ECLI:NL:RBGEL:2019:6324

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
NL19.1102
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.M. Strens - Meulemeester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij onterechte turboliquidatie en gevolgen voor Stichting IMpact

In deze zaak vordert Stichting IMpact een verklaring voor recht dat de verweerders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een huurschuld van Iceberg B.V. die voortvloeit uit een onterechte turboliquidatie. De rechtbank Gelderland heeft op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. De zaak draait om de vraag of de turboliquidatie van Iceberg B.V. terecht was, gezien het feit dat er nog baten aanwezig waren op het moment van ontbinding. Stichting IMpact stelt dat de ontbinding zonder vereffening heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de belangen van de schuldeisers. De rechtbank concludeert dat er inderdaad sprake was van een turboliquidatie, zoals bedoeld in artikel 2:19 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, en dat de bestuurders van Iceberg B.V. de belangen van de schuldeisers niet hebben gerespecteerd. De rechtbank oordeelt dat de vordering van Stichting IMpact tegen de verweerders, die onder andere de activa van Iceberg B.V. hebben overgenomen, onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank houdt de beslissing aan en geeft Iceberg c.s. de gelegenheid om aanvullende informatie te verstrekken over de financiële situatie van Iceberg B.V. en de waarde van de activa op het moment van ontbinding.

Uitspraak

VOORBLAD
Rechtbank Gelderland
Zaaknummer: NL19.1102
Stichting IMpact tegen Bor e.a.
Vonnis van 16 oktober 2019
vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: NL19.1102
Vonnis van 16 oktober 2019
in de zaak van
de stichting
STICHTING IMPACT,
gevestigd te Dronten,
eiseres, hierna te noemen: Stichting IMpact,
advocaat mr. J.W. Both te Kampen,
tegen

1.[verweerder sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,2. [verweerder sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidMARBON HOLDING BV,gevestigd te [vestigingsplaats] ,4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidICEBERG WEBSHOP FULFILMENT BV,gevestigd te Dronten,verweerders, hierna samen te noemen: Iceberg c.s.,advocaat mr. H. den Besten te Almere.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding
  • het verweerschrift
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 21 juni 2019
  • indiening op 9 juli 2019 van productie 14 door Iceberg c.s.
  • de akte van 20 augustus 2019 van Stichting IMpact
  • de akte van 19 september 2019 van Iceberg c.s. (met brief 8.8.2019).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stichting IMpact voorziet in sociale werkvoorziening in de gemeenten Kampen en Dronten.
2.2.
De besloten vennootschap Iceberg Webshop Hands B.V., hierna: Iceberg B.V., heeft met Stichting IMpact vanaf 1 april 2012 diverse raamovereenkomsten gesloten, waarvan de eerste (productie 1 bij het verweerschrift) heet: “
RAAMOVEREENKOMST overall DETACHERINGSOVEREENKOMST PERSONEEL, HUUROVEREENKOMSTEN TUSSEN IMPACT EN ICEBERG WEBSHOPS HANDS, In het kader van de WET Sociale Werkvoorziening”. Naast afspraken over de door Stichting IMpact bij Iceberg B.V. te detacheren medewerkers bevat deze overeenkomst (in bijlage 2) een huurovereenkomst. Die huurovereenkomst houdt in dat Stichting IMpact aan Iceberg B.V. een deel van haar productiehal verhuurt tegen een jaarlijkse huurprijs, in die overeenkomst € 16.000,00,
€ 19.200,00 en € 22.600,00 voor respectievelijk het eerste, tweede en derde jaar. Deze detacherings-/huurovereenkomst is diverse malen aangepast en verlengd.
2.3.
De detacherings-/huurovereenkomsten zijn namens Iceberg B.V. ondertekend door [verweerder sub 2] , verweerder 2 in deze procedure, in zijn hoedanigheid van directeur van Iceberg B.V. Volgens een door verweerders als productie 4 overgelegd schematisch overzicht is [verweerder sub 2] eigenaar en/of aandeelhouder van Marbon Holding B.V., verweerder 3 in deze procedure. Marbon Holding is op haar beurt (kennelijk) aandeelhouder van een vennootschap genaamd Kaasschieter B.V. Volgens een door Stichting IMpact als productie 2 overgelegd uittreksel uit het handelsregister handelt Kaasschieter B.V. onder de naam Iceberg Webshop Hands.
2.4.
Verweerder 1 in deze procedure, [verweerder sub 2] , is volgens de hiervoor genoemde productie 4 (via New Deal B.V.) eigenaar en/of aandeelhouder van Iceberg Webshop Fulfiment B.V., verweerder 4. [verweerder sub 1] is de levenspartner van [verweerder sub 2] .
2.5.
Iceberg B.V. heeft in een overeenkomst van 6 november 2017 met een derde partij haar volledige inventaris via een sale and lease back constructie verkocht en van die derde partij geleased (productie 5 in het verweerschrift). De overeenkomst is ondertekend door [verweerder sub 2] namens Marbon Holding B.V. die, zo staat het tenminste in die overeenkomst, optrad als rechtsgeldig vertegenwoordiger van Iceberg B.V. In deze productie is de naam van de derde partij/ contractspartner weggelakt.
2.6.
In een brief van 2 juli 2018 (productie 6 van Stichting IMpact) heeft een door Stichting IMpact ingeschakeld incassobureau Iceberg B.V. gemaand tot betaling van een achterstand van € 107.222,95. Vervolgens is er (telefonisch) contact geweest tussen de heer [persoon A] van dit incassobureau en de accountant van Iceberg B.V., de heer [peroon B] , hierna: [peroon B] . In een e-mail aan [persoon A] van 30 juli 2018 (productie 6 in het verweerschrift) geeft [peroon B] aan dat Iceberg B.V. al in de loop van 2015 in financiële problemen is gekomen doordat Stichting IMpact in gebreke bleef personeel bij Iceberg B.V. te detacheren. Partijen zouden daarover meermaals hebben gesproken en zouden in januari 2017 een herstelregeling hebben getroffen waarmee Iceberg B.V. haar huurschuld zou kunnen inlopen. In februari 2017 leidde dat ertoe dat een nieuwe klant, Holland at Home, zeer grote orders bij Iceberg B.V. ging plaatsen. Op dat moment echter schoot Stichting IMpact, aldus [peroon B] in deze e-mail, (wederom) tekort in de toezegging om personeel aan te leveren waardoor Iceberg B.V. genoodzaakt was veel duurdere uitzendkrachten aan te trekken. Uiteindelijk leidde dit er toe – zo schrijft [peroon B] - dat Holland at Home afhaakte en Iceberg B.V. haar huurschuld aan Stichting IMpact niet kon inlopen. [verweerder sub 2] heeft nog gesprekken gevoerd met een overnamekandidaat, aldus [peroon B] , maar die haakte af omdat Stichting IMpact de huurschuld weigerde kwijt te schelden. In de e-mail schrijft [peroon B] verder:
(…)
De heer [verweerder sub 2] heeft toen besloten de overeenkomsten met het personeel te beëindigen en de onderneming stil te gaan leggen om de verder oplopende verliezen te stoppen. De kandidate voor de onderneming, die enige tijd zonder beloning bij Iceberg heeft meegedraaid, heeft besloten haar eigen weg te gaan en is op [persoon C] schaal een eigen onderneming gestart.
Inmiddels heb ik kennis genomen van de dagvaarding. De heer [verweerder sub 2] zal uiteindelijk zijn tegenvordering, welke een veelvoud is van de huurachterstand, in deze procedure gaan inbrengen.
(…)
2.7.
Nadat Stichting IMpact conservatoir (derden-)beslag heeft gelegd heeft zij Kaasschieter Putten Beheer B.V. (h.o.d.n. Iceberg Webshop Hands) gedagvaard bij de kantonrechter van de rechtbank Midden Nederland. Kaasschieter Putten Beheer B.V. heeft in die procedure geen verweer gevoerd (geen antwoord ingediend). Bij vonnis van 17 oktober 2018 (productie 9 van Stichting IMpact) is Kaasschieter Putten Beheer B.V. veroordeeld tot betaling van € 96.158,33 vermeerderd met rente en kosten.
2.8.
Uit een verklaring derdenbeslag van 13 augustus 2018 van ING bank blijkt dat het door Stichting IMpact ten laste van Kaasschieter Putten Beheer B.V. gelegde conservatoire beslag daar doel heeft getroffen voor een bedrag van € 265,00 (productie 14 van Stichting IMpact). In een andere verklaring derdenbeslag van eveneens 13 augustus 2018 (productie 15 van Stichting IMpact), van een eenmanszaak van [persoon C] genaamd Brownies per Post, staat dat zij op de datum van het beslag nog € 6.136,73 en € 17,91 aan Kaasschieter Putten Beheer B.V. verschuldigd is. Iceberg B.V. had eerder al voor deze bedragen een creditfactuur aan Brownies per Post gestuurd. Stichting IMpact heeft een e-mail van eerdere datum (19 juli 2018) overgelegd van [persoon C] aan [persoon A] van Streatus (het door Stichting IMpact ingeschakelde incassobureau) waarin [persoon C] schrijft: “
Ik heb de creditfactuur formeel niet geaccepteerd en Iceberg heeft me laten weten dat ik die dan ook als niet verzonden mag beschouwen. Ik zal de openstaande factuur (…) opnemen in de verklaring.
2.9.
Stichting IMpact heeft ook conservatoir derdenbeslag gelegd onder Best of Worlds B.V. Dat beslag heeft (kennelijk) geen doel getroffen. Op de dag van deze beslaglegging, 16 juli 2018, is door Best of Worlds B.V. aan “Iceberg” een bedrag van € 8.355,79 overgemaakt (productie 16 van Stichting IMpact). Op het bankafschrift staat: “
Omschrijving: 1462-2018”.
2.10.
Volgens het als productie 2 overgelegde uittreksel uit het handelsregister was in de periode van 27-02-2006 tot 12-12-2017 de statutaire naam van Kaasschieter Putten Beheer B.V. Iceberg Webshop Hands B.V. (in deze procedure verkort aangeduid als Iceberg B.V.). Vanaf 12-12-2017 is de statutaire naam weer gewijzigd in Kaasschieter Putten Beheer B.V. In ditzelfde uittreksel staat:

30-08-2018 is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is
opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 28-08-2018
2.11.
Op het door [verweerder sub 2] ingevulde formulier 17A van de Kamer van Koophandel ten behoeve van de inschrijving van de ontbinding van Kaasschieter Putten Beheer B.V. (productie 10 van Stichting IMpact) is onder andere ingevuld dat de vennootschap op het moment van de ontbinding geen baten heeft en dat de onderneming is beëindigd. Uit de vraagstelling op dit formulier volgt dat er geen sprake zal zijn van vereffening.

3.Het geschil

3.1.
Stichting IMpact vordert
  • een verklaring voor recht dat verweerders sub 1, 2, 3 en/of 4 jegens Stichting IMpact hoofdelijk aansprakelijk zijn uit hoofde van onrechtmatige daad als nader omschreven in het oproepingsbericht en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • hoofdelijke veroordeling van hem / haar / hen tot betaling van schadevergoeding aan Stichting IMpact van € 92.123,61, althans een bedrag als door de rechtspraak in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag te berekenen vanaf 2 juli 2018, alsmede
  • een bedrag van € 1.746,24, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te berekenen vanaf de datum van betekening van deze procesinleiding, met veroordeling van verweerders, hoofdelijk, in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van de uitspraak, bij gebreke waarvan het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van verweerders, onder voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door eiser volledig aan deze uitspraak voldoen, in de na deze uitspraak ontstane kosten, begroot, en indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden vermeerderd met een nader te begroten som, plus de explootkosten van betekening van de uitspraak, met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betekening tot aan de dag van volledige betaling met hun veroordeling hoofdelijk in de door de rechtbank te begroten proceskosten, inclusief nakosten.
3.2.
Iceberg c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ter inleiding

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Iceberg B.V. en Kaasschieter Putten Beheer B.V. een en dezelfde vennootschap is en dat Stichting IMpact met deze vennootschap de detacherings-/huurovereenkomsten heeft gesloten die aan de basis van de vorderingen liggen. De rechtbank zal voor het gemak hierna nog slechts spreken over Iceberg B.V. Kort gezegd gaat de zaak over de vraag of anderen dan Iceberg B.V. - namelijk verweerders - aansprakelijk zijn voor een huurschuld van de vennootschap aan Stichting IMpact. De schuld van Iceberg B.V. voor de huurachterstand is niet betwist.
4.2.
Stichting IMpact onderbouwt haar vordering met een hele reeks grondslagen - zoals onder meer samenspanning, valsheid in geschrift, vernietiging op grond van pauliana, onrechtmatige daad, onterechte turboliquidatie, bestuurdersaansprakelijkheid, doorbraak van aansprakelijkheid, misbruik van identiteitsverschil, concernaansprakelijkheid – maar splitst dit niet of nauwelijks uit naar de vier verweerders afzonderlijk, zij het dat ze haar pijlen vooral lijkt te richten op [verweerder sub 2] . Nog daargelaten dat niet iedere grondslag voldoende feitelijk is onderbouwd - soms enkel wordt genoemd als grondslag - is het niet aan de rechtbank om de door Stichting IMpact opgeworpen puzzelstukjes tot een geheel te maken. Dat moet Stichting IMpact doen en wel op een gestructureerde wijze zodat voor de rechtbank en verweerders duidelijk is wat zij aan wie verwijt, op welke grondslag en welke feiten daartoe ter onderbouwing worden aangevoerd. Dat is niet allemaal even duidelijk en de consequentie daarvan is dat de stellingen van Stichting IMpact, voor zover zij onvoldoende gericht zijn, onbesproken zullen blijven.
4.3.
Duidelijk is wel het verwijt dat Stichting IMpact maakt aan, naar de rechtbank aanneemt, vooral [verweerder sub 2] dat hij, als indirect bestuurder dan wel feitelijk leidinggever van Iceberg B.V. deze vennootschap heeft laten ontbinden zonder vereffening terwijl er nog baten waren, althans onduidelijk is gebleven waar bepaalde (door Stichting IMpact gestelde) activa zijn gebleven. Het gevolg daarvan is, aldus Stichting IMpact, dat Iceberg B.V. geen verhaal biedt voor de huurschuld, voor welke huurschuld Stichting IMpact beschikt over een veroordelend vonnis. De rechtbank zal eerst dit onderdeel beoordelen en daarna nog aandacht besteden aan de stellingen van Stichting IMpact met betrekking tot de verweerders 1 en 4.
Is er sprake van een zogeheten turboliquidatie?
4.4.
Tegenover de stelling van Stichting IMpact dat er sprake was van een ten onrechte toegepaste turboliquidatie van Iceberg B.V. heeft Iceberg c.s. in de eerste plaats gesteld dat er geen sprake was van een turboliquidatie. Vooropgesteld moet worden dat de term turboliquidatie geen wettelijke status heeft maar wel algemeen gebruikt wordt voor een liquidatie zoals bedoeld in artikel 2:19 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In deze bepaling is de mogelijkheid geregeld van een liquidatie zonder dat de wettelijke regels omtrent vereffening (2:23 BW e.v.) worden toegepast. Bij een turboliquidatie (strikt genomen turbo-ontbinding) wordt verondersteld dat een (niet-wettelijke) vereffening al heeft plaatsgevonden voordat het besluit tot ontbinding van de vennootschap wordt genomen. Dit betekent dat de vennootschap geen baten meer heeft op het moment van het ontbindingsbesluit. Artikel 2:19 luid 4 BW luidt in verband daarmee als volgt: “
Indien de rechtspersoon op het tijdstip van ontbinding geen baten meer heeft, houdt hij alsdan op te bestaan.
4.5.
Gelet op de gang van zaken rondom de ontbinding van Iceberg B.V. kan de conclusie geen andere zijn dan dat er sprake was van een turboliquidatie zoals bedoeld in artikel 2:19 lid 4 BW. Dat blijkt uit het door [verweerder sub 2] ten behoeve van de inschrijving van de ontbinding van Iceberg B.V. ingevulde formulier 17A (hiervoor aangehaald bij nr. 2.11.). Daarop is aangekruist dat de vennootschap op het moment van ontbinding geen baten heeft. Zo is het ook aangetekend op het uittreksel uit het handelsregister van Iceberg B.V., hiervoor geciteerd bij 2.10. De stelling van Iceberg c.s. dat er geen sprake zou zijn van een turboliquidatie wordt dan ook gepasseerd.
Uitgangspunt voor de toetsing van een turboliquidatie
4.6.
Hoewel een turboliquidatie een wettelijke grondslag heeft in artikel 2:19 lid 4 BW en op zich dus geen aanleiding vormt voor aansprakelijkheid, dient het bestuur van een vennootschap (hier is dat kennelijk Marbon Holding B.V., verweerder 3) wanneer zij kiest voor deze vorm van liquidatie de belangen van de schuldeisers van de vennootschap te respecteren. Dit geldt in het bijzonder omdat in het geval van een ontbinding van de vennootschap via artikel 2:19 lid 4 BW de schuldeisers verstoken blijven van de toepassing van regels (artikel 2:23 BW e.v.) die juist (mede) tot hun bescherming dienen, zoals inzake rekening en verantwoording van de vereffening, een plan van verdeling, en dergelijke. Overigens kunnen schuldeisers van een vennootschap het oordeel dat er geen baten zijn ter discussie stellen, bijvoorbeeld via een faillissementsaanvraag of door een verzoek om heropening van de vereffening zoals geregeld in artikel 2:23c BW. Gesteld noch gebleken is dat Stichting IMpact van die mogelijkheden gebruik heeft gemaakt. Gelet op het voorgaande geldt als uitgangspunt dat het bestuur van een vennootschap moet afzien van een turboliquidatie indien er op het moment van het ontbindingsbesluit sprake was van baten van de vennootschap en het bovendien, door toch te liquideren zonder vereffening, aannemelijk is dat schuldeisers van de vennootschap hierdoor zijn benadeeld.
Omvang van de (potentiële)aansprakelijkheid bij onterechte turboliquidatie
4.7.
Dit uitgangspunt brengt mee dat, indien in deze procedure zou worden geoordeeld dat de turboliquidatie van Iceberg B.V. ten onrechte heeft plaatsgevonden, dit nog niet zonder meer betekent dat de vennootschap of diens bestuurder en/of indirect bestuurder in de persoon van [verweerder sub 2] , aansprakelijk is voor de gehele nog openstaande vordering van Stichting IMpact. In beginsel dient in dat geval te worden nagegaan wat Stichting IMpact zou hebben ontvangen indien de vennootschap via ontbinding en vereffening zou zijn beëindigd. Dat zou immers ook de uitkomst zijn indien Stichting IMpact om heropening van de vereffening zou hebben verzocht op de grondslag van artikel 2:23c BW. Onder bijzondere omstandigheden zal van dit uitgangspunt kunnen worden afgeweken.
Is het besluit tot turboliquidatie van Iceberg B.V. gegrond?
4.8.
Wanneer de hiervoor genoemde uitgangspunten in acht worden genomen kan het besluit van het bestuur van Iceberg B.V., daaronder ook begrepen de indirect bestuurder [verweerder sub 2] , tot turboliquidatie de toets der kritiek niet doorstaan. Dat volgt al uit het feit dat de ten laste van Iceberg B.V. gelegde conservatoire derdenbeslagen doel hebben getroffen op een saldo op een bankrekening groot € 265,00 en vorderingen op de eenmanszaak Brownies per Post groot € 6.136,73 en € 17,91 (zie hiervoor, bij nr. 2.8.). Iceberg c.s. stelt weliswaar dat er wat betreft de vorderingen op Brownies per Post sprake is van een creditfactuur, maar uit e-mail correspondentie tussen [persoon C] , de eigenaresse van Brownies per Post, en het door Stichting IMpact ingeschakelde incassobureau volgt dat Iceberg B.V. heeft verklaard dat die creditfactuur als niet verzonden mocht worden beschouwd (zie eveneens hiervoor bij 2.8.). Nadien heeft [persoon C] in de derdenverklaring ook melding gemaakt van deze twee vorderingen op Brownies per Post (productie 15 bij de procesinleiding). Daartegenover heeft Iceberg c.s. onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat die vordering niet meer bestond of oninbaar was geworden. De rechtbank concludeert dan ook dat er ten tijde van het ontbindingsbesluit sprake moet zijn geweest van baten die, in geval van vereffening, zouden hebben kunnen leiden tot een opbrengst – zij het zeker niet het gehele door Stichting IMpact gevorderde bedrag - voor de schuldeisers van Iceberg B.V. Dat legt in dit geval extra gewicht in de schaal nu Stichting IMpact, zoals zij heeft gesteld en Iceberg c.s. niet heeft weersproken, op dat moment de grootste schuldeiser van Iceberg B.V. was.
4.9.
Wat betreft een conservatoir derdenbeslag onder Best of Worlds B.V. heeft Stichting IMpact bovendien gesteld dat op de dag van beslaglegging deze vennootschap een bedrag van € 8.355,79 heeft betaald, mogelijk zelfs nadat al beslag was gelegd. In dat laatste geval zou dat bedrag, of in ieder geval een gedeelte daarvan, aan Stichting IMpact kunnen zijn toegekomen indien het vermogen van de vennootschap was vereffend. Iceberg c.s. wordt opgedragen om, zoals Stichting IMpact heeft verzocht, opheldering te verschaffen over het precieze tijdstip waarop deze betaling (met de omschrijving 1462-2018) heeft plaatsgevonden.
4.10.
Voorts heeft Stichting IMpact gewezen op allerlei mutaties in de aan haar ter beschikking gestelde delen van de jaarstukken van Iceberg B.V. waaruit een forse afname van de waarde van diverse activa blijkt, zonder dat daarvoor een deugdelijke verklaring lijkt te bestaan. Stichting IMpact heeft bijvoorbeeld gewezen op materiële vaste activa die in 2016 nog voor een waarde van € 28.131,00 in de boeken stond en een post van € 23.678,00 voor immateriële vaste activa. Stichting IMpact heeft de vraag opgeworpen wat daarmee is gebeurd. De discussie hierover heeft ertoe geleid dat partijen ter zitting hebben afgesproken dat Iceberg c.s. de (commerciële) jaarrekeningen uit de periode vanaf 2014 tot en met het moment van liquidatie in 2018 in het geding zou brengen en Stichting IMpact, op haar verzoek, een nadere onderbouwing met stukken van Iceberg c.s. zou ontvangen. In haar laatste akte heeft Stichting IMpact terecht bezwaar gemaakt tegen het feit dat Iceberg c.s., in strijd met deze afspraak, slechts delen (enkele pagina’s) van deze jaarrekeningen heeft overgelegd. Iceberg c.s. zal, conform haar toezegging ter zitting, de volledige stukken in het geding moeten brengen. Iceberg c.s. zal nog eenmaal de gelegenheid krijgen daaraan te voldoen. Indien zij daarmee in gebreke blijft, kan de rechtbank daaraan de gevolgtrekking verbinden die zij gerade acht. In het uiterste geval zal dat kunnen betekenen dat het bestuur en/of het indirecte bestuur van Iceberg B.V., in afwijking van het hiervoor geformuleerde uitgangspunt dat slechts voor vergoeding in aanmerking komt datgene wat aan Stichting IMpact zou zijn uitgekeerd bij een vereffening, voor de gehele schuld van Iceberg B.V. aan Stichting IMpact aansprakelijk zal worden gehouden.
t.a.v. enkele stellingen van Stichting IMpact over de wel overgelegde financiële stukken.
Inventaris
4.11.
Stichting IMpact heeft over de inventaris van Iceberg B.V. gesteld dat uit de beschikbare financiële gegevens is af te leiden dat die een waarde moet hebben vertegenwoordigd ten tijde van de turboliquidatie van de vennootschap. Die inventaris valt waarschijnlijk, aldus Stichting IMpact, onder de post materiële vaste activa die in 2016 nog op de balans stond voor € 23.678,00. Iceberg c.s. heeft er echter op gewezen dat de volledige inventaris op 6 november 2017 via een sale and lease back constructie uit het vermogen van Iceberg B.V.is geraakt. Ter onderbouwing heeft Iceberg c.s. een kopie van de daartoe strekkende overeenkomst overgelegd. In reactie daarop heeft Stichting IMpact ter zitting opgemerkt dat deze overeenkomst best zou kunnen zijn geantedateerd. Het feit bovendien dat in deze productie de partijnaam van de koper van de inventaris is weggelakt brengt Stichting IMpact tot de conclusie dat de inventaris “
op papier” is verkocht aan een “
aan [verweerder sub 2] gelieerde partij”. De rechtbank acht dit, in het licht van de overgelegde overeenkomst, een onvoldoende onderbouwde stelling van Stichting IMpact. Ze is immers slechts gebaseerd op veronderstellingen over wat er mogelijk aan de hand zou kunnen zijn zonder dat daarvoor overtuigende argumenten zijn aangevoerd. Dat de naam van de koper is weggelakt maakt het debat wel troebel. Maar onduidelijk is hoe de, overigens suggestieve, gevolgtrekking die Stichting IMpact daaraan verbindt, bijdraagt aan de onderbouwing van haar vordering. Wel kan de vraag gesteld worden, zoals Stichting IMpact heeft gedaan, wat de verkoopopbrengst van de inventaris is geweest en hoe die in de jaarrekening is verwerkt. Iceberg c.s. wordt opgedragen zich daar bij akte over uit te laten.
De Honda CR-V
4.12.
Stichting IMpact wijst er op dat deze auto per datum van de ontbinding nog tot de activa van Iceberg B.V. behoorde. In het verweerschrift heeft Iceberg c.s. er op gewezen dat deze auto meer dan 12 jaar oud is en 450.000 kilometer op de teller heeft staan. Feitelijk is de auto misschien nog € 100,00 waard. Iceberg c.s. stelt dat [verweerder sub 2] de auto enkel privé gebruikt maar dat over het hoofd is gezien dat de auto op naam van Iceberg B.V. stond ingeschreven.
4.13.
Gelet op de leeftijd van de auto en het aantal kilometers wil de rechtbank aannemen dat deze auto geen grote waarde vertegenwoordigt. Stichting IMpact had overigens op basis van deze gegevens of het kenteken kunnen nagaan wat de huidige marktwaarde is. Dat kan zij nog steeds doen. Wel behoort de auto tot het vermogen van Iceberg B.V. en zou de waarde daarvan in een vereffening zijn meegenomen, al zal dat dus naar alle waarschijnlijkheid niet veel hebben opgeleverd.
Managementvergoeding
4.14.
In haar laatste akte stelt Stichting IMpact dat uit de aan haar beschikbaar gestelde financiële stukken blijkt dat Marbon Holding B.V. haar managementvergoeding in vergelijking tot 2013 in de jaren daarna met 133% heeft verhoogd, van € 15.000,00 (in 2013) naar € 35.000,00 in de jaren daarna. Over de periode 2014 tot en met 2017 heeft Marbon Holding B.V. in totaal € 80.000,00 ten onrechte aan managementvergoeding genoten en dient zij dat bedrag te vergoeden aan Stichting IMpact.
4.15.
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat sprake was van een onredelijk hoge beloning voor de bestuurder. Zoals Stichting IMpact zelf stelt, was er in 2014 sprake van serieuze winsten zodat een verhoging van de managementvergoeding op dat moment kennelijk kon. Voor de overige jaren heeft Stichting IMpact haar stellingen op dit punt onvoldoende uitgewerkt. Onduidelijk is bovendien op welke grondslag Stichting IMpact één op één aanspraak zou kunnen maken op het (volgens haar) teveel uitgekeerde bedrag aan managementvergoeding.
Teruggave VPB
4.16.
In haar laatste akte stelt Stichting IMpact dat Iceberg B.V. in 2016 aanspraak had op een teruggave VPB van € 20.000,00. Dit bedrag is niet teruggevloeid in het vermogen van Iceberg B.V. aldus Stichting IMpact. Stichting IMpact stelt dat, vanwege gebrek aan informatie, er van uitgegaan moet worden dat een aan Iceberg B.V. gelieerde partij zich dit activum moet hebben toegeëigend. Deze stelling is echter vooralsnog te suggestief om in de beoordeling te worden betrokken.
Ten aanzien van verweerders 1 en 4
4.17.
Ziet de rechtbank het goed dan is de stelling van Stichting IMpact dat Iceberg Webshop Fulfilment B.V. (verweerder 4) en [verweerder sub 1] (verweerster 1) hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de onbetaald gebleven huurschuld van Iceberg B.V. omdat zij de activa en activiteiten van Iceberg B.V. hebben overgenomen zonder daarvoor een vergoeding te betalen. Als grondslag voor deze aansprakelijkheid noemt Stichting IMpact samenspanning van deze verweerders met [verweerder sub 2] die te kwalificeren is als onrechtmatig dan wel doorbraak van aansprakelijkheid. Ook zou [verweerder sub 1] , als affectieve partner van [verweerder sub 2] , niet te goeder trouw en paulianeus de activa en de activiteiten van de onderneming van haar partner – om niet – hebben overgenomen.
4.18.
Iceberg c.s. heeft betwist dat er sprake is van overname van activa Van Iceberg B.V. door verweerders 1 en 4. Er is dus ook geen sprake van enige rechtshandeling tussen deze partijen die op grond van pauliana of anderszins voor vernietiging in aanmerking komt. Dit verweer treft doel. Stichting IMpact heeft haar stellingen ten aanzien van deze twee verweerders nauwelijks met feiten onderbouwd. Stichting IMpact komt niet verder dan (niet onderbouwde) stellingen als “
Impact heeft voldoende signalen dat klanten zijn overgenomen, zonder dat daar blijkbaar is betaald” (pleitnotities bij nr. 4) en “Z
onder bewijs moet er van worden uitgegaan dat de op papier van [verweerder sub 1] zijnde onderneming gratis en voor niets de complete onderneming van [verweerder sub 2] overnam, maar dan zonder de schulden” (procesinleiding bij nr. 10). Ook een stelling als “
er is evident sprake van het wegmaken van activa” (pleitnotities bij nr. 3) wordt niet met feiten onderbouwd en is te weinig specifiek om – op de grondslag van onrechtmatige daad of de pauliana - tot aansprakelijkheid van deze twee verweerders te kunnen leiden voor de huurschuld van een derde partij (Iceberg B.V.). Terzijde merkt de rechtbank nog op dat waar Stichting IMpact op grond van de pauliana de vernietiging inroept zij ook niet duidelijk specificeert welke rechtshandelingen dat betreft.
4.19.
Het voorgaande betekent dat de vordering jegens de verweerders 1 en 4 zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt Iceberg c.s.
binnen 4 wekenna de bekendmaking van deze beslissing in de gelegenheid een akte in te dienen over wat is vermeld onder 4.10. en 4.11., waarna de wederpartij in de gelegenheid zal worden gesteld daarna een antwoordakte in te dienen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens - Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2019.
PB/St