Op 13 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland een eindvonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in P.I. Arnhem. De rechtbank heeft abusievelijk in het dictum opgenomen dat de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis afgetrokken moet worden van de opgelegde werkstraf in plaats van van de opgelegde gevangenisstraf. Dit leidde tot de noodzaak van een herstelvonnis, dat op 14 februari 2019 is gewezen. In dit herstelvonnis is de juiste tekst van het dictum opgenomen, waarin wordt bepaald dat de tijd die de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het herstelvonnis laat het oorspronkelijke vonnis, voor zover niet gewijzigd, volledig in stand en vormt een onverbrekelijk geheel met het oorspronkelijke vonnis. De griffier zal dit herstelvonnis hechten aan het oorspronkelijke vonnis en aan partijen toezenden. Het herstelvonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is opgemaakt in tegenwoordigheid van de griffier. De voorzitter, mr. L.C.P. Goossens, was buiten staat om het herstelvonnis mede te ondertekenen.