ECLI:NL:RBGEL:2020:1247

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
05/740060-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor betrokkenheid bij de productie van MDMA in een amfetaminelab

Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van betrokkenheid bij de productie van MDMA in een amfetaminelab. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond tijdens terechtzittingen op 8 oktober 2019, 4 februari 2020 en 11 februari 2020. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, onder andere door de vondst van een tabletteermachine en latex handschoenen met DNA van de verdachte in de woning van een medeverdachte. De officier eiste een gevangenisstraf van één jaar.

De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De verdediging wees erop dat, hoewel er DNA van de verdachte op de handschoenen was aangetroffen, niet kon worden vastgesteld hoe en wanneer dit DNA daar terecht was gekomen. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte samenwerkte met de medeverdachte.

De rechtbank oordeelde dat de aanwijzingen, hoewel significant, niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit te komen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de productie van MDMA vast te stellen en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740060-19
Datum uitspraak : 25 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 oktober 2019, 4 februari 2020 en 11 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 28 maart 2018, te Tiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Hiertoe is, kort gezegd, het volgende aangevoerd. In de woning aan Het [adres 2] is op zolder (onder meer) een tabletteermachine voor het vervaardigen van XTC-pillen aangetroffen en in een vuilnisbak op die zolder is een paar latex handschoenen aangetroffen met aan de binnenzijde DNA van verdachte [verdachte] en aan de buitenzijde sporen van MDMA-poeder. Verdachte [verdachte] heeft voornamelijk gezwegen en geen alternatieve verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op deze handschoenen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig bewijs. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat er weliswaar DNA van verdachte is aangetroffen op een paar latex handschoenen in de woning, maar dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld waar, wanneer en op welke wijze zijn DNA hierop terecht is gekomen. Bovendien blijkt uit het dossier niet op welke wijze verdachte zou hebben samengewerkt met medeverdachte De Kleijn.
Beoordeling door de rechtbank
Op 28 maart 2018 heeft de politie in de woning van medeverdachte [medeverdachte] aan Het [adres 2] diverse voorwerpen aangetroffen die te relateren zijn aan de productie van synthetische drugs. Op de zolder van de woning werden onder meer een tabletteermachine, diverse hoeveelheden poeders en een hoeveelheid tabletten aangetroffen. Deze poeders en tabletten bleken allen MDMA te bevatten.
In een vuilniszak op de overloop van deze zolder werden twee, deels groen verkleurde, transparante wegwerphandschoenen aangetroffen. Aan de binnenzijde van deze handschoen werd een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met dat van verdachte, waarbij de matchkans kleiner is dan één op één miljard. Aan de buitenzijde van deze handschoen zat een spoor van MDMA.
De rechtbank overweegt dat deze aanwijzingen, wat daar ook van zij, niet volstaan voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Hieruit volgt namelijk niet zonder twijfel op welk moment deze sporen zijn ontstaan en evenmin of hij (mede)pleger is van de productie van XTC-pillen. Nu het dossier geen ander bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde kan blijken, heeft de rechtbank onvoldoende de overtuiging bekomen dat verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.
3. De beslissing
De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2020.