In deze zaak heeft eiser op 16 oktober 2017 een verzoek om openbaarmaking van informatie ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Dit verzoek werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, bij besluit van 27 november 2017 buiten behandeling gesteld. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door verweerder in een bestreden besluit van 16 mei 2018 niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank Gelderland heeft op 11 februari 2019 de zitting gehouden, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. T.E.P.A. Lam en anderen. De rechtbank oordeelde dat verweerder de brief van eiser van 19 december 2017 als bezwaarschrift had moeten aanmerken. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet adequaat had gereageerd op deze brief en dat dit in strijd was met de rechtsbescherming van eiser. De rechtbank concludeerde dat eiser tijdig bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 27 november 2017, wat door verweerder was miskend.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder inhoudelijk op het bezwaar van eiser tegen het besluit van 27 november 2017 moest beslissen. Tevens werd bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. R. Raat, in aanwezigheid van griffier mr. M.W. Bolzoni, en is openbaar uitgesproken.