ECLI:NL:RBGEL:2019:6329

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
7903700 CV EXPL 19-3395
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en turboliquidatie in het kader van onbetaalde facturen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 18 december 2019, staat de aansprakelijkheid van de gedaagde partij als voormalig bestuurder van de besloten vennootschap [naam BV] centraal. De eisende partij, een besloten vennootschap gevestigd te Barneveld, heeft werkzaamheden verricht voor [naam BV] en een onbetaalde factuur van € 3.749,68 ingediend. Na een verstekvonnis van 21 februari 2018, waarin [naam BV] werd veroordeeld tot betaling, is de vennootschap op 25 mei 2018 ontbonden via turboliquidatie, omdat er geen baten meer aanwezig zouden zijn. De eisende partij stelt dat er ten tijde van de ontbinding nog baten aanwezig waren en dat de gedaagde partij onrechtmatig heeft gehandeld door activa te verplaatsen of selectief te betalen, waardoor de eisende partij schade heeft geleden.

De gedaagde partij heeft verweer gevoerd en betwist dat er ten tijde van de ontbinding nog baten aanwezig waren. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling en heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om te reageren op nieuwe stellingen van de gedaagde partij. De zaak zal op 15 januari 2020 opnieuw worden behandeld, waarbij de gedaagde partij ook de gelegenheid krijgt om te reageren op de akte van de eisende partij. De beslissing over de vordering is aangehouden, en de rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten.

Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van turboliquidatie en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden rondom de ontbinding van een vennootschap.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens: 7903700 CV EXPL 19-3395
Afschrift aan: beide partijen
Verzonden d.d.
vonnis d.d. 18 december 2019 van de kantonrechter
in de zaak van
de besloten vennootschap [eisende partij] ,
gevestigd te Barneveld,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.D.R. Schoonderbeek,
tegen
[gedaagde partij] ,
wonende te Hierden,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 juli 2019,
- de conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eisende partij] heeft in opdracht en voor rekening van de besloten vennootschap [naam BV] (hierna: [naam BV] ) accountants- en advieswerkzaamheden verricht. Op 29 maart 2016 heeft [eisende partij] een (laatste) nota ten bedrage van
€ 3.749,68 aan [naam BV] gestuurd. Deze is onbetaald gebleven.
2.2
Bij verstekvonnis van 21 februari 2018 van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Apeldoorn, met zaaknummer 6659794 CV EXPL 18-583 is [naam BV] veroordeeld tot betaling van voornoemde factuur. Op 26 maart 2018 is [naam BV] in verzet gekomen. Bij vonnis van 5 september 2018 is het verzet ongegrond verklaard en is [naam BV] veroordeeld in de kosten van het geding.
2.3
[naam aandeelhouder] (hierna: [naam aandeelhouder] ) was enig aandeelhouder van [naam BV] . Op 8 januari 2017 is [naam aandeelhouder] overleden. De (enige) erfgenamen zijn [erfgenaam 1] (hierna: [erfgenaam 1] ) en [gedaagde partij] .
2.4
Op 25 mei 2018 is de akte van verdeling opgemaakt waarin, voor zover van belang, het volgende is vermeld:
“(...)
Vervolgens verklaarden de verschenen personen, handelende als gemeld, dat zij op drie en twintig februari tweeduizend achttien bij elkaar te rade zijn gegaan en onder afweging van goede en kwade kansen ten aanzien van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en de daarin vervatte nalatenschappen een vaststellingsovereenkomst zijn aangegaan waarbij de volgende afspraken zijn gemaakt (...) luidende als volgt:
(...) 2. Alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap “ [naam BV] ” worden, mede in verband met en ter gelegenheid van de onder 1. genoemde betaling, toebedeeld en geleverd aan [gedaagde partij] .
(...)
Besluit Ontbinding [naam BV]
Bij het aangaan van gemelde vaststellingsovereenkomst heeft genoemde mevrouw [gedaagde partij] aangegeven genoemde vennootschap “ [naam BV] ” te willen ontbinden met vereffening van het gehele vermogen van de betreffende vennootschap. Partijen verklaren hierbij tot ontbinding van gemelde vennootschap en tot liquidatie van het gehele vermogen (...).
In verband met vorenstaande verdeling/toedeling en levering en voldoening overeengekomen bedrag is genoemde mevrouw [gedaagde partij] als enige gerechtigd tot het vermogen van de vennootschap. Aan genoemde mevrouw [gedaagde partij] komt derhalve toe het batig saldo van het vermogen van de vennootschap (zijnde het saldo van alle bezittingen te verminderen met de schulden en het eigen vermogen van de vennootschap).
Registergoed
Als gevolg van de ontbinding en het verdwijnen van de vennootschap “ [naam BV] ” is genoemde mevrouw [gedaagde partij] op grond van het vorenstaande als enige gerechtigd tot en voorzover nodig wordt een en ander bij deze aan haar geleverd en door haar aanvaardt de navolgende registergoederen (toebehorende tot de ontbonden genoemde vennootschap “ [naam BV] ”):
I. het bedrijfspand met ondergrond (...)
II. een perceel industrieterrein (...)
welk registergoed (gedeeltelijk) is verhuurd en niet met beslag, hypotheek of andere beperkte rechten is bezwaard, anders dan met een eerste hypotheek ten behoeve van de naamloze vennootschap Rabohypotheekbank N.,V. en de coöperatieve Rabobank U.A. (...)
De hypotheek is tot waarborg voor al hetgeen de ontbonden vennootschap “ [naam BV] ” verschuldigd is aan de hypotheekhouder tot een bedrag van zeven honderd vijftig euro (€ 750.000,00). Aangezien de ontbonden vennootschap geen schuld aan de hypotheekhouder heeft zal deze hypothecaire inschrijving worden doorgehaald. (...)”
2.5
Op 7 september 2018 heeft de gemachtigde van [eisende partij] [naam BV] aangemaand om een bedrag van € 6.380,55 plus de wettelijke handelsrente te betalen. Daarbij is aangegeven dat indien betaling uitblijft, het vonnis zal worden betekend en zo nodig executiemaatregelen worden getroffen.
2.6
[naam BV] is per 10 september 2018 uitgeschreven uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Volgens de informatie van de KvK is [naam BV] ontbonden op 25 mei 2018 omdat er geen bekende baten meer aanwezig zijn.
2.7
Op 23 mei 2019 heeft de gemachtigde van [eisende partij] [gedaagde partij] verzocht om informatie aan haar te verstrekken over de omvang en de samenstelling van de activa en passiva van [naam BV] in de aanloop naar en ten tijde van de ontbinding (derhalve over de periode van 1 januari tot en met 25 mei 2018). [gedaagde partij] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

3.De vordering en het verweer

3.1
[eisende partij] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde partij] te veroordelen tot betaling van € 6.380,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
3.2
[eisende partij] legt, gezien tegen de achtergrond van voormelde feiten, aan haar vordering de volgende stellingen ten grondslag. [eisende partij] heeft in opdracht en voor rekening van [naam BV] werkzaamheden verricht. Daarvoor is een factuur van € 3.749,68 gestuurd, die onbetaald is gebleven. [naam BV] is bij verstekvonnis van 21 februari 2018 veroordeeld tot betaling van dit bedrag met de bijkomende kosten en de proceskosten.
[naam BV] is in verzet gekomen. Bij vonnis van 5 september 2018 is dit verzet ongegrond verklaard en is [naam BV] veroordeeld in de kosten van het geding. [naam BV] is middels een turboliquidatie ex artikel 2:19 lid 4 BW ontbonden op 25 mei 2018. Mede omdat [naam BV] eind 2017 nog beschikte over een eigen vermogen van € 1.606,996,- wordt vermoed dat er ten tijde van de ontbinding nog aan [naam BV] toekomende baten bestonden en dat er in het zicht
van de ontbinding activa van [naam BV] zijn weggesluisd, althans dat er sprake is geweest van selectieve betaling. [gedaagde partij] heeft daarmee als (voormalig) bestuurder van [naam BV] onrechtmatig gehandeld en is aansprakelijk voor de ontstane schade ten bedrage van in totaal € 6.380,55.
3.3
[gedaagde partij] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten. Op de inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde partij] als (voormalig) bestuurder van [naam BV] uit hoofde van onrechtmatige daad tegenover [eisende partij] aansprakelijk is voor de schade die [eisende partij] stelt te hebben geleden doordat [naam BV] haar verplichtingen jegens [eisende partij] niet is nagekomen en daarvoor geen verhaal biedt.
4.2
Voordat de zaak verder inhoudelijk zal worden beoordeeld wordt allereerst het volgende opgemerkt. [gedaagde partij] heeft bij dupliek nieuwe stellingen ingenomen en ook nieuwe producties overgelegd die voor de inhoudelijke beoordeling van de zaak relevant zijn. [gedaagde partij] heeft zich bij dupliek immers onder meer op het standpunt gesteld dat er voor een liquidatie op grond van artikel 2:19 lid 4 BW vereist is dat er geen baten meer zijn. Ten tijde van de ontbinding van [naam BV] waren er volgens [gedaagde partij] geen baten aanwezig omdat er tussen ultimo 2017 en 25 mei 2018 zodanige veranderingen in het eigen vermogen van [naam BV] zijn opgetreden die ertoe hebben geleid dat [naam BV] een negatief eigen vermogen had. [gedaagde partij] heeft ter onderbouwing daarvan verschillende omstandigheden genoemd. Daarnaast heeft [gedaagde partij] als productie 2 nog een liquidatiebalans per 25 mei 2018 van [naam BV] overgelegd.
4.3
Gelet op het feit dat [eisende partij] hier nog niet inhoudelijk op heeft kunnen reageren, wordt aanleiding gezien om [eisende partij] in de gelegenheid te stellen om bij akte uitlating op de stellingen van [gedaagde partij] te reageren. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rolzitting van 15 januari 2020. Bepaald wordt dat [gedaagde partij] daarna de gelegenheid krijgt om daarop bij antwoordakte te reageren.
4.4
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
stelt [eisende partij] in de gelegenheid om zich op de rolzitting van woensdag
15 januari 2020 bij akte uit te laten zoals overwogen onder 4.2 en 4.3;
5.2
bepaalt dat [gedaagde partij] in de gelegenheid zal worden gesteld bij antwoordakte op de akte van [eisende partij] te reageren;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.J. Heessels en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019
(ldj)