ECLI:NL:RBGEL:2020:1058

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
C/05/364696 FZ RK 20-38
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van crisismaatregel op basis van Wvggz

Op 13 januari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven inzake een verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren op 14 februari 1990. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel aanwezig is, wat een vereiste is voor het verlenen van de gevraagde machtiging. De rechtbank heeft de aanwezige psychiater gehoord, die een andere diagnose stelde dan de psychiater die de medische verklaring had opgesteld. De aanwezige psychiater concludeerde dat er eerder sprake is van een autismespectrumstoornis dan van een psychotische stoornis. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er zorgen zijn over de situatie van de betrokkene, deze niet voldoende zijn om de crisismaatregel te verlengen. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2020, en op 16 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/364696 FZ RK 20-38
Datum mondelinge uitspraak: 13 januari 2020
schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op 14 februari 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.A. Kale te Nunspeet.

1.Procesverloop

1.1
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 9 januari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 8 januari 2020 opgelegde crisismaatregel.
1.2 Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 8 januari 2020;
  • de medische verklaring van 8 januari 2020;
1.3
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
13 januari 2020, op de locatie GGNet, locatie RGC, Kruisbergseweg te Doetinchem.
1.4
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. Kale;
- dhr. B.C. van den Bosch, als psychiater verbonden aan GGNet;
- dhr. J. Ikkink, als psycholoog verbonden aan GGNet.
1.5
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek ter zitting niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

2.Beoordeling

2.1
Uit de overlegde stukken komt naar voren dat volgens de onafhankelijk psychiater blijkens de opgestelde medische verklaring er bij betrokkene sprake is van een psychotische decompensatie. De ter zitting aanwezige psychiater deelt deze diagnose echter niet. Deze psychiater is van mening dat er bij betrokkene eerder sprake is van een beeld passend binnen een autismespectrum stoornis.
2.2
De ter zitting aanwezige psychiater is van mening dat deze diagnose valt onder de classificatie neurobiologische ontwikkelingsstoornis, en niet onder de classificatie schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen zoals is aangekruist in de medische verklaring. De psychiater geeft ter zitting aan dat er voor wat betreft de diagnose discussie bestaat tussen hem en de ambulante behandelaren van betrokkene. In de afgelopen 1,5 jaar is betrokkene meerdere malen met een inbewaringstelling en een voorlopige machtiging onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen opgenomen met een patroon dat zich elke keer herhaalt. In eerste instantie is ook nog gedacht aan katatonie maar gebleken is dat betrokkene zonder medicatie tot rust komt en na de juiste bejegening vanuit de behandelaren komt betrokkene ‘er uit’ en is hij na een tijdje vanzelf in staat een gesprek te voeren.
2.3
In de medische verklaring is opgenomen dat het ernstig nadeel dat veroorzaakt wordt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis er in gelegen is dat er sprake is van ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing en acute maatschappelijke teloorgang.
2.4
De psychiater ter zitting geeft aan dat hij alleen het ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing herkent. Dit is vooral gelegen in het feit dat betrokkene soms een tijd niet meer eet en drinkt. De psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld maakt zich zorgen over de belastbaarheid van de familie van betrokkene. De ter zitting aanwezige psychiater herkent deze zorgen slechts ten dele.
2.5
Er wordt door de psychiater ter zitting en de behandelaren in het ambulante werkveld verschillend gedacht over welke behandeling het beste is voor betrokkene. Duidelijk is in ieder geval dat betrokkene gebaat is bij een juiste bejegening. In het systeem van betrokkene lukt het tot op heden niet om een goede bejegening richting betrokkene voort te zetten. Dit wordt door de raadsman van betrokkene onderschreven. Het is van belang dat er in de thuissituatie iets gaat veranderen, er is niet altijd sprake van een gezonde manier van met elkaar omgaan. Dit maakt echter niet dat een juridische machtiging gericht op verdere gedwongen opname van betrokkene het geëigende middel is om hier voor te zorgen, aldus de ter zitting aanwezige psychiater.
2.6
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Door het verloop van tijd en door de gegeven bejegening is betrokkene in de instelling tot rust gekomen en is er op dit moment geen sprake meer van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel.
2.7
De rechtbank is van oordeel dat, nu het ernstige vermoeden van een stoornis geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel oplevert, niet voldaan is aan de wettelijke vereisten en zij zal daarom het verzoek af wijzen.
2.8
Gelet op het voorgaande is
niet voldaanaan de toepasselijke bepalingen van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2020 door mr. E.G. de Jong, rechter, in tegenwoordigheid van [griffier] , griffier, en op 16 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.