Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND,
[verzoeker sub 1],
[verzoeker sub 2],
[verzoeker sub 3],
1.De procedure
- de twee berichten van mr. M.A. Oostendorp van 7 januari 2019 in het digitale dossier NL18.8121 van respectievelijk 9:53 uur en 9:57 uur waarin het wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de aantekeningen van de griffier van de wrakingskamer van de mondelinge behandeling, gehouden op 12 februari 2019.
- mevrouw [verzoeker sub 4]
- mevrouw [verzoeker sub 5]
- de heer [naam 1]
- mr. B. Friedberg, juridisch adviseur van de [naam familie]
- mr. M.A. Oostendorp, advocaat van verzoekers
- mr. F.J.P. Delissen, advocaat van de gemeente Nijmegen
- de rechter.
‘
Bij gebrek aan stellingen en informatie die op iets anders wijzen gaat de rechtbank ervan uit dat bij het tijdelijk verbergen van grote delen van de banktegoeden van [naam 2] en [verzoeker sub 1] de opzet van [verzoeker sub 1] én van Drijber juist in het bijzonder erop was gericht om de tegoeden aan beslag en verhaal door de Gemeente te onttrekken’ en
‘
Dit was onrechtmatig jegens de Gemeente, zowel van de kant van [verzoeker sub 1] als van de kant van Drijber c.s.’.