ECLI:NL:RBGEL:2020:1167

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
05/840907-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van (ex-)partner en dochter met noodweerverweer

Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van herhaaldelijke mishandeling van zijn (ex-)partner en dochter. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2020. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de (ex-)partner door haar bij de keel vast te pakken en dicht te knijpen, alsook mishandeling van de dochter. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters en getuigen zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters, ondersteund door getuigen, geloofwaardig waren en dat de verdediging van de verdachte niet kon worden aangenomen. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat er geen bewijs was dat de aangeefsters geweld hadden gebruikt. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar werd wel schuldig bevonden aan mishandeling van zowel zijn (ex-)partner als zijn dochter. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 400,00 aan immateriële schade en € 93,74 aan proceskosten moest betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/840907-18
Datum uitspraak : 25 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1953 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , te [woonplaats] .
Raadsman: mr. Y. Taghi, advocaat te Waardenburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Beesd, gemeente Geldermalsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] (stevig/krachtig) bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of de
keel/hals (gedurende langere tijd) heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Beesd, gemeente Geldermalsen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (stevig/krachtig) bij de keel/hals vast te pakken en/of de keel/hals (gedurende langere tijd) dicht te knijpen.
2.
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Beesd, gemeente Geldermalsen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- tegen/op de benen, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen.
3.
hij op of omstreeks 13 december 2018 te Beesd, gemeente Geldermalsen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- één of meermalen (krachtig) tegen/op de schouder en/of armen, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- ( stevig) vast te pakken en/of door elkaar te schudden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde, nu het vastpakken bij de kin en het achterhoofd - zoals verdachte heeft verklaard - geen voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert.
De raadsman heeft voor het subsidiair ten laste gelegde ook vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van ondersteunend bewijs voor de aangifte. Daarbij heeft de raadsman nog opgemerkt dat is ten laste gelegd dat verdachte het slachtoffer bij de hals/keel zou hebben vastgepakt en deze zou hebben dichtgeknepen, terwijl verdachte heeft verklaard het slachtoffer bij de kin en het achterhoofd te hebben vastgepakt.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar op 22 december 2018 met twee handen stevig bij de keel heeft vastgepakt en deze heeft dichtgeknepen. Dit geweld vond plaats in hun woning in Beesd. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster bij de kin en het achterhoofd heeft vastgepakt en ontkent het vastpakken en dichtknijpen van de keel.
De lezingen van aangeefster en verdachte over hetgeen zich in de woning van aangeefster heeft afgespeeld verschillen. In het dossier bevinden zich echter meer stukken.
Getuige [getuige] (moeder van aangeefster) heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte aangeefster om haar nek greep en haar heel stevig om haar nek vasthield. [3]
Getuige [slachtoffer 2] (dochter van aangeefster/verdachte) heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte aangeefster probeerde te wurgen met zijn beiden handen om haar keel. Ze zag aan het gezicht van aangeefster dat dit pijn deed.
Tussenconclusie
De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat de verklaring van aangeefster, dat verdachte haar bij de keel heeft vastgepakt en deze heeft dichtgeknepen, wordt ondersteund door een tweetal getuigen die op dat moment ook in de woning aanwezig waren.
De verklaring van verdachte, dat hij aangeefster bij haar kin en achterhoofd heeft vastgepakt, acht de rechtbank gelet op de gegeven feiten omstandigheden die in voormelde bewijsmiddelen zijn vervat, dan ook ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de keel van aangeefster heeft vastgepakt en heeft dichtgeknepen.
Sprake van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe het handelen van verdachte, inhoudende het vastpakken en dichtknijpen van de keel, moet worden gekwalificeerd.
Om te komen tot een bewezenverklaring van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, moet allereerst worden beoordeeld of de handelingen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Deze handelingen dienen naar zijn uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat hij de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
De bewezenverklaarde handelingen (het vastpakken en dichtknijpen van de keel) leveren volgens de rechtbank geen poging tot zware mishandeling op, nu niet is komen vast te staan dat verdachte de keel van aangeefster gedurende langere tijd heeft dichtgeknepen en aangeefster heeft verklaard dat ze - terwijl verdachte haar keel dichtkneep - nog kon ademhalen. De enkele omstandigheid dat aangeefster lijdt aan de zenuwziekte PXE is zonder nadere onderbouwing met (medische) stukken onvoldoende om enkel hieruit het voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel af te kunnen leiden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden bewezen dat door het vastpakken en dichtknijpen van de keel van aangeefster zonder meer de aanmerkelijk kans bestond dat verdachte haar daardoor zwaar lichamelijk letsel kon toebrengen.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte om voormelde redenen vrijspreken van het primair ten laste gelegde. Gezien het reeds beschreven handelen van verdachte acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegd, te weten mishandeling, wel wettig en overtuigend bewezen
Feit 2
De feiten
Op 22 december 2018 heeft in de woning in Beesd een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer 2] (zijn dochter), waarbij verdachte aangeefster op enig moment een trap tegen de benen en een klap in het gezicht heeft gegeven. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte uit noodweer heeft gehandeld en om die reden vrijspraak bepleit.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken voor de klap in het gezicht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het feit is begaan ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding vanuit de zijde van aangeefster, zoals door de verdediging is gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, omdat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting daarvoor geen aanknopingspunten bieden. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] die wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Beiden verklaren dat verdachte als eerste geweld - een trap - in de richting van aangeefster heeft gebruikt, terwijl aangeefster de confrontatie tussen verdachte en haar moeder [slachtoffer 1] wilde sussen. [5] De stelling dat aangeefster als eerste geweld heeft gebruikt tegen hem wordt door die verklaringen tegengesproken.
De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op noodweer.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde, te weten mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit, nu de verklaring van aangeefster dat zij door verdachte zou zijn geslagen niet wordt ondersteund door ander bewijs.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het stompen/slaan.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 2] (dochter van verdachte) heeft verklaard dat zij in de nacht van 12 op 13 december 2018 door verdachte meerdere keren tegen haar rechter schouder en arm is geslagen. Dit geweld vond plaats in het ouderlijk huis in Beesd. Zij heeft hieraan een blauwe plek op haar rechter onderarm overgehouden. [6]
Daartegenover staat de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij zijn dochter enkel heeft vastgepakt en door elkaar heeft geschud.
De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat de verklaring van aangeefster, dat zij meerdere keren door verdachte is geslagen tegen haar rechter schouder en arm, wordt ondersteund door het letsel: een blauwe plek op haar rechter onderarm. De verklaring van verdachte dat hij haar slechts heeft vastgepakt en door elkaar heeft geschud acht de rechtbank niet aannemelijk, nu deze handeling niet past bij het letsel. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegdeheeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks22 december 2018 te Beesd,
gemeente Geldermalsen,[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
(stevig
/krachtig)bij de keel
/halsvast te pakken en
/ofde keel
/hals (gedurende langere tijd)dicht te knijpen.
2.
hij op
of omstreeks22 december 2018 te Beesd,
gemeente Geldermalsen,[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- in
/tegenhet gezicht
, althans tegen/op het hoofdte slaan
en/of te stompenen
/of
- tegen
/opde benen
, althans het lichaam te schoppen en/ofte trappen.
3.
hij op
of omstreeks13 december 2018 te Beesd,
gemeente Geldermalsen,[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
-
één ofmeermalen
(krachtig
)tegen
/opde schouder en
/ofarm
en, althans het lichaamte slaan
en/of te stompen en/of
- (stevig) vast te pakken en/of door elkaar te schudden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 telkens:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de feiten 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak (dan wel partiële vrijspraak) bepleit.
In geval van een bewezenverklaring van (een of meer van) de feiten heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is, de rol van aangevers in het geheel en het feit dat er sindsdien geen incidenten meer zijn geweest. De raadsman heeft om die reden bepleit te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht of een voorwaardelijke werkstraf in lijn met de LOVS-oriëntatiepunten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 16 januari 2020.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (meermalen) mishandelen van zijn (ex-)partner en dochter. Hierdoor heeft verdachte de slachtoffers in de huiselijke omgeving, waar zij zich juist veilig zouden moeten voelen, letsel toegebracht, pijn bezorgd en angst aangejaagd.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit volgt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid mee dat het geweld telkens in de huiselijke omgeving heeft plaatsgevonden. Een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de reeds ondergane inverzekeringstelling of een geheel voorwaardelijke werkstraf zoals door de raadsman is bepleit acht de rechtbank - ondanks het feit dat verdachte een first offender is en de ouderdom van de feiten – daarom geen passende bestraffing.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk is om herhaling in de toekomst te voorkomen. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding nu zij ter terechtzitting niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte inzicht heeft (gekregen) in zijn eigen handelen, maar hij het door hem gebruikte geweld nog steeds lijkt te bagatelliseren. Daar komt nog bij dat verdachte weliswaar op een andere plek verblijft, maar er in de tussentijd niks is gebeurd om de spanning en ruzies - die kennelijk al jarenlang spelen - binnen het gezin te beëindigen.
De rechtbank komt deels tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, maar acht desondanks een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 693,74, bestaande uit een bedrag van € 600,00 aan immateriële schade en € 93,74 aan reiskosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd en heeft verzocht om deze in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vanwege de bepleit vrijspraak verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in haar vordering.
Indien de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar acht, dan heeft de raadsman verzocht het immateriële deel te matigen. Reden hiervoor is dat in de zaak waarnaar wordt verwezen duidelijk sprake was van pijn en letsel en in dit geval niet.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 93,74 aan reiskosten - de rechtbank merkt deze kosten aan als proceskosten - voldoende onderbouwd en zal deze dan ook in zijn geheel toewijzen.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 600,00 aan immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Echter, de rechtbank acht het gevorderde bedrag, gelet op de nu voorhanden zijnde gegevens, aan de hoge kant en zal de immateriële schadevergoeding naar billijkheid bepalen en toewijzen tot een bedrag van € 400,00. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen.
De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 400,00 aan immateriële schade en € 93,74 aan proceskosten toewijzen en de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag (á € 400,00) ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 22 december 2018.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
14 (veertien) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
- dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro en nul eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 93,74 (drieënnegentig euro en vierenzeventig eurocent);
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018579752, gesloten op 26 december 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 4-5.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 23-24.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 14 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 februari 2020.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 14, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 23.
6.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 13-14 en een schriftelijk bescheid, te weten tweetal letselfoto’s, p. 21-22.