De voorzieningenrechter stelt vast dat bij beschikking van 21 februari 2019 is vastgesteld dat de kinderen in de week dat de moeder gaat trouwen bij de vader verblijven. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt voorts dat de ouders na deze datum veelvuldig overleg hebben gehad over de invulling van de zomervakantie en het ruilen van weken, waarbij de moeder meerdere keren aan de vader heeft gevraagd om er schriftelijk mee akkoord te gaan dat de kinderen bij de bruiloft aanwezig kunnen zijn en aansluitend voor een korte vakantie/huwelijksreis met de moeder en haar partner mee kunnen naar Disneyland in Frankrijk.
Door de vader is niet voldoende onderbouwd waarom de kinderen in die week niet bij de moeder kunnen zijn, behalve dan dat de kinderen in die week volgens voornoemde beschikking bij de vader zouden zijn. Uit de stukken blijkt dat de datum van de bruiloft al in maart 2019 bekend was bij de vader en de vader in principe akkoord was gegaan met een eenmalige ruil. Ter zitting heeft de vader dit bevestigd.
Vervolgens is het overleg tussen de ouders spaak gelopen. De vader heeft daarop besloten zich aan de beschikking van de rechtbank te houden en heeft op 12 juni 2019 in de week van de bruiloft en de huwelijksreis van de moeder een vakantie met de kinderen naar Slagharen geboekt. De vader heeft ter zitting gesteld dat hij dit in het belang van de kinderen heeft gedaan omdat ze niet met de moeder mee kunnen naar Disneyland in Frankrijk.
De voorzieningenrechter begrijpt dat het vervelend is als de door de vader besproken vakantie naar Slagharen niet door kan gaan, maar is van oordeel dat dit niet doorslaggevend is, nu het huwelijk van de moeder een éénmalige en unieke gebeurtenis is en een vakantie naar Slagharen niet.
De voorzieningenrechter acht het dan ook in het belang van de kinderen dat ze bij het huwelijk van de moeder aanwezig kunnen zijn en is van oordeel dat de reis naar Disneyland, zijnde de huwelijksreis, zwaarder weegt dan een vakantie in Slagharen. Daar komt bij dat de vader deze trip pas recent heeft geboekt, wetende dat de moeder dan haar huwelijksreis had gepland.
Onweersproken is dat de kinderen zich al lange tijd verheugen op de reis naar Disneyland in Frankrijk en de verwachting is dan ook dat ze zeer teleurgesteld zouden zijn als ze niet aanwezig kunnen zijn bij het huwelijk van de moeder en de huwelijksreis naar Disneyland.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat door de hele gang van zaken de indruk is ontstaan dat de bezwaren van de vader voornamelijk voortkomen uit de slechte verhouding en het wantrouwen tussen hem en de moeder. Zijn verweer is niet gebaseerd op feiten of omstandigheden die de wens van de moeder om de kinderen ter voorbereiding op haar huwelijk op 13 juli 2019 reeds bij zich te willen hebben en de vervangende toestemming voor de vakantie naar Disneyland in Frankrijk in de weg zouden kunnen staan. Dat er problemen rondom de verdeling van de vakanties spelen, betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat de vordering van de moeder dient te worden afgewezen. Het door de moeder gevorderde komt de voorzieningenrechter bovendien niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen als na te melden.
Wel geeft de voorzieningenrechter de ouders in overweging om de dagen die de kinderen extra bij de moeder zijn door dit vonnis in die zin te compenseren dat zij de komende zomervakantie evenveel dagen met de moeder doorbrengen als met de vader.