ECLI:NL:RBGEL:2019:931

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
6783052 CV EXPL 18-3204
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in huurzaak over gebreken bij oplevering en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 21 februari 2019 een tussenvonnis gewezen in een huurgeschil tussen [eiseres] en Boriz B.V. De zaak betreft de staat van het gehuurde appartement bij het einde van de huurovereenkomst. [eiseres] vordert schadevergoeding van Boriz B.V. wegens gebreken die bij de oplevering zijn geconstateerd. De huurovereenkomst was aangegaan voor een maandelijkse huurprijs van € 650,00 en eindigde op 1 december 2016. Tijdens de procedure zijn verschillende processtukken en getuigenverklaringen overgelegd, waaronder een rapport van de vooroplevering en foto’s van de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er gebreken zijn geconstateerd, zoals schade aan de douche, toiletbril, schoorstenen, muren, plafond, vloer, kozijnen en keukenkastjes. Boriz B.V. heeft verweer gevoerd en betwist dat de gebreken zijn ontstaan tijdens de huurperiode. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Boriz B.V. in beginsel schadeplichtig is, maar dat bewijs moet worden geleverd dat de wijzigingen in de staat van het gehuurde in overleg met [eiseres] zijn aangebracht. De beslissing over de hoogte van de schadevergoeding is aangehouden, en Boriz B.V. is in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren. De kantonrechter heeft ook de vordering tot boete en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 6783052 \ CV EXPL 18-3204 \ 25115 \ 32268
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. I.M.M. Verhaak
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Boriz B.V.
gevestigd te Velp
gedaagde partij
gemachtigde mr. G.J.G. Olijslager
Partijen worden hierna [eiseres] en Boriz genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2018 en de daarin genoemde processtukken;
- de comparitie van partijen van 21 september 2018;
- de akte wijziging / vermeerdering van eis van 24 oktober 2018 van de zijde van [eiseres] ;
- de antwoordakte van de zijde van Boriz, ingekomen op de griffie op 19 november 2018.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot een appartement op de eerste verdieping aan [de woning] (hierna: de woning) tegen een maandelijkse huurprijs van € 650,00.
2.2.
Boriz is een zorgorganisatie die ambulante begeleiding en wonen met begeleiding biedt aan jongvolwassenen die moeite hebben om zelfstandig te wonen en te leven.
2.3.
Boriz huurde het gehuurde met het doel dit aan een cliënte voor bewoning ter beschikking te stellen in het kader van de door Boriz te bieden zorg c.q. begeleiding (hierna: de bewoonster).
2.4.
In artikel 13 van de huurovereenkomst is onder meer bepaald dat in de woning geen uiterlijke kenmerken veranderd mogen worden zonder overleg met de verhuurder.
2.5.
In artikel 20 van de toepasselijke algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte 2003 staat, voor zover relevant:
In verzuim zijn / boetebeding
(…)
20.6
Huurder is aan verhuurder een direct opeisbare boete van € 25,- per kalenderdag verschuldigd voor elke verplichting uit deze overeenkomst met de bijbehorende algemene bepalingen die hij niet nakomt of overtreedt, onverminderd zijn verplichting om alsnog aan die verplichting te voldoen en onverminderd verhuurders overige rechten op schadevergoeding of anderszins. Genoemd bedrag is gebaseerd op het prijspeil 1 januari 2003 en wordt met ingang van 1 januari 2004 jaarlijks geïndexeerd.
2.6.
In het stuk “Oplevering appartement aan de Hoflaan 58, 1e etage”, gedateerd 22 november 2016, staat:
Bevindingen (samen met ene medewerker van Boriz en de eigenaar)
Douche:
Twee scheuren in de bodem van de nieuwe douchecabine.
Beschadigingen beschermkap bodem douche.
Wieltjes van de douchedeur liggen los
De douche is erg vuil
Oude douch: scheur in de bodem van de douchebak
De toiletbril ontbreekt.
De schoorstenen zijn zwart behangen door de huurder (3 maal). De behang dient weer te worden verwijderd door de huurder.
Er zijn veel gaten geboord in de muren.
Er is een stuk van het plafond losgekomen.
Er zijn op diverse plaatsen gaten in het plafond geboord voor het ophangen van gordijnen .
(Bij dit soort woningen dienen gordijnen aan de kozijnen te worden bevestigd vanwege de kwetsbaarheid van de plafonds.)
De tijdelijke vloer die de huurder had gelegd is verwijderd. De schade hierbij is dat de plinten ontbreken bij de originele vloeren en dat de houten keukenvloer is verdwenen.
De hardhouten kozijnen aan de straatzijde van het appartement, die in de transparante lak stonden, zijn zonder toestemming van de verhuurder wit geschilderd. Het zelfde geldt voor de deuren van de keukenkastjes,. Deze zijn ook zonder toestemming van de verhuurder door de huurder wit geschilderd.
De hangtafel bij de keuken mist vele verf,
De scheidingsmuur half weg de woonkamer is van onderen gescheurd, waarschijnlijk door trappen tegen de muur (de muur staat daar vol voetafdrukken.
Bij de balustrade van de trap is een spijl afgebroken en er ontbreekt een spij.
De voordeur is beschadigd door trappen en/of metalen voorwerpen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging en vermeerdering van haar eis dat Boriz, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te betalen een bedrag van € 1.487,84 (bestaande uit de huur van twee maanden van € 1.300,00 en de verschuldigde rente tot 1 maart 2018 van € 187,84), te vermeerderen met de contractuele rente over € 1.300,00 vanaf 1 maart 2018 tot aan de dag van volledige betaling, een bedrag van € 12.860,00 (bestaande uit de herstelkosten van in totaal € 11.986,18 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 873,82), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 27 maart 2018 tot aan de dag van volledige betaling en de contractuele boete van € 375,00 over de periode van 1 december 2016 tot 1 maart 2018, te vermeerderen met een bedrag van € 25,00 per maand vanaf 1 maart 2018 tot aan de maand van volledige betaling. Tevens vordert [eiseres] de veroordeling van Boriz in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen een huurovereenkomst heeft bestaan tot 1 december 2016. Na de opzegging heeft op 22 november 2016 een vooroplevering plaatsgevonden waarbij er gebreken zijn geconstateerd. Het herstellen dan wel in oorspronkelijke staat brengen van deze gebreken heeft [eiseres] begroot op in totaal € 11.986,18 op grond van diverse offertes. Vervolgens heeft Boriz de sleutels niet tijdig, vóór 1 december 2016, ingeleverd zodat zij de huur van december 2016 verschuldigd is geworden en heeft [eiseres] de woning niet vóór 1 februari 2017 kunnen verhuren wegens de aanwezige gebreken. Verder bepalen de algemene voorwaarden dat de huurder een direct opeisbare boete van € 25,00 per kalenderdag aan de verhuurder moet betalen voor elke verplichting die de huurder niet is nagekomen of overtreedt. [eiseres] beperkt deze boete tot een bedrag van € 25,00 per maand, zodat zij over de periode van 1 december 2016 tot 1 maart 2017 een bedrag van € 375,00 vordert. Nu Boriz deze bedragen onbetaald heeft gelaten, vordert [eiseres] tevens de contractuele rente, de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Boriz voert gemotiveerd verweer waarop hierna, voor zover relevant voor de zaak, zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat tussen partijen een huurovereenkomst heeft bestaan die inmiddels is geëindigd. In geschil is allereerst wanneer deze huurovereenkomst tot een einde is gekomen.
Huur december
4.2.
[eiseres] stelt in dit kader dat Boriz de huurovereenkomst te laat heeft opgezegd. Zij heeft weliswaar bij brief van 31 oktober 2016 de huurovereenkomst opgezegd met inachtneming van één maand opzegtermijn, maar zij heeft deze brief vervolgens op 1 november 2016 in de avonduren naar [eiseres] gestuurd. Dus had de opzegging pas effect met ingang van 1 januari 2017, aldus [eiseres] . Daar komt bij dat Boriz de sleutels van de woning pas in de loop van december 2016 heeft ontvangen. Om die reden vordert [eiseres] de huur voor de maand december 2016.
4.3.
Boriz voert hiertegen aan dat zij geprobeerd heeft om een afspraak te maken met [eiseres] voor de eindoplevering en de overhandiging van de sleutels, maar dat er niet werd gereageerd. Op 15 december 2016 heeft Boriz de sleutels daarom per aangetekende post aan de makelaar van [eiseres] toegestuurd.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat een eenzijdige rechtshandeling als een opzegging pas werking heeft op het moment dat deze degene tot wie deze is gericht, heeft bereikt. Nu Boriz niet heeft betwist dat Boriz de opzeggingsbrief pas op 1 november 2016 heeft verstuurd, staat vast dat [eiseres] deze pas in november 2016 heeft ontvangen. Dit brengt mee dat de huurovereenkomst overeenkomstig artikel 19 van de toepasselijke algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte pas eind december 2016 tot een einde is gekomen. Gelet hierop is Boriz de huur van december 2016 verschuldigd geworden en is een bedrag van
€ 650,00toewijsbaar.
Huur januari
4.5.
Ter comparitie is gebleken dat [eiseres] de door haar gestelde gebreken in de woning (nog) niet heeft hersteld en het gehuurde inmiddels heeft verhuurd. De kantonrechter kan de stelling van [eiseres] dat zij de woning niet heeft kunnen verhuren vanwege de geconstateerde gebreken dan ook niet volgen. Om die reden zal de kantonrechter de door [eiseres] gevorderde huur van januari 2017 afwijzen.
Gebreken
4.6.
[eiseres] stelt dat Boriz het gehuurde niet in de oorspronkelijke staat heeft opgeleverd. Ter onderbouwing van haar stelling heeft [eiseres] de bevindingen tijdens de vooroplevering op 22 november 2016 (r.o. 2.6) in het geding gebracht, tezamen met de op die dag gemaakte foto’s van de woning. De oude douchebak, de nieuwe douchebak, de toiletbril, de schoorstenen, de muren, het plafond, de vloer, de kozijnen, de keukenkastjes, de hangtafel, de scheidingsmuur, de trapspijlen en de voordeur zijn niet in de staat opgeleverd zoals die was bij aanvang van de huur. Om die reden vordert [eiseres] de herstelkosten voor deze gebreken zoals is begroot in de offertes van [bedrijf A] , [bedrijf B] [bedrijf C] , [bedrijf D] en [persoon D] .
4.7.
Boriz betwist het merendeel van deze gebreken en voert aan dat zij om die reden het rapport van de vooroplevering niet heeft ondertekend.
4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat bij aanvang van de huurovereenkomst geen tekstuele beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, maar dat wel foto’s zijn gemaakt van het gehuurde die aan de huurovereenkomst zijn gehecht. Voor zover daaruit voldoende blijkt in welke staat het (betreffende gedeelte van het) gehuurde verkeerde, was Boriz gehouden het in dezelfde staat op te leveren, met uitzondering van geoorloofde wijzigingen en normale veroudering (zie artikel 7:224 lid 2 BW). Indien daarentegen de beginstaat niet uit de betreffende foto’s kan worden afgeleid, dan wordt verondersteld dat Boriz, behoudens tegenbewijs van [eiseres] , het gehuurde bij aanvang van de huur in de staat heeft ontvangen zoals die was bij het einde van de huurovereenkomst (zie eveneens artikel 7:224 lid 2 BW).
Voor zover er sprake is van een wijziging van uiterlijke kenmerken, was op grond van artikel 13 van de huurovereenkomst voorafgaand overleg met de verhuurder vereist.
Douches
4.9.
Met betrekking tot de douches stelt [eiseres] dat er een scheur in de vaste douchebak in de woning is ontstaan waardoor de onderburen een lekkage kregen. [eiseres] heeft op dat moment ervoor gekozen om een losse, mobiele, douchecabine in de woning te plaatsen. Herstel van de oude douche zou kunnen plaatsvinden nadat de lopende huurovereenkomst was beëindigd. Vervolgens is gebleken dat ook de bodem in de mobiele douchecabine is gescheurd waardoor er weer een lekkage is opgetreden, aldus [eiseres] . Verder is volgens [eiseres] gebleken dat er beschadigingen aan de beschermkap van de douchecabine waren, dat de wieltjes van de douchedeur los lagen en dat de douche erg vuil was.
4.10.
Boriz voert aan dat de in het gehuurde aanwezige vaste douche al direct nadat de huurovereenkomst was ingegaan gebrekkig bleek doordat deze naar de benedenwoning lekte. Volgens de onderbuurvrouw was er al langer sprake van lekkages. Boriz heeft direct een melding gemaakt van de lekkage bij [eiseres] en [eiseres] heeft opdracht tot reparatie gegeven. De vaste douche kon uiteindelijk niet op korte termijn gerepareerd worden en om die reden heeft [eiseres] een mobiele douche laten plaatsen in de woning. De bewoonster van de woning heeft de vaste douche aldus vrijwel van aanvang af niet kunnen gebruiken. Gelet daarop is de staat van de vaste douche aan het einde van de huurovereenkomst gelijk aan de staat van de douche bij het begin van de huurovereenkomst. Ook de mobiele douche was van aanvang af gebrekkig. De mobiele douche is op een ondeugdelijke wijze geplaatst en stond volgens Boriz niet stabiel en de beschermkap van de douchebak ging telkens los. Boriz heeft gedurende de huurovereenkomst meermaals geklaagd over (het uitblijven van herstel van) beide douches, maar beide douches zijn nimmer gerepareerd.
4.11.
De kantonrechter stelt in dit verband voorop dat een deugdelijke beschrijving van de beginstaat van beide douches ontbreekt. Zo is er in het geheel geen foto/beschrijving van de mobiele douche en enkel een wat vage foto van de vaste douche, waaruit niet valt af te leiden of daar al dan niet een scheur in de douchebak aanwezig was. Dit betekent dat vermoed wordt dat de eindstaat van de beide douches gelijk is aan de beginstaat en dat het op de weg van [eiseres] had gelegen om nader te onderbouwen dat de scheuren in beide douches zijn ontstaan tijdens de huur van de woning door Boriz. Gelet op het gemotiveerde verweer van Boriz dat er bij aanvang van de huur reeds een lekkage was bij de onderburen wegens scheuren in de douchebak van de vaste douche, had [eiseres] haar stellingen nader moeten onderbouwen. Dat geldt ook voor de mobiele douche, waarvan Boriz gemotiveerd heeft gesteld zij van aanvang af heeft geklaagd over de gebrekkige montage. Aldus komt niet vast te staan dat de beginstaat van beide douches een andere was dan de staat zoals deze was bij het einde van de huurovereenkomst. Om die reden wijst de kantonrechter de vordering af voor zover dit ziet op een vergoeding voor het herstel van de douches.
Toiletbril, schoorstenen en muren
4.12.
Boriz erkent dat er bij aanvang van de huurovereenkomst een toiletbril aanwezig was die er bij het einde van de huurovereenkomst niet meer was. Boriz erkent eveneens dat de bewoonster zwart behang heeft aangebracht op drie schoorstenen in de woning en dat er gaatjes in de muren zijn geboord voor het ophangen van het één en ander. Boriz voert verweer tegen de hoogte van de gevorderde herstelkosten. De bewoonster heeft bij aanvang van de huur de woning volledig opnieuw gesausd. Om die reden ziet Boriz niet in waarom 150m2 aan muren gewit moet worden als enkel de drie schoorstenen zijn behangen met zwart behang. Nu de herstelkosten van de toiletbril, de schoorstenen en de muren ruim binnen de waarborgsom vallen, kan [eiseres] het daarop in mindering brengen, aldus Boriz.
4.13.
Gelet op de erkenning door Boriz van de gebrekkige oplevering met betrekking tot de toiletbril, schoorstenen en muren, is Boriz schadeplichtig. Nu in de offerte van [bedrijf A] van 6 januari 2017 de post
‘leveren en plaatsen nieuwe toiletbril’onderdeel uitmaakt van de post
‘douche/toilet’(begroot op € 582,50 in totaal), is de omvang van de schade niet nauwkeurig vast te stellen, zodat de schade zal worden geschat. De kantonrechter schat de kosten van het leveren en plaatsen van de toiletbril op
€ 50,00.
4.14.
In dezelfde offerte maken de posten
‘Tijdens de huurperiode nieuw aangebrachte boorgaten opnieuw “dichten”’,
‘Behang t.p.v. schoorsteenmantel verwijderen d.m.v. van afstomen’en
‘Na genoemde reparaties de diversen onderdelen plafonds en muren/wanden opnieuw “witten” (± 150 m2)’deel uit van de post
‘Schilderwerk’(begroot op in totaal € 1.942,50). Gelet op de erkenning door Boriz van het aanbrengen van gaten in de muren en het zwarte behang op de schoorsteenmantels, is de vordering in zoverre toewijsbaar, met inachtneming van het navolgende. De kantonrechter is het eens met Boriz dat niet valt in te zien waarom de gehele ruimte van 150 m2 gewit moet worden, terwijl enkel de schoorsteenmantels met behang zijn bekleed. De kantonrechter zal daarom de kosten van het herstel van de gaten in de muren, het afstomen van het behang en het witten van de schoorsteenmantels schatten op
€ 500,00.
Plafond
4.15.
Met betrekking tot de schade aan het plafond erkent Boriz dat een klein stuk van het schilderwerk van het plafond heeft losgelaten. Volgens Boriz betreft dit echter normale achteruitgang door ouderdom/slijtage. Boriz erkent eveneens dat er gaten in het plafond bij het raam zijn geboord. Het gehuurde was niet voorzien van gordijnrails, dus de bewoonster heeft dit zelf moeten aanbrengen, aldus Boriz.
4.16.
De kantonrechter overweegt als volgt. [eiseres] heeft niet weersproken dat het loslaten van het plafond door normale slijtage komt. Om die reden was Boriz niet gehouden om het in de oorspronkelijke staat te herstellen bij oplevering en is zij dus ook niet schadeplichtig. Met betrekking tot de gaten in de plafond heeft Boriz erkend dat de bewoonster deze gaten heeft gemaakt, zodat Boriz op dat punt wel schadeplichtig is. Dat er geen plek in de muren was om gordijnrails aan op te hangen, maakt dit niet anders. Vaststaat immers dat de eindstaat van het plafond anders was dan de beginstaat. Omdat de post
‘Lossen delen van het plafond opnieuw plaatselijk repareren/stuken en boorgaten t.p.v gordijnrails (verwijderd) dichten’deel uitmaakt van de post
‘Schilderwerk’, welke is begroot op in totaal € 1.942,50, zal de kantonrechter het dichten van de gaten in het plafond schatten op
€ 100,00.
Vloer
4.17.
Boriz erkent voorts dat de plinten van de houten vloer in de woonkamer en de laminaatvloer in de keuken zijn verwijderd. Vanwege de staat van de oorspronkelijke (laminaat)vloer heeft de bewoonster een en ander verwijderd en een nieuwe laminaatvloer gelegd op de tegelvloer in de keuken en de houten vloer in de woonkamer. De zelfgeplaatste laminaatvloer heeft de bewoonster bij het einde van de huurovereenkomst weer verwijderd. Nu de laminaatvloer in de keuken toch al vervangen moest worden, is er volgens Boriz geen sprake van schade en is een vrijwel volledige aftrek van oud voor nieuw op zijn plaats, aldus Boriz. Boriz is bereid tot een redelijke vergoeding voor het opnieuw aanbrengen van de plakplinten.
4.18.
Nu Boriz heeft erkend dat de plinten zijn verwijderd, zijn conform de offerte de herstelkosten hiervoor van
€ 371,60toewijsbaar.
Boriz heeft eveneens erkend dat de laminaatvloer in de keuken is verwijderd. Een nieuwe laminaatvloer kost volgens de offerte € 257,80. Nu [eiseres] ook voordeel heeft bij het plaatsen van een nieuwe laminaatvloer, acht de kantonrechter het redelijk om daarmee bij de vaststelling van de omvang van de schade rekening te houden. Een volledige aftrek van nieuw voor oud acht de kantonrechter daarentegen niet redelijk nu niet is onderbouwd dat de oorspronkelijke laminaatvloer nodig aan vervanging toe was. De kantonrechter zal de kosten voor het herstel van de laminaatvloer daarom schatten op
€ 150,00.
Kozijnen, keukenkastjes en hangtafel
4.19.
Boriz erkent dat de blank gelakte kozijnen, keukenkastjes en hangtafel wit respectievelijk zwart zijn geschilderd, maar stelt dat dit in overleg en met nadrukkelijke toestemming van [eiseres] is gebeurd. Ter onderbouwing heeft Boriz een verklaring van de bewoonster in het geding gebracht.
4.20.
[eiseres] ontkent dat zij toestemming heeft gegeven. Die vraag is haar niet eens gesteld, aldus [eiseres] .
4.21.
Daargelaten of op dit punt sprake is van een wijziging van de staat waarin het gehuurde zich bevindt, moet het schilderen in kleur (wit/zwart) van blank gelakte keukendeurtjes, tafelblad en kozijnen naar het oordeel van de kantonrechter worden aangemerkt als een wijziging van uiterlijke kenmerken van het gehuurde als bedoeld in artikel 13 van de huurovereenkomst. Om die reden was het Boriz enkel toegestaan om de keukendeurtjes en de kozijnen wit en het tafelblad zwart te verven, als dit in overleg met [eiseres] is gedaan. Bij gebreke van instemming van [eiseres] is er sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Boriz en is zij in ieder geval vanaf einde huurovereenkomst in verzuim en dus schadeplichtig. Als Boriz daarentegen wel de instemming van [eiseres] had, dan is er geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en was een eventuele wijziging van de staat van het gehuurde geoorloofd, zodat Boriz alsdan niet schadeplichtig is.
4.22.
Nu Boriz zich beroept op het rechtsgevolg van de instemming van [eiseres] , rust conform de hoofdregel van artikel 150 Rv op haar de bewijslast. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiseres] zal Boriz in de gelegenheid worden gesteld om (nader) te bewijzen dat een en ander in overleg met [eiseres] is geschied.
4.23.
Voor het geval Boriz niet slaagt in het bewijs, dient de hoogte van de schade te worden bepaald.
4.24.
In beginsel dient de schadevergoeding de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand te brengen waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Gelet op aard van de schade (zaaksbeschadiging) ziet de kantonrechter aanleiding om de schade te begroten op de waardevermindering en die gelijk te stellen met de – naar objectieve maatstaven berekende – kosten die met het herstel zijn gemoeid. De schade wordt abstract berekend, waarbij niet relevant is dat [eiseres] nog niet tot herstel is overgegaan en in zoverre nog geen kosten heeft gemaakt. In de door Boriz aangehaalde jurisprudentie (NJ 1988/965, NJ 1979/482 en NJ 1997/612) ziet de kantonrechter geen aanleiding om in plaats van een abstracte een concrete schadeberekening te maken. In de onderhavige zaak is immers geen sprake van verbouwing of verkoop van het gehuurde waardoor herstel in de oude toestand voor de verhuurder zinloos is geworden en deze in zoverre geen respectievelijk andere vermogensschade (in de vorm van een lagere koopprijs) lijdt. Juist die omstandigheden waren in de door Boriz aangehaalde zaken aanleiding voor het oordeel dat een abstracte berekening van de waardevermindering niet geoorloofd was. Ook in de omstandigheid dat de wijzigingen eerder een vooruitgang dan een achteruitgang hebben opgeleverd, zoals Boriz stelt, ziet de kantonrechter geen aanleiding om de waardevermindering niet gelijk te stellen aan de objectieve herstelkosten. Niet gesteld kan immers worden dat [eiseres] geen rechtens te respecteren belang heeft bij herstel in de oude toestand, nu zij uitdrukkelijk heeft bedongen dat enkel in overleg met haar uiterlijke kenmerken gewijzigd mochten worden (zie ook HR 11 januari 2013, NJ 2013, 48).
4.25.
[eiseres] vordert in dit verband een bedrag van € 7.635,00 aan herstelkosten. Zij baseert haar vordering op drie offertes. De eerste offerte ad € 6.655,00 is afkomstig van [bedrijf C] voor het verwijderen van de aangebrachte verflagen en het aflakken met een blanke lak. Daarin is een bedrag van € 2.590,00 opgenomen voor
‘gevelkozijnen en ramen voorzijde’, een bedrag van € 1.800,00 voor de
‘keuken’, een bedrag van € 1.665,00 voor
‘gevelkozijnen ramen aan de achterzijde’en een bedrag van € 600,00 voor
‘voorzieningen’in verband met het schilderen in een bewoonde setting. De tweede offerte ad € 980,00 is afkomstig van [bedrijf D] en betreft de kosten van vervanging van de keukendeuren. De derde offerte ad € 580,00 is van [persoon D] en betreft een nieuw blad voor de hangtafel, omdat deze volgens hem niet in de oude staat is te herstellen.
4.26.
Boriz heeft de juistheid van de offertes summierlijk maar voldoende betwist, nu het partijdebat zich daarop nog niet heeft toegespitst. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [eiseres] met de overgelegde offertes heeft aangetoond wat de kosten van herstel zijn. Boriz zal worden toegelaten om tegenbewijs te leveren. Overigens heeft Boriz er terecht op gewezen dat [eiseres] zowel de herstelkosten als de vervangingskosten van de keukendeurtjes heeft opgevoerd, hetgeen niet beide toewijsbaar is. Als vervanging goedkoper is dan herstel, hetgeen volgens de offertes van [eiseres] het geval is, moet van die kosten worden uitgegaan. Bovendien dient over het geheel nog een correctie wegens nieuw voor oud te worden toegepast. Beslissing omtrent de hoogte van de schadevergoeding wordt dan ook aangehouden.
Scheidingsmuur
4.27.
Ter comparitie heeft [eiseres] gesteld dat haar schade wat betreft de scheidingsmuur bestaat uit een loshangende flap. Nu dit echter niet op de offerte is opgenomen en [eiseres] ter zake hiervan geen vordering heeft ingesteld, gaat de kantonrechter hieraan voorbij.
Trapspijlen en voordeur
4.28.
Boriz betwist dat de bewoonster van de woning schade aan de spijlen en voordeur heeft veroorzaakt. De trapopgang en voordeur behoren tot de algemene ruimte waarvan ook andere bewoners gebruikmaken.
4.29.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door Boriz, had het op de weg van [eiseres] gelegen nader te onderbouwen dat de schade aan de trapspijlen en voordeur door de bewoonster of haar gasten is toegebracht en niet door een van de (gasten van de) andere bewoners van het pand. Nu zij dit heeft nagelaten, is de schade naar het oordeel van de kantonrechter niet toe te rekenen aan Boriz. Om die reden zal de kantonrechter de vordering in zoverre afwijzen.
Waarborgsom
4.30.
Niet is gebleken dat de waarborgsom is terugbetaald, zodat een bedrag van € 800,00 in mindering dient te strekken op het totaal toewijsbare bedrag.
Boete
4.31.
Vervolgens vordert [eiseres] een contractuele boete van € 375,00 op grond van de algemene bepalingen. Boriz betwist de verschuldigdheid van de boete en voert aan dat de door [eiseres] gestelde opleveringsgebreken de verschuldigdheid van de boete niet rechtvaardigt. Bovendien is de boetebepaling niet voor deze situatie bedoeld, aldus Boriz. De overeenkomst is immers geëindigd zodat Boriz nadien ook niet meer kan tekortschieten in een voortdurende verplichting uit die overeenkomst.
4.32.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat Boriz per tekortkoming per maand een boete van € 25,00 verschuldigd is geworden, bezien in het licht van de gemotiveerde betwisting van Boriz, onvoldoende heeft onderbouwd. [eiseres] heeft immers het verweer van Boriz dat de boetebepaling niet voor onderhavige situaties is bedoeld, niet meer weersproken. Daarbij betrekt de kantonrechter dat de tekst van het boetebeding (artikel 20.6 van de algemene bepalingen) voor meerderlei uitleg vatbaar is. Om die reden zal de kantonrechter de gevorderde boete afwijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.33.
[eiseres] maakt vervolgens aanspraak op een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten. Boriz betwist de verschuldigdheid hiervan omdat [eiseres] , naar de mening van Boriz, in gebreke is gebleven met het voldoen aan het redelijke verzoek van Boriz om de door [eiseres] gestelde schade buiten rechte deugdelijk te onderbouwen.
4.34.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden berekend over de uiteindelijk toe te wijzen hoofdsom.
4.35.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt Boriz op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat de keukendeurtjes, de kozijnen en het tafelblad wit respectievelijk zwart zijn geverfd in overleg met [eiseres] ;
5.2.
laat Boriz toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het rechterlijk vermoeden dat de herstelkosten van de keukendeurtjes, de kozijnen en het tafelblad gelijk zijn aan de geoffreerde bedragen als vermeld in rechtsoverweging 4.25;
5.3.
bepaalt dat Boriz zich op de rolzitting van 27 maart 2019 schriftelijk kan uitlaten over de vraag hoe zij het (tegen)bewijs wil leveren;
5.4.
bepaalt dat, als Boriz bewijs wil leveren door middel van schriftelijke stukken, zij deze stukken op de hiervoor vermelde rolzitting over moet leggen;
5.5.
bepaalt dat Boriz, als zij bewijs door getuigen wil leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata van haarzelf, haar gemachtigde en de getuigen en zo mogelijk van de tegenpartij, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
5.6.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op