ECLI:NL:RBGEL:2019:715

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
22 februari 2019
Zaaknummer
05/880380-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor overdragen wapens nu bewijs onvoldoende concreet is; veroordeling voor eenvoudig witwassen en het voorhanden hebben van vuurwapens en hennep

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het overdragen van wapens en het witwassen van geld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van het overdragen van wapens, omdat het bewijs hiervoor onvoldoende concreet was. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er veel telefoongesprekken waren tussen de verdachte en zijn schoonvader waarin over wapens werd gesproken, er niet genoeg bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk wapens had verhandeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel een wapen voorhanden had, maar dat dit niet voldoende was om tot een veroordeling te komen voor het overdragen van wapens.

Daarnaast werd de verdachte wel veroordeeld voor eenvoudig witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een geldbedrag van € 4.060,- had verworven dat afkomstig was uit misdrijf, namelijk uit de hennepteelt. De verdachte had verklaard dat het geld afkomstig was van illegaal gokken, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 338 dagen en verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar waren en dat de verdachte strafbaar was, zonder dat er omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880380-18 en 05/005890-18
Datum uitspraak : 19 februari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw: mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juni 2018, 4 september 2018, 30 oktober 2018, 29 januari 2019 en 5 februari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 05/880380-18
op meer tijdstippen in de periode van 21 maart 2017 tot en met 26 februari
2018 te Nijmegen en/of Beuningen en/of Plasmolen en/of Malden en/of Heumen,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, meermalen
wapens van categorie II en/of categorie IIl en/of munitie van categorie II
en/of categorie III, heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, te weten
vuurwapens en (bijbehorende) scherpe patronen/kogels,
terwijl hij, verdachte van het verhandelen van wapens en/of munitie een beroep
of een gewoonte heeft gemaakt;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Onder parketnummer 05/005890-18
1.
hij op of omstreeks 2 januari 2018 te Nijmegen, althans in Nederland, een
voorwerp, te weten een geldbedrag ter hoogte van 4060 euro, heeft verworven,
voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te
weten een geldbedrag ter hoogte van 4060 euro gebruik heeft gemaakt, terwijl
hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 2 januari 2018 te Nijmegen, althans in Nederland, een
goed, te weten een geldbedrag ter hoogte van 4060 euro heeft verworven,
voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 2 januari 2018 te Nijmegen een of meer wapens van
categorie III onder 1°, te weten een revolver (merk: Olympic, type: Olympic
6, kleur: zwart, wapennummer: 2017Y213762, kaliber: .22), en/of munitie van
categorie III, te weten 44 stuks munitie (merk/type Browning 6,35, .25 auto)
en/of 66 stuks munitie (merk/type: Cci 22 Lr .22 milimeter 40 gram),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 2 januari 2018 te Nijmegen een wapen van categorie II,
onder 3° althans van categorie III onder 1° te weten een (jacht)geweer (met
een afgezaagde loop), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 2 januari 2018 te Nijmegen tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
hoeveelheid van ongeveer 1848 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 2 januari 2018 te Nijmegen tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 986 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (Meth)Amfetamine
(d-N-Methylamfetamine), zijnde (Meth)Amfetamine (d-N-Methylamfetamine)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Onder parketnummer 05/880380-18
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn schoonvader [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde handel in wapens en munitie, terwijl hij hiervan een beroep en gewoonte heeft gemaakt. Volgens de officier van justitie volgt dit uit de tapgesprekken tussen hen, waarbij in een significant deel in versluierd taalgebruik over wapens wordt gesproken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de ten laste gelegde wapenhandel dient te worden vrijgesproken en daartoe gesteld dat noch uit het proces-verbaal van de pseudokoper, noch uit de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] kan volgen dat verdachte wapens heeft ingekocht of verkocht. Over de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] heeft de verdediging naar voren gebracht dat zij in een groot deel niet over wapens spraken, maar over hennep waar zij samen handel in bedreven. Daarnaast fungeerde verdachte als een soort klankbord voor [medeverdachte 1] als hij het wel over wapens had. Verdachte had wel kennis van de wapenhandel van [medeverdachte 1] , maar hij maakte van die handel geen deel uit.
Beoordeling door de rechtbank
Het dossier bevat veel telefoongesprekken tussen verdachte en zijn schoonvader [medeverdachte 1] . Hierin wordt onder andere gesproken over (kleine) dingetjes, stringetjes, snelle jelle, doosjes, kleinere modellen, filmpje, lange uitlaat, tokkiepakken en trainingspakken. Hoewel de rechtbank wil aannemen dat verdachte en [medeverdachte 1] in een paar tapgesprekken inderdaad over hennep spraken, heeft zij de overtuiging dat verdachte en [medeverdachte 1] in het grootste deel van de tapgesprekken over wapens en munitie spraken. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat het steeds over hennep ging. Hierbij acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] tegenover de pseudokoper van belang. Hij heeft verklaard dat hij handelt in wapens, en dat hij over de telefoon altijd over auto-onderdelen spreekt en nooit over wapens. Met mensen waar hij echt auto’s voor repareert spreekt hij nooit over de telefoon over onderdelen. [2] Daarnaast passen de voornoemde bewoordingen, waaronder ‘dingetjes’ en ‘kleinere modellen’, en de prijzen die [medeverdachte 1] voor de goederen noemt, niet bij (handel in) hennep. De rechtbank heeft dus de overtuiging dat verdachte en [medeverdachte 1] over de telefoon veelvuldig over wapens hebben gesproken.
De rechtbank acht echter niet bewezen dat verdachte in wapens en munitie heeft gehandeld. Hoewel in de tapgesprekken door verdachte wel soms wordt aangegeven dat hij interesse heeft in een bepaald wapen van [medeverdachte 1] , is er onvoldoende bewijs dat hij deze wapens ook daadwerkelijk heeft gekocht, en blijkt uit die tapgesprekken ook niet dat hij de wapens vervolgens weer heeft verkocht, al dan niet samen met [medeverdachte 1] . De verklaring van [medeverdachte 1] , zoals afgelegd tegenover de pseudokoper, suggereert wel dat verdachte wapens van [medeverdachte 1] kocht en deze vervolgens weer verkocht aan familieleden. Echter, ook dat staat niet met zoveel woorden in het proces-verbaal van de pseudokoper, en daarnaast is deze verklaring van [medeverdachte 1] weinig concreet. Verder bevat het dossier geen concrete bewijsmiddelen waaruit afgeleid kan worden dat verdachte handelde in wapens. In het bijzonder is er geen specifieke verkoop die bewezen kan worden. De rechtbank concludeert dan ook dat er onvoldoende direct en concreet bewijs is dat verdachte in wapens heeft gehandeld en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Over het ten laste gelegde voorhanden hebben van wapens overweegt de rechtbank nog als volgt. In een tapgesprek op 20 september 2017 (sessienummer 8240) zegt verdachte tegen [medeverdachte 1] dat hij de lange uitlaat die hij bij [medeverdachte 1] heeft gehaald heeft gebruikt, dat hij hem los wilde klappen maar dat hij het niet meer deed. De rechtbank heeft de overtuiging dat verdachte het hier over een wapen heeft en dus een wapen voorhanden heeft gehad. Dit kan echter niet leiden tot een bewezenverklaring voor het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de opsteller van de tenlastelegging de duidelijke bedoeling had om handel en niet het voorhanden hebben van een wapen ten laste te leggen, wat onder meer blijkt uit de zinsnede ‘terwijl hij, verdachte van het verhandelen van wapens en/of munitie een beroep of een gewoonte heeft gemaakt’, wat slechts van toepassing is op de handel van wapens en niet op het voorhanden hebben. Voorts is niet duidelijk wat voor een type wapen verdachte op 20 september 2017 voorhanden had. De rechtbank acht het voorhanden hebben van een wapen daarom ook niet bewezen.
Onder parketnummer 05/005890-18
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 januari 2018 is verdachte samen met [medeverdachte 2] in Nijmegen staande gehouden toen hij in een auto reed. [3] Vervolgens is in het dashboardkastje een geldbedrag van € 2.860,- aangetroffen. [4] Daarnaast had [medeverdachte 2] , de partner van verdachte, een geldbedrag van
€ 1.200,- in haar bh zitten. [5] Al dit aangetroffen geld behoort toe aan verdachte. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het bedrag van € 4.060,-, dat afkomstig was uit enig misdrijf, voorhanden heeft gehad. De verklaring van verdachte dat het geld winst was van illegaal gokken is volgens de officier van justitie niet aannemelijk geworden. De officier van justitie heeft daarnaast gesteld dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing is omdat er geen concrete aanwijzingen zijn voor een gronddelict waarmee dit bedrag verdiend zou kunnen zijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat uit de hoogte van het aangetroffen bedrag, de vindplaats ervan en het feit dat verdachte geen hoog salaris heeft bij het cafetaria waar hij werkt, [7] het vermoeden van witwassen volgt.
Tijdens de aanhouding werd in de auto onder andere een sporttas met meerdere doorzichtige sealbags met hennepgruis aangetroffen. [8] Verdachte heeft verklaard dat hij hennep heeft geteeld en dat het hennepgruis knipafval daarvan is. Een deel van het geld dat bij hem is aangetroffen is volgens hem de opbrengst van de hennepteelt. [9]
Over het andere deel heeft verdachte verklaard dat dit afkomstig is van illegaal gokken. Hij zou dit gedaan hebben in café [naam 1] , en zou het geld hebben gekregen van de eigenaar genaamd [getuige] .
[getuige] , de eigenaar van café [naam 2] , voorheen café [naam 1] , heeft verklaard dat er voorheen, voor 2018, weleens sprake was van illegaal gokken in het café. Als het gebeurd was dan was het door een vaste klant van het café en dan kende hij die persoon. Hij kent verdachte echter niet en heeft hem ook nooit geld gegeven. [10]
Gelet op de verklaring van [getuige] , oordeelt de rechtbank dat de verklaring van verdachte dat een deel van het geld afkomstig is van illegaal gokken niet aannemelijk is geworden. Vanwege het hennepgruis in de auto en de verklaring van verdachte dat hij hennep teelt, en gezien de omstandigheid dat een deel van het geld de opbrengst hiervan betreft, heeft de rechtbank de overtuiging dat al het geld afkomstig is van de hennepteelt.
Onder deze omstandigheden kan bewezen worden dat verdachte een geldbedrag van € 4.060,-, afkomstig uit enig misdrijf, voorhanden heeft gehad. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat onder de term enig misdrijf, zoals ten laste gelegd, ook een eigen misdrijf valt.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanhouding [verdachte] p. 86;
- het proces-verbaal van bevindingen p. 9;
- het proces-verbaal van bevindingen p. 13;
- het proces-verbaal onderzoek wapen p. 55-56;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2019.
De rechtbank overweegt nog dat zij niet bewezen acht dat verdachte 44 stuks munitie van het type Browning, zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad. Er is immers geen proces-verbaal onderzoek wapen hierover opgemaakt waardoor niet duidelijk is of en tot welke categorie van de Wet wapens en munitie de munitie behoort.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen p. 42;
- het proces-verbaal onderzoek wapen p. 61;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2019.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanhouding [verdachte] p. 85;
- het proces-verbaal van bevindingen p.13-14;
- het proces-verbaal van bevindingen p. 24;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 52;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2019.
De rechtbank overweegt nog dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat het in zijn auto aangetroffen hennepgruis afkomstig was van eigen hennepteelt, maar de rechtbank kan uit de eigen verklaring van verdachte noch uit het dossier afleiden wanneer deze teelt dan heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht daarom het vervoeren van hennep bewezen en zal verdachte van de overige bestanddelen in de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 5
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat verdachte van het tenlastegelegde onder 5 dient te worden vrijgesproken, omdat uit het NFI-rapport niet kan volgen dat hier sprake is van een verdovend middel.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/005890-18 tenlastegelegde onder 1 t/m 4 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks2 januari 2018 te Nijmegen,
althans in Nederland,een
voorwerp, te weten een geldbedrag ter hoogte van 4060 euro, heeft
verworven,
voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te
weten een geldbedrag ter hoogte van 4060 euro gebruik heeft gemaakt,terwijl
hij wist,
althans redelijkerwijs moest vermoedendat dat voorwerp geheel
of
gedeeltelijk- onmiddellijk
of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op
of omstreeks2 januari 2018 te Nijmegen een
of meerwapen
svan
categorie III onder 1°, te weten een revolver (merk: Olympic, type: Olympic
6, kleur: zwart, wapennummer: 2017Y213762, kaliber: .22), en
/ofmunitie van
categorie III, te weten
44 stuks munitie (merk/type Browning 6,35, .25 auto)
en/of66 stuks munitie (merk/type: Cci 22 Lr .22 millimeter 40 gram),
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks2 januari 2018 te Nijmegen een wapen van categorie II,
onder 3°
althans van categorie III onder 1°te weten een (jacht)geweer (met
een afgezaagde loop), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks2 januari 2018 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleenopzettelijk heeft
geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/ofvervoerd
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een
hoeveelheid van ongeveer 1823 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gramhennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Over het bewezenverklaarde feit onder 1 overweegt de rechtbank nog als volgt. Nu er slechts sprake is van het voorhanden hebben van een geldbedrag dat onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf dient de rechtbank te onderzoeken of de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. Dit is slechts dan niet het geval indien de witwasgedragingen van verdachte ook gericht waren op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst. De rechtbank overweegt dat van het verbergen of verhullen geen sprake is in deze zaak. Het feit dat een deel is aangetroffen in een dashboardkastje en een deel in de bh van de vriendin van verdachte is hiertoe onvoldoende, nu hiermee misschien de vindplaats, maar niet de criminele herkomst wordt verhuld. De kwalificatie-uitsluitingsgrond is daarom van toepassing waardoor het bewezenverklaarde feit niet als witwassen gekwalificeerd kan worden. Wel kan het feit, door de op 1 januari 2017 ingegane wetswijziging betreffende witwassen (na welke datum het onderhavige feit is begaan), gekwalificeerd worden als ‘eenvoudig witwassen’.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Eenvoudig witwassen
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/005890‑18 1 t/m 4 tenlastegelegde en het onder parketnummer 05/880380-18 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden.
Met betrekking tot het beslag heeft de officier verzocht het geldbedrag verbeurd te verklaren en de Blackberry telefoon aan verdachte terug te geven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 18 december 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 22 mei 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en bijbehorende munitie. Een van de wapens had hij zelfs bij zich toen hij in de auto zat. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Het voorhanden hebben van deze wapens leidt dan ook tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid hennep vervoerd en voorhanden gehad, en heeft verdachte over een deel van deze hennep verklaard dat deze afkomstig is van zijn eigen hennepteelt. Hennep betreft een schadelijke stof voor de gezondheid. De verspreiding van en handel in hennep gaan daarnaast gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Tot slot heeft verdachte een geldbedrag dat afkomstig was van de hennepteelt witgewassen.
Gelet op de ernst van de feiten en het feit dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest voor overtreding van de Opiumwet, acht de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden. Een gevangenisstraf ter hoogte van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd acht de rechtbank passend.
Beslag
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 4.060,-, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de Blackberry telefoon.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/880380-18 ten laste gelegde feit en van het onder parketnummer 05/005890-18 onder 5 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
338 (driehonderdachtendertig) dagen;
 beveelt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van
€ 4.060,-;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven Blackberry telefoon aan veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost- Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018003850, gesloten op 13 juni 2018, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokoper A-4088 WOD-045.
3.Proces-verbaal aanhouding [verdachte] p. 83.
4.Proces-verbaal van bevindingen p.13.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] p. 130 en 132, en kennisgeving van inbeslagneming p. 189.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 januari 2019.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 95.
8.Proces-verbaal aanhouding [verdachte] p. 85.
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 januari 2019.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , PD03-150-152.