ECLI:NL:RBGEL:2019:788

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
19-841
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake watervergunning voor dempen Wylerbergmeer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 25 februari 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een watervergunning. De vergunninghouder had op 27 december 2018 vergunning verkregen voor het dempen van een deel van het Wylerbergmeer in Ubbergen, zonder compensatie. De verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 25 februari 2019 werd de verzoekster vertegenwoordigd door haar gemachtigden, terwijl de verweerder en vergunninghouder ook vertegenwoordigd waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat de door verzoekster aangevoerde gronden niet passen binnen de doelstellingen van de Waterwet. De vergunning voor het dempen van het meer was verleend met inachtneming van de relevante wetgeving en de bijbehorende beleidsregels. De rechter benadrukte dat vergunningen alleen kunnen worden geweigerd als de verlening niet verenigbaar is met de doelstellingen van de Waterwet, en dat de aangevoerde bezwaren van verzoekster niet voldoende waren om tot een weigering van de vergunning te leiden.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de verleende vergunning in bezwaar geen stand zou houden, en dat er daarom geen reden was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/841

proces-verbaal van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats] , verzoekster,

en
het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenlandte Tiel, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde partij], te Arnhem,
(gemachtigde: mr. R. Benhadi).

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2018 heeft verweerder [derde partij] (hierna: vergunninghouder) vergunning verleend voor het dempen van een deel van het Wylerbergmeer (C-water) in Ubbergen, zonder hiervoor te compenseren.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2019. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door [verzoekster] en [verzoekster] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J.W. van Ingen en F. Remmerswaal. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Vergunninghouder is eigenaar van het Wylerbergmeer in Ubbergen. Sinds lange tijd kampt het meer met problemen op het gebied van de waterkwaliteit, met name blauwalg. Om het waterprobleem op te lossen wil vergunninghouder het meer uitbaggeren en de baggerspecie – na het plaatsen van een damwand - in het meer zelf toepassen, waardoor een deel van het meer (9900 m²) gedempt wordt.
2. Verweerder heeft de gevraagde vergunning verleend. Aan deze vergunning zijn voorschriften verbonden.
3. Verzoekster kan zich niet verenigen met de verleende vergunning. Hiertoe heeft verzoekster betoogd dat het Wylerbergmeer een natuurlijk water betreft. Door het verkleinen van dit meer wordt het landschap, de waterhuishouding en de unieke geomorfologie onherstelbaar beschadigd. Bovendien heeft het meer volgens het bestemmingsplan Wylerbergmeer de bestemming ‘water’. Ten onrechte is niet onderzocht of de werkzaamheden negatieve gevolgen hebben op de ter plaatse levende otter en bever en op het nabijgelegen Duitse Wylermeer, dat als Natura 2000 gebied is aangewezen.
4. Artikel 6.21, van de Waterwet luidt:
Een vergunning wordt geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 (…)
Artikel 2.1, van de Waterwet:
1. De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
2 De toepassing van deze wet is mede gericht op andere doelstellingen dan genoemd in het eerste lid, voor zover dat elders in deze wet is bepaald.
Artikel 3.2, tweede lid, van de Keur Waterschap Rivierenland 2014 bepaalt dat het verboden is zonder watervergunning van het bestuur een waterstaatswerk te wijzigen, te vervangen of te verwijderen.
Op grond van het zevende lid kan het bestuur aan een watervergunning het voorschrift verbinden dat de houder van die vergunning een betaling of een andere compensatie verricht met het oog op de bescherming van de belangen waarvoor het vereiste van een vergunning is gesteld.
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder o, wordt onder ‘waterstaatswerk’ het volgende verstaan: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk dat als zodanig in de legger is aangegeven.
5. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat uit artikel 6.21 van de Waterwet volgt dat vergunningen als hier aan de orde uitsluitend kunnen worden geweigerd voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet. [1] De door verzoekster aangevoerde gronden passen niet in de doelstelling van de Waterwet en kunnen daarom niet tot weigering van de gevraagde vergunning leiden. Dat verweerder bij het verlenen van de vergunning is afgeweken van het in de Beleidsregels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014 neergelegde beleid, maakt dit niet anders. Gelet op artikel 6.21 van de Waterwet kan de toepassing van het in de Beleidsregel neergelegde beleid niet leiden tot weigering van de vergunning op grond van andere belangen dan die welke volgen uit artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet.
6. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding te veronderstellen dat de verleende vergunning in bezwaar geen stand zal houden. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is daarom geen aanleiding.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 25 februari 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2154.