1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging en een vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 28 maart 2018, te Tiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op omstreeks 28 maart 2018, te Tiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een woning gelegen aan het [adres 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 100 gram tabletten bevattende MDMA (XTC) en/of (in totaal) 780 gram MDMA poeder, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een hoeveelheid van materiaal zijnde MDMA een middel als bedoeld in de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij en/of zijn medeverdachten, op een of meerdere tijdstippen op 10 januari 2019, in de gemeente Tiel en/of op de Rijksweg A15, A50 en/of A73 en/of te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen door toen en aldaar:
- zich of een ander, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) te verschaffen en/of
- voorwerpen, stoffen en/of vervoersmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders:
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) stoffen/middelen, te weten (ongeveer) 102 kilogram APAA en/of (ongeveer) 88 kilogram MAPA, althans een hoeveelheid (grond)stoffen/middelen die bestemd zijn voor de productie van (hard)drugs en/of twee (bereidings)ketels voorhanden gehad en/of vervoerd en/of opgeslagen in een woning gelegen aan de [adres 3] te Tiel en/of in een personenauto (merk: Volkswagen Caddy, gekentekend [kenteken 1] ), welk voertuig tenaamgesteld staat op naam van (mede)verdachte [medeverdachte 1] ,
- ( vervolgens) een (deel van) voornoemde hoeveelheid stoffen/middelen, te weten: APAA en/of MAPA, althans enige stoffen/middelen welke geschikt zijn voor de productie van amfetamine, welke zich bevonden in voornoemde personenauto overgeheveld naar een voertuig, te weten een personenauto (merk: Seat gekentekend [kenteken 2] ), welk voertuig tenaamgesteld staat op naam van (mede)verdachte [medeverdachte 1] en/of
- ( vervolgens) met die Seat, waar zich voornoemde hoeveelheid stoffen/middelen
bevonden, gereden van Tiel naar Nijmegen;
primair
hij en/of zijn medeverdachten, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 10 januari 2019, in de gemeente Nijmegen, in ieder geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde lid en/of 10a eerste lid van de Opiumwet, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en/of C en/of D van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of aanwezig hebben van amfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
welke deelneming (onder meer) bestond uit:
- het huren en/of ter beschikking stellen van een aantal ruimtes in pand aan de [adres 4] en/of
- het leggen en/of onderhouden van (onder meer telefonische) contacten met de verhuurder/gebruiker van die ruimte in dat pand en/of met leverancier(s) van grondstoffen en/of laboratoriumbenodigheden voor het maken van amfetamine en/of
- het aanvoeren en/of vervoeren en/of afleveren van diverse (laboratorium)benodigheden en/of gasflessen en/of (grote hoeveelheden) grondstoffen voor het vervaardigen en/of bewerken en/of verwerken van amfetamine en/of
- het opzetten en/of inrichten van een een amfetamine laboratorium (met name bedoeld voor omzetting van pre precursoren naar BMK, waarna de BMK wordt gebruikt om volgens de Leuckart methode amfetamine te vervaardigen en/of bewerken en/of verwerken) en/of
- het bewaken van het laboratorium en/of de ruimten voor opslag van grondstoffen en afvalstoffen en/of het verzorgen en/of afleveren van de sleutels die toegang geeft/geven tot het laboratorium en/of de lift en/of
- het -in contant- betalen of laten betalen van de huur van het pand en/of gebruik van de ruimten in dat pand en/of
- het vervoeren en/of afvoeren en/of dumpen van afvalstoffen van amfetamine en/of het huren van vervoersmiddelen voor die afvoer en/of
- het vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of aanwezig hebben van de geproduceerde amfetamine;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij en/of zijn medeverdachten, op of omstreeks 10 januari 2019, in de gemeente Nijmegen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen door toen en aldaar:
- een of meer anderen trachten te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) te verschaffen en/of
- voorwerpen, stoffen en/of vervoersmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders:
- een pand en/of een of meer ruimten, te weten een vrijstaand kantoorpand gelegen aan de [adres 4] te Nijmegen, ter beschikking gesteld,
- een of meer ruimtes van voornoemd pand ingericht als laboratorium
- een groot aantal jerrycans gevuld met schone chemicaliën,
- 50 kilogram natriumhydroxide,
- 275 kilogram natriumhydroxide,
- 600 liter container met elektrische pomp,
- een groot aantal (sterkvervuilde) vaten (inhoudsmaten: 60,200 en 220),
- ( sterk vervuilend) 24 jerrycans,
- een of meerdere rvs-pannen,
- 4 sterk vervuilde koolfstoffilters,
- 21 maal 200/120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten,
- 4 maal 120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten,
- 225 ( vervuild en gevuld) jerrycans,
- 19 maal 200 liter (vervuilde en gevulde) vaten,
- 4 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) speciekuipen,
- 7 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) emmers,
- 3 maal 40 liter (vervuilde en gevulde) tonnen,
- 3 maal 50 liter kookketels,
- een of meerdere glazen kolven,
voorhanden gehad, waarvan hij verdachte wist of ernstige redenen had om dat te vermoeden, dat zij bestemd zijn voor het plegen van dat feit.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 maart 2018 trof de politie in de woning aan Het [adres 2] te Tiel diverse voorwerpen aan die te relateren zijn aan de productie van synthetische drugs.In de woonkamer stonden onder meer diverse jerrycans, een weegschaal en emmers met stempels van een tabletteermachine, waaronder stempels met een Albert Heijn-logo. Op het aanrechtblad stond een mengmachine met een restant poeder. Op zolder werd een ingerichte tabletteerinrichting aangetroffen. De gehele zolder was voorzien van een laag neergedaald geel poeder. Er stond een tabletteermachine, die eveneens voorzien was van een laag geel poeder. Op de zolder stonden verder diverse bakken, gereedschap, emmers en een zeef die voorzien waren van een restant geel en/of blauw poeder. Onder de afvoer van de tabletteermachine stond een emmer met daarin geelkleurig poeder.Dit poeder had een netto gewicht van 368,34 gram.Het poeder werd door het NFI positief getest op MDMA.
Op de zoldervloer werd verder een plastic zakje aangetroffen met daarin lichtblauw poeder.Dit poeder had een netto gewicht van 301,27 gram.Ook dit poeder werd door het NFI positief getest op MDMA.Ook werd een hoeveelheid van 120,45 gram groenkleurig poeder aangetroffen.Ook dit poeder werd door het NFI positief getest op MDMA.Daarnaast werden op de zolder blauwe en gele tabletten aangetroffen. Deze tabletten waren voorzien van een Albert Heijn logo.De pillen hadden een netto gewicht van 92,25 gram.De test van het NFI wees uit dat de pillen MDMA bevatten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feiten 1 en 2, nu niet bewezen kan worden dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de productie, dan wel het aanwezig hebben, van MDMA in die woning.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat de woning aan Het [adres 2] te Tiel werd gebruikt voor het verwerken en bewerken van MDMA-poeder tot XTC-pillen. Gelet op het feit dat de gehele zolder was bedekt met een laagje geel poeder stelt de rechtbank vast dat de tabletteermachine al enige tijd in werking was. Dit past ook bij de resultaten van het buurtonderzoek dat verricht is. Daaruit is namelijk naar voren gekomen dat een buurtbewoner heeft gezien dat begin januari 2018 de huisraad uit de woning is gehaald.De rechtbank concludeert dat de huisraad op dat moment kennelijk werd weggehaald om de woning in te kunnen richten en in gebruik te nemen voor de productie van XTC-pillen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte [verdachte] hierbij betrokken was. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De woning werd sinds 4 november 2013 gehuurd door verdachte en hij stond ook als enige persoon op dat adres ingeschreven.Als rechthebbende van deze woning was hij in beginsel verantwoordelijk en aansprakelijk voor wat er in deze woning gebeurde en aanwezig was.
Daar komt bij dat op verschillende plaatsen in de woning latex handschoenen zijn aangetroffen, namelijk op de wasmachine bij de keuken, op de tafel in de woonkamer en op de verwarming op zolder.Het NFI heeft DNA-onderzoek verricht op deze handschoenen. Daarbij werd op alle handschoenen DNA aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte. De matchkans met het celmateriaal van verdachte was kleiner dan één op één miljard.Op één paar van deze handschoenen werden daarnaast ook vingerafdrukken van verdachteen sporen van MDMAaangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat de aangetroffen sporen in de richting van verdachte wijzen. Naar het oordeel van de rechtbank vraagt dit om een verklaring. Verdachte heeft zich echter zowel bij de politie, als ter zitting voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst ter zitting heeft hij ten aanzien van dit feit slechts verklaard dat hij weleens handschoenen gebruikte bij het schoonmaken van zijn woning en deze handschoenen mogelijk achter zijn gebleven.
De rechtbank stelt vast dat verdachte pas in een laat stadium een verklaring heeft willen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA en vingerafdrukken op handschoenen waarop eveneens sporen van MDMA zijn aangetroffen. Nu zijn verklaring ook weinig concreet is en op geen enkele wijze verifieerbaar, acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig.
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat verdachte niet meer woonachtig was op het adres, omdat hij was ondergedoken, en hij geen weet had van wat zich daar afspeelde. Bovendien had verdachte zijn vriend [naam 1] een sleutel gegeven om voor hem de post te kunnen halen en had [naam 1] deze sleutel uitgeleend aan ‘ [naam 2] ’ uit Rotterdam.
Ook dit alternatieve scenario is door de verdediging in een laat stadium van het onderzoek naar voren gebracht, terwijl het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verdachte had gelegen hier direct openheid van zaken over te geven. Verdachte heeft hier zelf echter op geen enkel moment over verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het door de verdediging geschetste scenario, mede in het licht van de aangetroffen sporen, niet aannemelijk geworden.
Gelet op hetgeen reeds is vastgesteld en dat wat hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2018 tot en met 28 maart 2018 schuldig heeft gemaakt aan het verwerken en bewerken van MDMA-poeder tot XTC-pillen (feit 1) en dat hij op 28 maart 2018 opzettelijk een hoeveelheid van 92,25 gram XTC-pillen en 780 gram MDMA-poeder aanwezig heeft gehad in zijn woning (feit 2).
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 56-59;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 274-275;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 280-281;
- het proces-verbaal LFO, p. 291-293;
- NFI-rapport, p. 294-298;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 februari 2020.
De feiten
Op 11 januari 2019 constateert de politie dat verschillende ruimten van een vrijstaand kantoorpand aan de [adres 4] te Nijmegen in gebruik zijn voor de opslag en vervaardiging/bewerking van amfetamine.
Op de begane grond worden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- een groot aantal jerrycans gevuld met schone chemicaliën;
- 50 kilogram natriumhydroxide;
Op de eerste etage worden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- 275 kilogram natriumhydroxide;
- 600 liter container met elektrische pomp;
- een groot aantal (sterk vervuilde) vaten (inhoudsmaten: 60, 200 en 220);
- 24 ( sterk vervuilde) jerrycans;
- een of meerdere rvs-pannen;
- 4 sterk vervuilde koolstoffilters;
Op de tweede etage worden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- 21 maal 200/120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten;
- 4 maal 120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten;
- 225 ( vervuild en gevuld) jerrycans;
- 19 maal 200 liter (vervuilde en gevulde) vaten;
- 4 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) speciekuipen;
- 7 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) emmers;
- 3 maal 40 liter (vervuilde en gevulde) tonnen;
- 3 maal 50 liter kookketels;
- een of meerdere glazen kolven;
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4, primair, tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde. Hiertoe is, kort gezegd, het volgende aangevoerd. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat sprake is van een criminele organisatie. Daarnaast blijkt niet dat verdachte enige bemoeienis had met het amfetaminelab aan de [adres 4] . Nergens in het pand is DNA aangetroffen van verdachte. Ook is hij niet herkend op camerabeelden. De telefoon die verdachte bij zijn aanhouding bij zich had, was niet van hem en de berichten in deze telefoon zijn daarom niet belastend voor hem. Verdachte heeft weliswaar op 10 januari 2019 grondstoffen vervoerd, maar dit is niet direct te herleiden tot het later aangetroffen drugslab in het bedrijfspand aan de [adres 4] .
Beoordeling door de rechtbank
In de Seat waarin [medeverdachte 1] en [verdachte] zaten toen zij op 10 januari 2019 werden aangehouden, lag aan de bijrijderskant een schoudertas met daarin onder meer een Nokia-telefoon. [verdachte] heeft aangegeven dat dit zijn tas was.
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij de tas met de telefoon kort daarvoor had gekregen van de persoon voor wie hij de grondstoffen moest vervoeren en wiens naam hij niet wil noemen, maar die verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft deze verklaring namelijk voor het eerst ter zitting afgelegd en hij heeft deze verklaring op geen enkele wijze geconcretiseerd en dit is dan ook niet verifieerbaar. De rechtbank stelt dan ook vast dat deze telefoon in bezit was van [verdachte] en de berichten op deze telefoon als aan hem gericht moeten worden beschouwd.
Op deze telefoon staan berichten die zijn gestuurd door een contact genaamd ‘ [naam 3] ’ met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat op naam van [medeverdachte 2] .De rechtbank stelt vast dat verdachte [medeverdachte 2] de persoon is die als ‘ [naam 3] ’ in de telefoon van [verdachte] stond opgeslagen en berichten naar [verdachte] heeft gestuurd.
[naam 4] , de eigenaar van het pand, heeft verklaard dat [medeverdachte 2] toezicht hield in het pand en onderhoud pleegde in ruil voor een kantoorruimte.[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in het bezit was van een pas waarmee hij 24 uur per dag het pand kon betreden.
De telefoon van [verdachte] is uitgelezen en daaruit blijkt dat [medeverdachte 2] onder meer de volgende berichten naar [verdachte] heeft gestuurd:
- Op 5 februari 2018 om 22.46 uur:
“Plus min 25 liter morgen”;
- Op 5 februari 2018 om 23.43 uur:
“Zorg dat je op tijd bent ze komen het om 8 uur al halen”;
- Op 6 februari 2018 om 14.24 uur:
“Je had 5 liter gemist maat”;
- Op 3 oktober 2018 om 09.37 uur:
- Op 5 oktober 2018 om 17.06 uur:
“Er is tot 21.30 les in het pand kunnen daar na pas uitladen”;
- Op 14 december 2018 om 21.39 uur:
- Op 8 januari 2019 om 10.41 uur:
“Hoe laat ben je hier dan wacht ik op je daarna ga ik weg”;
- Op 8 januari 2019 om 10.45 uur:
“Oke wandt dan krijg je mijn klok kaart vandaar”;
- Op 8 januari 2019 om 19.09 uur:
“Kaart ligt in de gang achterdeur is los alarm is er tot zondag af oke”.
De rechtbank stelt vast dat in deze berichten wordt gesproken over liters, dat er iets zal worden opgehaald en spullen moeten worden uitgeladen. Ook wordt het adres [adres 4] genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank kan de inhoud van deze berichten duiden op betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte 2] bij het aangetroffen amfetaminelab. Uit de inhoud van de berichten volgt verder dat [medeverdachte 2] zijn klokkaart beschikbaar stelde aan [verdachte] en hij ervoor zorgde dat de deur van het pand open was en het alarm eraf was.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2] het kantoorpand ter beschikking stelde door [verdachte] middels zijn pas toegang tot het pand te verschaffen en [verdachte] dus in het pand kwam.
Daar komt het volgende bij. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn op 10 januari 2019 rond 20.45 uur aangehouden door de politie ter hoogte van de [adres 5] in Nijmegen, terwijl zij grondstoffen vervoerden bestemd voor de productie van amfetamine.In de auto lagen sleutels die toegang gaven tot het pand aan de [adres 4] .De [adres 5] ligt vlakbij [adres 4] .
Op 10 januari 2019 heeft [medeverdachte 2] de volgende berichten gestuurd naar [verdachte] :
- Op 10 januari 2019 om 21.39 uur:
- Op 10 januari 2019 om 21.45 uur:
“Waar ben je ga anders Nasr huis is kei koud hier”;
- Op 10 januari 2019 om 21.46 uur:
Uit de berichten die [medeverdachte 2] aan [verdachte] stuurde, in samenhang met de locatie van aanhouding, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 2] [verdachte] die avond verwachtte. Nadat [verdachte] niet reageerde – kennelijk omdat hij was aangehouden – gaf [medeverdachte 2] aan dat hij naar huis zou gaan.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op het moment van hun aanhouding onderweg waren om grondstoffen af te leveren bij het amfetaminelab.
Gelet op het voorgaande en hetgeen reeds is vastgesteld, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij het amfetaminelab aan de [adres 4] . Daarmee staat tevens vast dat hij de daar aanwezige voorwerpen en goederen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine in het lab aan de [adres 4] , in die zin dat [medeverdachte 2] het pand ter beschikking stelde en [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] de daar aanwezige voorwerpen en stoffen voorhanden hadden.