In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en gedaagden over onrechtmatige hinder door een berkenboom en een beukenhaag. De eiser, eigenaar van een perceel met woning en tuin, vorderde de verwijdering van de berkenboom en het grensoverschrijdende gedeelte van de beukenhaag, stellende dat deze hinderlijk waren voor zijn eigendom. De gedaagden, ook eigenaren van een aangrenzend perceel, voerden verweer en stelden dat de berkenboom al meer dan twintig jaar op de betreffende plaats stond, waardoor de vordering tot verwijdering op basis van artikel 5:42 BW niet kon slagen. De kantonrechter oordeelde dat de berkenboom, hoewel deze enige licht- of zichtbeperking veroorzaakte, niet als onrechtmatige hinder kon worden aangemerkt, mede gezien de lommerrijke omgeving en het feit dat de eiser zich daar had gevestigd toen de bomen al aanwezig waren. De overhang van de beukenhaag werd weliswaar als een inbreuk op het eigendomsrecht van de eiser beschouwd, maar de kantonrechter oordeelde dat de eiser in staat was om deze overhang zelf te verwijderen zonder noemenswaardige kosten, waardoor het vorderen van verwijdering misbruik van bevoegdheid zou zijn. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.