ECLI:NL:RBGEL:2019:844

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
19-456 en 19-1181
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de korpschef bij verstrekking van sfeerrapportage aan derde partij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de korpschef van politie. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de korpschef, waarbij een sfeerrapportage over eiser was verstrekt aan een derde partij. Eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat het besluit onbevoegd was genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om de onbevoegdheid te herstellen, aangezien het verzoek om voorlopige voorziening gericht was op een kort geding dat op 28 februari 2019 zou plaatsvinden. De rechtbank stelde vast dat de korpschef niet bevoegd was om het bestreden besluit te nemen, omdat er geen overeenstemming was gezocht met de verwerkingsverantwoordelijke, zoals vereist door artikel 19 van de Wet politiegegevens. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, het besluit werd vernietigd en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter veroordeelde de korpschef in de proceskosten van eiser en bepaalde dat het betaalde griffierecht vergoed moest worden. De uitspraak benadrukt het belang van bevoegdheid en de noodzaak van overeenstemming met het bevoegd gezag bij het verstrekken van politiegegevens.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/1181 (beroep) en AWB 19/456 (voorlopige voorziening)

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

27 februari 2019

op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.P.W. Nijboer),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2019 (het bestreden besluit), op 7 januari bekendgemaakt aan eiser en op 16 januari 2019 aan de derde-partij, heeft verweerder aan de derde-partij een sfeerrapportage over eiser verstrekt.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.U. Smis, LL.B, en P.R. Barendrecht. Namens de derde-partij zijn [derde-partij] en [derde-partij] verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1544,08;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht in beroep en het verzoek om voorlopige voorziening € 348 (2x € 174) vergoedt.

Overwegingen

1. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1868, r.o. 4, volgt dat (ook) tegen een besluit dat is genomen op grond van artikel 19 van de Wet politiegegevens (Wpg) rechtstreeks beroep moet worden ingesteld. Eiser heeft echter in overeenstemming met de rechtsmiddelverwijzing bezwaar gemaakt. Verweerder is gelet op het voorgaande echter niet bevoegd om op dat bezwaar te beslissen, maar dient dat als beroepschrift aan de rechtbank te zenden. Omdat het bezwaarschrift als een op de zaak betrekking hebbend stuk aan de rechtbank is gezonden, heeft de rechtbank het bezwaarschrift als beroep in behandeling genomen. Ter zitting hebben partijen aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat tevens het beroep wordt behandeld.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht tevens uitspraak te doen op het beroep.
3. Het bestreden besluit is in mandaat genomen door H.M. Begeman, privacy adviseur. Verweerder heeft desgevraagd het Ondermandaat WOB/WPG Oost Nederland van de teamchef C Bestuursondersteuning overgelegd. Op dit mandaatbesluit zou de ondertekenaar van het bestreden besluit haar bevoegdheid baseren. De voorzieningenrechter stelt vast dat in dit mandaatbesluit geen ondermandaat wordt verleend ten aanzien van verzoeken op grond van artikel 19 van de Wpg, maar voor zover het de Wpg betreft slechts ten aanzien van verzoeken van betrokkenen als bedoeld in artikel 25 van de Wpg. [derde-partij] is geen betrokkene als bedoeld in artikel 25 van de Wpg.
De voorzieningenrechter stelt verder vast dat verweerder weliswaar in het Mandaatbesluit politie 2017 aan de politiechef een mandaat heeft verleend dat besluiten op grond van artikel 19 van de Wpg omvat, maar dat de politiechef in artikel 3.2 van het Ondermandaat Sectorhoofd Oost-Nederland van 1 september 2017 aan het sectorhoofd het ondermandaat met betrekking tot besluiten op grond van de Wpg heeft beperkt tot verzoeken van betrokkene. In artikel 1, aanhef en onder g van de Wpg wordt onder betrokkene verstaan degene op wie een politiegegeven betrekking heeft. Dat betekent dat besluiten op grond van artikel 19 van de Wpg niet zijn ondergemandateerd aan het Sectorhoofd Oost-Nederland en door hem dus ook niet kunnen worden ondergemandateerd.
4. Het besluit is daarom onbevoegd genomen. De voorzieningenrechter ziet geen grond om verweerder in de gelegenheid te stellen om deze onbevoegdheid te helen. Daartoe overweegt hij dat het verzoek van [derde-partij] was gericht op het kort geding dat 28 februari 2019 dient. Artikel 19 van de Wpg schrijft verder voor dat de verwerkingsverantwoordelijke in overeenstemming met het bevoegd gezag een beslissing als bedoeld in dit artikel kan nemen. Naast het helen van de onbevoegdheid, zal verweerder dus ook overeenstemming met het bevoegd gezag moeten zoeken. Niet gebleken is dat overeenstemming is gezocht met het bevoegd gezag en dat deze is verkregen.
4. Gelet op het voorgaande is de sfeerrapportage onbevoegd aan [derde-partij] verstrekt. [derde-partij] mag dan ook geen gebruik maken van deze sfeerrapportage. Het beroep is daarom gegrond. Het besluit zal worden vernietigd en verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het verzoek van [derde-partij]. Omdat het besluit wordt vernietigd is er geen grond meer om een voorlopige voorziening te treffen.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte kosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). De reiskosten van eiser worden vastgesteld op € 8,08. In totaal zijn de kosten € 1.544,08.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van W.C. Knoester, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 27 februari 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover uitspraak is gedaan op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.