ECLI:NL:RBGEL:2019:908

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
05/880649-18, 05/056425-18 en 05/042727-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak met meerdere aanklachten, waaronder diefstal met geweld, aanranding en vernieling

Op 5 maart 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, aanrandingen en vernieling. De zaak betreft drie parketnummers: 05/880649-18, 05/056425-18 en 05/042727-18. De verdachte is beschuldigd van het stelen van een bankbiljet van 50 euro van een minder valide slachtoffer, waarbij hij geweld heeft gebruikt en een andere persoon heeft bedreigd. Daarnaast zijn er meerdere aanrandingen van vrouwen in Arnhem ten laste gelegd, waarbij de verdachte hen op ongepaste wijze heeft betast. Ook is de verdachte beschuldigd van het vernielen van een ruit van het Leger des Heils Domus in Wehl.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van de feiten, maar de rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als overtuigend beoordeeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling voor zijn psychische problemen.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld. De vordering van een slachtoffer is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing, terwijl de vordering van een andere benadeelde partij is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/880649-18, 05/056425-18 en 05/042727-18 (gevoegd)
Datum uitspraak : 5 maart 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Zwolle PPC.
Raadsman: mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Rhenen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 juli 2018, 9 oktober 2018, 4 januari 2019 en 19 februari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 05/880649-18
1.
hij op of omstreeks 02 april 2018 te Arnhem
een bankbiljet van 50 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door plotsklaps genoemd bankbiljet uit de hand van die (minder valide) [slachtoffer 1] te trekken/pakken en weg te rennen en/of genoemde [slachtoffer 2] te duwen en/of slaande bewegingen te maken naar die [slachtoffer 2] ;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 02 april 2018 te Arnhem
een bankbiljet van 50 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 maart 2018 tot en met 31 maart 2018 te Arnhem,
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten op onverhoedse wijze nagenoemde perso(o)n(en) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het knijpen in/bestasten van/tikken/slaan tegen de bil(len) van die perso(o)n(en), te weten
- ( blz. 93 PV) op 24 maart 2018 in winkel "Time for Nature" in de bil van [slachtoffer 3] heeft geknepen en/of
- ( blz. 100 PV) op 25 maart 2018 bij winkel "Primark" op de billen van [slachtoffer 4] heeft getikt of geslagen en/of
- ( blz. 111 PV) op 28 maart 2018 in winkel "Douglas" in de bil van [slachtoffer 5] heeft geknepen en/of
- ( blz. 122 PV) op 28 maart 2018 in fietstunnel Velperpoort tegen de billen van [slachtoffer 6] heeft getikt en/of
- ( blz. 142 PV) op 31 maart 2018 op het perron van station Velperpoort in de billen/kont van [slachtoffer 7] heeft geknepen.
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 23 december 2017 tot en met 21 maart 2018 te Wehl, gemeente Doetinchem,
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten op onverhoedse wijze nagenoemde perso(o)n(en) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het grijpen in/betasten van het kruis/vagina en/of het slaan op/knijpen in/betasten van de kont/billen, te weten
- ( blz. 67 PV) op 23 december 2017 in het Domiushuis in het kruis/vagina van [slachtoffer 8] heeft gegrepen en/of een klap op de kont/billen van [slachtoffer 8] heeft gegeven en/of
- ( blz. 78 PV) op 21 maart 2018 in het Domiushuis (meermalen) in de billen van [slachtoffer 9] heeft geknepen.
Onder parketnummer 05/056425-18
hij op of omstreeks 21 maart 2018 te Arnhem,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, te weten het aanhouden van verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 98, eerste lid, van de Wet Personenvervoer 2000, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, teneinde verdachte ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, door te rukken, te draaien, te schoppen, te duwen en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die [naam 1] verdachte trachtte te geleiden, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gescheurde pees van de pink, bij die [naam 1] ten gevolge heeft gehad.
Onder parketnummer 05/042727-18
hij op of omstreeks 3 maart 2018 te Wehl, gemeente Doetinchem
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Leger Des Heils Domus (gevestigd te [adres] ) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/880649-18 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair tenlastegelegde diefstal met geweld en de onder feiten 2 en 3 tenlastegelegde aanrandingen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is aangevoerd dat het dossier weliswaar voldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, maar dat – wanneer de ontkennende verklaring van verdachte wordt gevolgd – uit deze bewijsmiddelen niet de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte de feiten heeft gepleegd.
Subsidiair is aangevoerd dat verdachte in ieder geval dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde geweld. De slaande bewegingen die door getuige [slachtoffer 2] zijn waargenomen kunnen namelijk niet kunnen worden geïnterpreteerd als een poging tot slaan om de vlucht mogelijk te maken, maar moeten vooral worden gezien in het licht van de beperkte mogelijkheden van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 2 april 2018 met een briefje van 50 euro in zijn hand de Albert Heijn in Arnhem uit liep en dat dit briefje uit zijn hand werd getrokken door een man. Deze man rende vervolgens weg in de richting van het centrum. Aangever heeft spasme en kon hierdoor niet achter de man aan rennen. [2]
Getuige [naam 2] heeft verklaard dat hij zag dat een man voor de ingang van de Albert Heijn tegen een minder valide man aan botste, iets uit zijn handen griste en wegrende in de richting van het centrum. Onderweg kwam de (wegrennende) man een donkere man tegen die hem probeerde tegen te houden. Getuige zag dat er over en weer getrokken werd. [3]
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een man die naar hem toe kwam rennen, heeft geprobeerd tegen te houden, maar dat deze man hem in zijn gezicht probeerde te slaan. Getuige kon dit nog net ontwijken. [4]
Verdachte heeft erkend dat hij 50 euro uit de handen van de jongen heeft gegrist en dat dit geld niet van hem was. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij dit deed omdat zijn neef 50 euro voor hem had gepind en aan deze jongen had gegeven, maar deze jongen het geld niet aan hem wilde geven.
Deze verklaring vindt geen steun in het dossier en de rechtbank acht deze verklaring ook onaannemelijk.
Verdachte heeft heel onverhoeds geld uit de handen van [slachtoffer 1] getrokken. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze handeling onder deze omstandigheden worden gekwalificeerd als een uitingsvorm van geweld. Vervolgens heeft verdachte tijdens zijn vlucht slaande bewegingen gemaakt naar een getuige die hem wilde tegenhouden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dit deed om zijn vlucht mogelijk te maken. Nu uit de verklaring van [slachtoffer 2] volgt dat verdachte hem niet geraakt heeft, levert dit naar het oordeel van de rechtbank bedreiging met geweld op.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 24 maart 2018 in de winkel Time for Nature in Arnhem in haar bil werd geknepen door een man. Haar baas heeft foto’s van de man gemaakt. [6] Verdachte heeft verklaard dat hij de man op de foto’s is. [7]
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op een zondagochtend samen met een collega stond te wachten voor de Primark in Arnhem en zij door een man op haar kont werd getikt. De man greep met zijn hand in zijn kruis en bleef even staan. [8]
Verbalisant [naam 3] heeft op camerabeelden van de Primark van 25 maart 2018 gezien dat twee vrouwen bij de ingang staan te wachten en er een man naar hen toe loopt die voor hen met zijn heupen wiegt. Kort daarop grijpt de man één van de vrouwen bij haar billen. [9] Verbalisanten [naam 3] en [naam 4] hebben verdachte herkend op deze beelden. [10]
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij op 28 maart 2018 in de winkel Douglas in Arnhem in haar billen werd geknepen door een man. [11]
Getuige [naam 5] heeft verklaard dat zij zag dat een man met gestrekte arm de winkel in kwam lopen en haar collega vol op haar kont sloeg. [12]
Verbalisant [naam 4] heeft op camerabeelden van de Douglas waargenomen dat verdachte de winkel in loopt met zijn arm iets naar voren gestoken. Verdachte buigt iets voorover en maakt een soort grijpende beweging. Er is niet te zien waar deze beweging naartoe gericht is. [13]
Verbalisant [naam 3] heeft verdachte op deze camerabeelden herkend. [14]
Aangeefster [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op 28 maart 2018 in de fietstunnel Velperpoort in Arnhem door een man tegen haar billen werd getikt. Hierop heeft aangeefster zich omgedraaid en aan de man gevraagd of hij het normaal vond wat hij deed. Aan aangeefster is een foto van verdachte getoond. Zij herkende de persoon op de foto als de man die haar tegen haar billen had getikt. [15]
Verbalisant [naam 6] heeft op camerabeelden van de fietstunnel waargenomen dat een persoon, die zeer waarschijnlijk verdachte lijkt te zijn, aangeefster een klap op haar billen lijkt te geven, waarna aangeefster zich omdraait en de man lijkt aan te spreken. [16]
Aangeefster [slachtoffer 7] heeft verklaard dat zij op 31 maart 2018 samen met haar collega [naam 7] op een bankje zat op het perron van station Velperpoort in Arnhem. Er kwam een man naast aangeefster op het bankje zitten. Deze man betastte haar aan haar arm. Hierop schoof aangeefster naar haar collega [naam 7] toe. Vervolgens ging de man met zijn hand onder haar jas en aaide haar over haar broek over haar billen. Op dat moment stond aangeefster op en kneep de man hard in haar kont. [17]
Getuige [naam 7] heeft verklaard dat er een man naast haar en [slachtoffer 7]
(rb: [slachtoffer 7] )op het bankje op het perron kwam zitten. Op een gegeven moment stond [slachtoffer 7] op en getuige zag de hand van de man naar de billen van [slachtoffer 7] gaan. [18]
Verbalisant [naam 4] heeft op camerabeelden waargenomen dat verdachte naast aangeefster [slachtoffer 7] en getuige [naam 7] op een bankje op het perron gaat zitten. In de ruit is een schaduw te zien die een beweging naar links maakt. De verbalisant vermoedt dat dit de arm van verdachte is die in de richting van aangeefster gaat. Vervolgens ziet de verbalisant aangeefster plots van de bank opspringen en in de richting van de bank kijken. [19]
Verdachte ontkent alle tenlastegelegde aanrandingen. Ten aanzien van de aanranding van aangeefster [slachtoffer 4] heeft verdachte verklaard dat het willekeurige bewegingen waren en het per ongeluk is gebeurd. Gelet op de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring onaannemelijk en zij zal dan ook uitgaan van de verklaring van aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank worden de verklaringen van de verschillende aangeefsters elk afzonderlijk in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde aanrandingen.
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer 8] was de persoonlijk begeleidster van verdachte bij het Domushuis in Wehl. Zij heeft verklaard dat zij op 23 december 2017 met haar collega [getuige 1] in het kantoor stond en aan verdachte uitleg wilde geven over een waardebon. Verdachte was boos dat hij deze bon niet kon inwisselen voor geld om cocaïne te kunnen kopen. Opeens greep verdachte haar in haar kruis met de vlakke hand tegen haar vagina aan. Hij had haar eerder ook twee keer een klap tegen haar kont gegeven. [20]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 8] in het kantoor stond en verdachte iets kwam vragen aan [slachtoffer 8] . Verdachte wilde dat [slachtoffer 8] geld voor hem zou regelen, maar dit wilde zij niet doen. Verdachte kwam dichtbij [slachtoffer 8] in het kantoor staan en hij sprak met stemverheffing. Plotseling sloeg verdachte met zijn vlakke hand midden in het kruis van [slachtoffer 8] en haalde zijn hand omhoog langs haar lichaam. [21]
Aangeefster [slachtoffer 9] heeft verklaard dat zij op 21 maart 2018 werkzaam was als nachtwaker in het Domushuis in Wehl. Rond 02.00 uur kwam verdachte naar beneden en ze vroeg aan hem of hij koffie wilde. Toen aangeefster de deur van het kantoor open maakte, pakte verdachte haar bij haar kont. In het kantoor probeerde hij haar vervolgens te zoenen. Aangeefster duwde hem van zich af. Even later kwam verdachte weer terug en hij ging naar buiten. Aangeefster ging naar hem toe en zei dat hij naar binnen moest. Toen verdachte achter haar aanliep, pakte hij aangeefster weer bij haar kont. Aangeefster heeft hierna direct haar collega [getuige 2] gebeld. [22]
Een verbalisant heeft telefonisch gesproken met [getuige 2] . Nibbeling vertelde dat hij die nacht rond 04.00 uur werd gebeld door [slachtoffer 9] en zij hem verteld had dat [verdachte] aan haar had gezeten. [23]
[getuige 3] is huismeester/begeleider bij het Domushuis en komt in de ochtend als eerste aan. Hij trof [slachtoffer 9] aan op het kantoor en zij vertelde hem dat ze betast was door een bewoner. [slachtoffer 9] was heel gespannen en verdrietig. [24]
Gelet op de verklaringen van de aangeefsters, die elk afzonderlijk in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde aanrandingen.
Parketnummer 05/056425-18 [25]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Hiertoe is aangevoerd dat het dossier weliswaar voldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, maar dat – wanneer de ontkennende verklaring van verdachte wordt gevolgd – uit deze bewijsmiddelen niet de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Buitengewoon opsporingsambtenaar [naam 1] en toezichthouder [naam 8] hebben verklaard dat zij op 21 maart 2018 samen vervoersbewijzen controleerden in een trein op het traject Doetinchem-Arnhem. Toen [naam 1] verdachte aansprak bleek dat hij een reisverbod had van 14 februari 2018 tot 11 april 2018 voor het betreffende traject. [naam 1] heeft verdachte hierop aangehouden wegens overtreding van artikel 98, eerste lid, van de Wet Personenvervoer 2000. Toen de trein arriveerde op station Arnhem Velperpoort en de deuren openden, probeerde verdachte de trein te verlaten. [naam 1] hield verdachte tegen, maar verdachte bewoog zich tegengesteld aan de richting waarin [naam 1] zich wilde begeven. Verdachte probeerde zich met kracht los te trekken en wilde niet blijven staan. [naam 1] probeerde verdachte op de grond te werken om hem onder controle te krijgen, maar verdachte maakte ongecontroleerde bewegingen met zijn armen om zich te kunnen bevrijden. Toen verdachte op de grond lag, deed hij er alles aan om zich los te trekken en te duwen. Verdachte schopte om zich heen om zich te kunnen bevrijden. Ook toen [naam 1] verdachte probeerde te boeien, probeerde verdachte los te komen door zijn arm in tegengestelde richting te bewegen aan waar [naam 1] de arm wilde hebben. [26] Later die dag zag [naam 1] dat het bovenste kootje van zijn pink gebogen stond. De huisarts heeft geconstateerd dat de pees van zijn pink was gescheurd. [27]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de trein zat en hij vervolgens door iemand werd gegrepen en op de grond werd gegooid. [28]
Gelet op de verklaring van [naam 1] en [naam 8] , die deels wordt ondersteund door de verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij geen letsel heeft veroorzaakt, acht de rechtbank, gelet op de verklaring van [naam 1] , de foto’s van het letsel en de geneeskundige verklaring, tevens wettig en overtuigend bewezen dat deze wederspannigheid enig lichamelijk letsel als gevolg heeft gehad.
Parketnummer 05/042727-18 [29]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 maart 2018 is er een baksteen gegooid door een ruit van Leger Des Heils Domus, gevestigd aan de [adres] te Wehl, gemeente Doetinchem. [30]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van een ruit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Hiertoe is aangevoerd dat het dossier weliswaar voldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, maar dat uit deze bewijsmiddelen niet de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [naam 13] heeft verklaard dat verdachte op 3 maart 2018 door de politie naar het treinstation in Wehl is gebracht, omdat hij een time out had gekregen. Diezelfde dag rond 19.30 uur stond verdachte voor de hoofdingang van het Domus en wilde naar binnen. Aangeefster weigerde de deur open te doen, omdat verdachte vanwege de time out niet welkom was. Toen aangeefster vervolgens naar het kantoor liep, hoorde zij binnen een minuut een harde knal en glasgerinkel. Verdachte stond als enige persoon voor het pand. [31]
Verbalisanten hebben verklaard dat zij rond 19.35 uur een melding kregen van een vernieling van een ruit bij het Domushuis. Via de meldkamer werd doorgegeven dat verdachte mogelijk de persoon was die de ruit had ingegooid. Ter plaatse zagen verbalisanten verdachte voor het pand staan. Eerder die dag hadden zij verdachte afgezet op het station, omdat hij een time out had gekregen. [32]
Gelet op het feit dat verdachte de enige persoon was die ten tijde van de vernieling voor het pand stond, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ruit heeft vernield.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 05/880649-18 onder 1 primair, 2 en 3 en de onder de parketnummers 05/056425-18 en 05/042727-18 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Onder parketnummer 05/880649-18
1.
Primair
hij op
of omstreeks02 april 2018 te Arnhem
een bankbiljet van 50 euro,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken, en
/ofom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
hetzijde vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door plotsklaps genoemd bankbiljet uit de hand van die (minder valide) [slachtoffer 1] te trekken
/pakkenen weg te rennen en
/of genoemde [slachtoffer 2] te duwen en/ofslaande bewegingen te maken naar die [slachtoffer 2] ;
2.
hij op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 24 maart 2018 tot en met 31 maart 2018 te Arnhem,
(telkens
)door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten op onverhoedse wijze nagenoemde perso
(o)n
(en
)heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het knijpen in/betasten van/tikken/slaan tegen de bil(len) van die perso
(o)n
(en
), te weten
- ( blz. 93 PV) op 24 maart 2018 in winkel "Time for Nature" in de bil van [slachtoffer 3] heeft geknepen en
/of
- ( blz. 100 PV) op 25 maart 2018 bij winkel "Primark" op de billen van [slachtoffer 4] heeft getikt
of geslagenen
/of
- ( blz. 111 PV) op 28 maart 2018 in winkel "Douglas" in de bil van [slachtoffer 5] heeft geknepen en
/of
- ( blz. 122 PV) op 28 maart 2018 in fietstunnel Velperpoort tegen de billen van [slachtoffer 6] heeft getikt en
/of
- ( blz. 142 PV) op 31 maart 2018 op het perron van station Velperpoort in de billen/kont van [slachtoffer 7] heeft geknepen;
3.
hij op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 23 december 2017 tot en met 21 maart 2018 te Wehl, gemeente Doetinchem,
(telkens
)door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten op onverhoedse wijze nagenoemde perso
(o)n
(en
)heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het
grijpen in/betasten van het kruis/vagina en/of het
slaan op/knijpen in/betasten van de kont
/billen, te weten
- ( blz. 67 PV) op 23 december 2017 in het Domushuis in het kruis/vagina van [slachtoffer 8] heeft gegrepen en
/ofeen klap op de kont
/billenvan [slachtoffer 8] heeft gegeven en
/of
- ( blz. 78 PV) op 21 maart 2018 in het Domushuis
(meermalen
)in de billen van [slachtoffer 9] heeft geknepen.
Onder parketnummer 05/056425-18
hij op
of omstreeks21 maart 2018 te Arnhem,
zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, te weten het aanhouden van verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 98, eerste lid, van de Wet Personenvervoer 2000,
in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit,op heterdaad ontdekt, teneinde verdachte ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, door
te rukken, te draaien,te schoppen, te duwen en
/ofte trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die [naam 1] verdachte trachtte te geleiden, terwijl dit misdrijf en
/ofde daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gescheurde pees van de pink, bij die [naam 1] ten gevolge heeft gehad.
Onder parketnummer 05/042727-18
hij op
of omstreeks3 maart 2018 te Wehl, gemeente Doetinchem
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit
/raam, in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander, te weten aan Leger Des Heils Domus
(gevestigd te [adres]
)toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Onder parketnummer 05/880649-18
Ten aanzien van feit 1 primair:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Onder parketnummer 05/056425-18
Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolg heeft/hebben.
Onder parketnummer 05/042727-18
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder parketnummer 05/880649-18 onder 1 primair, 2 en 3 en de onder de parketnummers 05/056425-18 en 05/042727-18 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd van de bijzondere voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten een gevangenisstraf van
24 maanden niet rechtvaardigen. De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, nu het vertrouwen bestaat dat verdachte zich uit zichzelf zal melden bij het Leger des Heils en zijn verantwoordelijkheid zal nemen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 14 januari 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils Reclassering, gedateerd 31 januari 2019;
- een multidisciplinair rapport van het Pieter Baan Centrum, opgesteld door
drs. [naam 9] , psycholoog, en dr. [naam 10] , psychiater, gedateerd 24 januari 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een ruit van het Domushuis vernield toen hem de toegang wegens een eerder die dag gegeven time out werd geweigerd.
Daarnaast heeft hij zich verzet toen een verbalisant van Connexxion hem wilde aanhouden omdat hij met de trein reisde terwijl hij een reisverbod had. Hierbij heeft de verbalisant een gescheurde pees aan zijn pink opgelopen.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag door verschillende, voor hem onbekende, vrouwen in het openbaar en geheel onverwacht in hun billen te knijpen/slaan. Ook heeft verdachte twee medewerksters van het Domushuis – waar hij verbleef – aangerand. Eén van hen heeft hij zelfs aan haar kruis betast. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van zijn slachtoffers.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal (met bedreiging) met geweld door geheel onverhoeds geld uit de handen van een kwetsbaar slachtoffer te grissen en tijdens de vlucht een andere persoon te bedreigen met geweld.
Verdachte heeft zich hiermee in een periode van ongeveer drie maanden schuldig gemaakt aan een grote hoeveelheid strafbare feiten.
Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum. De psychiater en psycholoog van het PBC hebben geconstateerd dat verdachte lijdt aan schizofrenie en dat hij chronisch psychotisch is. Daarnaast is sprake van verslavingsproblematiek en een zeer beperkt cognitief vermogen. Verdachte is verhoogd impulsief en ontremd. Hij is sterk afhankelijk van externe structuur. Zonder deze structuur en/of bij gebruik van middelen is de verwachting dat de impulsiviteit en prikkelbaarheid zal toenemen. De deskundigen schatten het recidiverisico van zowel diefstal met geweld, als aanranding in als hoog. Zij adviseren verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Daarbij adviseren zij als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen een behandeling in een FPA, zoals FPA Noord Holland/Noord, waarbij verdachte kan worden ingesteld op medicatie en er toegewerkt kan worden naar een situatie van beschermd wonen op het terrein van de instelling. Dit lijkt bij verdachte het hoogst haalbare.
De rechtbank onderschrijft de conclusie over de toerekeningsvatbaarheid en neemt die over. Die conclusie werkt behoorlijk matigend op de strafoplegging.
De reclassering heeft zich aangesloten bij het advies van het Pieter Baan Centrum en heeft geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, klinische behandeling en een drugsverbod.
Gelet op voornoemde rapportages van de psycholoog en psychiater en de reclassering acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. Een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, en een proeftijd van drie jaren acht de rechtbank daarbij geboden.
De rechtbank zal een aanmerkelijk lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist, gelet op hetgeen doorgaans in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diverse aanrandingen.
Gelet op voornoemde rapportages, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/880649-18 onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 200,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/056425-18 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 385,00 aan materiële schade (kosten eigen risico voor de zorgverzekering).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van beide benadeelde partijen toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat onvoldoende is onderbouwd dat zij als gevolg van het feit daadwerkelijk last heeft van nachtmerries en paniekaanvallen, zodat zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Ten aanzien van de vordering van [naam 1] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat benadeelde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu uit de vordering niet blijkt dat hij het eigen risico daadwerkelijk aan de zorgverzekeraar heeft betaald.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]
De rechtbank zal benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van [naam 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 05/056425-18 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Gelet op het feit dat benadeelde aantoonbaar medische hulp heeft gezocht en elke inwoner van Nederland een verplicht eigen risico heeft van ten minste € 385,00, acht de rechtbank het aannemelijk dat benadeelde deze kosten heeft gemaakt. De vordering is daarom voor toewijzing vatbaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 181, 246, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 3 (drie) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden
toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden op afspraken met de reclassering en gedurende de proeftijd zich
zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in GGZ Noord Holland/Noord, FPA Intensief, of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zijn drugsgebruik gedurende de proeftijd reguleert en meewerkt aan controle hierop door middel van urineonderzoek, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijkin haar vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het feit onder parketnummer 05/056425-18 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa en mr. C.B.J.P. Leuverink, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2019.
mr. J.M. Graat is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 4] van de politie Oost- Nederland, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018156913, gesloten op 21 april 2018, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 36-37; proces-verbaal van verhoor aangever, p. 38.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 40-41.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 42-43.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2019.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 94-95.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 februari 2019.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 101.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104.
10.Proces-verbaal herkenning, p. 105; proces-verbaal van bevindingen, p. 106.
11.Proces-verbaal van aangifte, p. 112-113.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 115-116.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 121.
14.Proces-verbaal herkenning, p. 120.
15.Proces-verbaal van aangifte, p. 123-124.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 134-141.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 147-148.
18.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 152-153.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 162.
20.Informatief gesprek zeden, p. 68-69.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaalnummer PL0600-2017593720-6, gesloten op 8 juni 2018.
22.Proces-verbaal van aangifte, p. 86-92.
23.Proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL0600-2018121829-4, gesloten op 7 juni 2018.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaalnummer PL0600-2018121829-5, gesloten op 8 juni 2018.
25.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 11] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018121451, gesloten op 26 maart 2018, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16-17.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17; geneeskundige verklaring, p. 23; foto’s, p. 25-26.
28.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2019.
29.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 12] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018094937, gesloten op 4 maart 2018, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
30.Proces-verbaal van aangifte, p. 4; foto’s p. 7-9.
31.Proces-verbaal van aangifte, p. 3-4.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.