeven te verwachten. [eisende partij] heeft tijdens het verkoopgesprek de bank in de showroom in deze stof en kleur gezien zonder de zitspiegels. Die ontstaan immers pas na een paar uur zitten.
Tevens is van de kant van [eisende partij] voldoende onderbouwd gesteld dat hij deze bank niet zou hebben gekocht als hij daarmee op de hoogte zou zijn geweest. Die stelling is niet
afzonderlijk gemotiveerd betwist. De zitspiegels zijn niet te verwijderen, anders dan na veel moeite en niet blijvend. Het verweer dat de zitspiegels slechts beperkt te zien zijn, dat wil zeggen vrijwel alleen recht van voren (niet van opzij), gaat niet op. Immers, [eisende partij] heeft onbetwist gesteld dat men in zijn huis recht op de bank afloopt, zodat de zitspiegels altijd direct te zien zijn. Verder staat vast dat het een opvallende eigenschap is, zodat het verweer dat het wel meevalt niet opgaat.
Uit het voorgaande volgt dat het bindend advies niet in stand kan blijven zodat dit moet worden vernietigd. Tevens is gelet op het voorgaande komen vast te staan dat de bank niet voldoet aan de redelijke verwachtingen die [eisende partij] daarvan ten tijde van de koop in redelijkheid mocht hebben. Namelijk een bank die geen vlekken, althans niet dergelijke vlekken gaat vertonen. Dit brengt mee dat, nu niet vaststaat dat de koopovereenkomst al buitengerechtelijk is ontbonden, de koopovereenkomst of vordering van [eisende partij] zal worden ontbonden. Vanwege die ontbinding ontstaan voor partijen ongedaanmakingsverplichtingen. De bank dient te worden afgestaan aan [gedaagde partij] en [gedaagde partij] dient de koopsom terug te betalen.
5.3
Op grond van het voorgaande zal de primaire vordering worden toegewezen zoals hierna is vermeld.
5.4
De wettelijke rente zal worden toegewezen, omdat deze niet afzonderlijk gemotiveerd zijn betwist.
5.5
De door partijen aangevoerde argumenten die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen behoeven geen bespreking, nu deze in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.6
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
In voorwaardelijke reconventie
5.7
Nu de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld is vervuld, zal deze worden behandeld.
5.8
Het spreekt voor zich dat door de terecht geoordeelde ontbinding van de koopovereenkomst recht bestaat op ongedaanmaking van de wederzijds verrichte prestaties. In conventie is [gedaagde partij] veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom. Dan is het duidelijk dat [gedaagde partij] recht heeft op afgifte van de bank en de hocker. Het gevorderde zal dan ook worden toegewezen. De dwangsom zal echter worden afgewezen omdat er geen aanleiding is te veronderstellen dat [eisende partij] niet bereid zouden zijn de bank en hocker aan [gedaagde partij] af te geven, zodat het niet nodig wordt geacht daarvoor een strenge financiële prikkel aan te koppelen.
5.9
De door partijen aangevoerde argumenten die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen behoeven geen bespreking, nu deze in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.1
Er bestaat aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
De veroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Hetgeen meer of anders is gevorderd zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
6.1
vernietigt het bindend advies van de Geschillencommissie en ontbindt de overeenkomst (gedeeltelijk) ten aanzien van de koop van de bank en de hocker en veroordeelt [gedaagde partij] de bank en de hocker bij [eisende partij] op te halen tegen retournering van de koopprijs van deze meubels van € 9.943,00;
6.2
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [eisende partij] vastgesteld als volgt:
dagvaarding € 104,54
griffierecht € 486,00
salaris € 600,00 (2 punten maal tarief € 300,00),
te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis , en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
6.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in reconventie:
6.5
veroordeelt [eisende partij] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de door [gedaagde partij] aan [eisende partij] geleverde bank en hocker af te geven aan [gedaagde partij] ;
6.6
verklaart de veroordeling onder 6.5 uitvoerbaar bij voorraad;
6.7
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
6.8
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.J. Heessels en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
conc.: mh
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: 7825618 CV EXPL 19-2596
Grosse aan: beide partijen
Verzonden d.d. 19 december 2019
beslissing d.d. 18 december 2019 van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2],
wonende te Zwolle,
eisende partij,
(rol)gemachtigde: mr. M.H.J. Janssen,
tegen
[gedaagde partij],
gevestigd te Zutphen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E. Hunneman.

1.Het verzoek tot verbetering en de beoordeling

1.1
Bij brief van 2 december 2019, ter griffie binnengekomen op 4 december 2019, is door gedaagde partij verzocht om verbetering van het op 27 november 2019 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat in het vonnis onder 3.1 (2 keer) en 6.1, het bedrag van de koopprijs van de meubels staat vermeld als € 9.943,00 terwijl dit bedrag € 9.418,00 dient te zijn, omdat de eisende partij de eis ter zitting heeft aangepast.
1.2
De eisende partij is in de gelegenheid gesteld zich over dit voornemen uit te laten. Zij heeft daarvan gebruik gemaakt en de visie van de eisende partij wat betreft de verbetering van de koopprijs van de meubels onder 3.1 en 6.1 onderschreven.

2.De beoordeling

Het criterium waaraan dit verzoek moet worden getoetst, is de vraag of er sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent (artikel 31 Rv). Van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent is alleen dan sprake indien voor zowel partijen alsook voor derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is. Dit is in deze zaak het geval. Om deze reden zal worden overgegaan tot verbetering van het vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1
verbetert het op 27 november 2019 gewezen vonnis, in die zin dat waar onder 3.1 Primair staat:
‘de overeenkomst (gedeeltelijk) zal ontbinden ten aanzien van de koop van de bank en de hocker en [gedaagde partij] zal veroordelen de bank en de hocker bij [eisende partij] op te halen tegen retournering van de koopprijs van deze meubels van € 9.943,00’
wordt gewijzigd in:
‘de overeenkomst (gedeeltelijk) zal ontbinden ten aanzien van de koop van de bank en de hocker en [gedaagde partij] zal veroordelen de bank en de hocker bij [eisende partij] op te halen tegen retournering van de koopprijs van deze meubels van € 9.418,00’
en onder 3.1 Subsidiair waar staat:
‘de overeenkomst (gedeeltelijk) zal vernietigen ten aanzien van de koop van de bank en de hocker en [gedaagde partij] zal veroordelen de bank en de hocker bij [eisende partij] op te halen tegen retournering van de koopprijs van deze meubels van € 9.943,00’
wordt gewijzigd in:
‘de overeenkomst (gedeeltelijk) zal vernietigen ten aanzien van de koop van de bank en de hocker en [gedaagde partij] zal veroordelen de bank en de hocker bij [eisende partij] op te halen tegen retournering van de koopprijs van deze meubels van € 9.418,00’
en onder 6.1 waar staat:
‘vernietigt het bindend advies van de Geschillencommissie en ontbindt de overeenkomst (gedeeltelijk) ten aanzien van de koop van de bank en de hocker en veroordeelt [gedaagde partij] de bank en de hocker bij [eisende partij] op te halen tegen retournering van de koopprijs van deze meubels van € 9.943,00’
wordt gewijzigd in:
‘vernietigt het bindend advies van de Geschillencommissie en ontbindt de overeenkomst (gedeeltelijk) ten aanzien van de koop van de bank en de hocker en veroordeelt [gedaagde partij] de bank en de hocker bij [eisende partij] op te halen tegen retournering van de koopprijs van deze meubels van € 9.418,00’;
3.2
bepaalt dat deze verbetering onder vermelding van de datum 18 december 2019 wordt gehecht aan de minuut van het vonnis van 27 november 2019;
3.3
verzoekt van de eisende partij, voor zover zij dit niet reeds heeft gedaan, de ontvangen grosse van het vonnis van 27 november 2019 na ontvangst van deze herstelbeslissing te retourneren naar Postbus 9008, 7200 GJ Zutphen, onder vermelding van Team Kanton en Handelsrecht, locatie Zutphen.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J. Heessels en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019.
es