In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft de rechtbank op 30 januari 2019 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een eiser in conventie en een gedaagde in conventie, waarbij ook sprake was van een reconventionele vordering. De zaak betreft een geschil over de plaatsing van hortensia's in een koelcel op 25 maart 2011, waarbij de eiser stelt dat dit in aanwezigheid van twee getuigen is gebeurd. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak van 9 augustus 2017 een bewijsopdracht gegeven aan de eiser, die getuigen heeft doen horen ter ondersteuning van zijn stelling. De gedaagde heeft ook getuigen gehoord die de stelling van de eiser betwisten. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen beoordeeld en geconcludeerd dat de eiser niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen van beide partijen elkaar tegenspreken, maar dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de verklaringen onjuist zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser in conventie afgewezen en de reconventionele vordering van de gedaagde toegewezen, waarbij ook de buitengerechtelijke kosten zijn toegewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de eiser, die als de overwegend in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.