ECLI:NL:RBGEL:2020:1249

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
05/880047-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerdere mannen voor betrokkenheid bij een amfetaminelab en het dumpen van chemisch afval

Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen, waaronder een 28-jarige man uit Tiel, een 36-jarige man uit Tiel en een 57-jarige man uit Nijmegen, die betrokken waren bij een amfetaminelab. De rechtbank heeft de mannen veroordeeld voor hun rol in de productie van amfetamine, maar sprak hen vrij van deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij samen een organisatie vormden gericht op het plegen van misdrijven. De rechtbank oordeelde dat de mannen zich schuldig hadden gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en het voorhanden hebben van de benodigde stoffen en materialen in een pand in Nijmegen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de mannen op verschillende tijdstippen betrokken waren bij het huren van ruimtes, het onderhouden van contacten met leveranciers van grondstoffen en het aanvoeren van laboratoriumbenodigdheden. Daarnaast hebben zij zich schuldig gemaakt aan het dumpen van chemisch afval, wat aanzienlijke risico's voor het milieu met zich meebracht. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de mannen bij het amfetaminelab bewezen verklaard op basis van DNA-onderzoek en andere bewijsmiddelen, maar heeft hen vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie.

De rechtbank heeft de mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen, waarbij de 28-jarige man een straf van 30 maanden kreeg opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van de productie van synthetische drugs en het illegaal dumpen van drugsafval.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880047-19
Datum uitspraak : 25 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. Y. Taghi, advocaat te Waardenburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 april 2019, 16 juli 2019, 8 oktober 2019, 4 februari 2020 en 11 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij en/of zijn medeverdachten, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 10 januari 2019, in de gemeente Nijmegen, in ieder geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde lid en/of 10a eerste lid van de Opiumwet, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en/of C en/of D van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of aanwezig hebben van amfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
welke deelneming (onder meer) bestond uit:
- het huren en/of ter beschikking stellen van een aantal ruimtes in pand aan
de [adres 2] en/of
- het leggen en/of onderhouden van (onder meer telefonische) contacten met de verhuurder/gebruiker van die ruimtes in dat pand en/of met leverancier(s) van grondstoffen en/of laboratoriumbenodigheden voor het maken van amfetamine en/of
- het aanvoeren en/of vervoeren en/of afleveren van diverse (laboratorium)benodigheden en/og gasflessen en/of (grote hoeveelheden) grondstoffen voor het vervaardigen en/of bewerken en/of verwerken van amfetamine en/of
- het opzetten en/of inrichten van een een amfetamine laboratorium (met name bedoeld voor omzetting van pre precursoren naar BMK, waarna de BMK wordt gebruikt om volgens de Leuckart methode amfetamine te vervaardigen en/of bewerken en/of verwerken) en/of
- het bewaken van het laboratorium en/of de ruimten voor opslag van grondstoffen en afvalstoffen en/of het verzorgen en/of afleveren van de sleutels die toegang geeft/geven tot het laboratorium en/of de lift en/of
- het -in contant- betalen of laten betalen van de huur van het pand en/of gebruik van de ruimten in dat pand en/of
- het vervoeren en/of afvoeren en/of dumpen van afvalstoffen van amfetamine en/of het huren van vervoersmiddelen voor die afvoer en/of
- het vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of aanwezig hebben van de geproduceerde amfetamine;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij en/of zijn medeverdachten, op of omstreeks 10 januari 2019, in de gemeente Nijmegen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen door toen en aldaar:
- een of meer anderen trachten te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) te verschaffen en/of
- voorwerpen, stoffen en/of vervoersmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders:
- een pand en/of een of meer ruimten, te weten een vrijstaand kantoorpand gelegen aan de [adres 2] te Nijmegen, ter beschikking gesteld,
- een of meer ruimtes van voornoemd pand ingericht als laboratorium
en/of op de
Begane grond
- een groot aantal jerrycans gevuld met schone chemicaliën,
- 50 kilogram natriumhydroxide,
- 2400 liter IBC's,
en/of
1e etage
- 275 kilogram natriumhydroxide,
- 600 liter container met elektrische pomp,
- een groot aantal (sterkvervuilde) vaten (inhoudsmaten: 60,200 en 220),
- ( sterk vervuilend) 24 jerrycans,
- een of meerdere rvs-pannen,
- 7 gasflessen,
- 4 sterk vervuilde koolfstoffilters,
- 2 speciekuipen,
- een jerrycan,
en/of
2e etage
- 21 maal 200/120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten,
- 4 maal 120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten,
- 225 ( vervuild en gevuld) jerrycans,
- 10 gasflessen,
- 19 maal 200 liter (vervuilde en gevulde) vaten,
- 4 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) speciekuipen,
- 7 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) emmers,
- 3 maal 40 liter (vervuilde en gevulde) tonnen,
- 6 emmers,
- labsteun,
- 3 maal 50 liter kookketels,
- een of meerdere glazen kolven,
- 60 liter tonnen en/of
- speciekuipen
voorhanden gehad, waarvan hij verdachte wist of ernstige redenen had om dat te vermoeden, dat zij bestemd zijn voor het plegen van dat feit;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2018 te Ressen, gemeente Lingewaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), danwel alleen, al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, of anderszins op of in de bodem te brengen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s): een IBC vat (van 600 liter) met (restanten) van (gevaarlijke/chemische) afvalstoffen, althans afval afkomstig van de vervaardiging van amfetamine uit BMK, gestort en/of achtergelaten en/of anderszins op of in de bodem gebracht aan de Stationsstraat;
3.
hij op of omstreeks 10 januari 2019 te Nijmegen een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto en/of een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een luchtdrukwapen (Ruger P345) voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 januari 2019 constateert de politie dat verschillende ruimten van het vrijstaande kantoorpand aan de [adres 2] te Nijmegen in gebruik zijn voor de opslag en vervaardiging/bewerking van amfetamine.
Op de begane grond worden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- een groot aantal jerrycans gevuld met schone chemicaliën;
- 50 kilogram natriumhydroxide;
- 2400 liter IBC's.
Op de eerste etage worden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- 275 kilogram natriumhydroxide;
- 600 liter container met elektrische pomp;
- een groot aantal (sterk vervuilde) vaten (inhoudsmaten: 60, 200 en 220);
- 24 ( sterk vervuilde) jerrycans;
- een of meerdere rvs-pannen;
- 7 gasflessen;
- 4 sterk vervuilde koolstoffilters;
- 2 speciekuipen;
- een jerrycan.
Op de tweede etage worden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- 21 maal 200/120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten;
- 4 maal 120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten;
- 225 ( vervuild en gevuld) jerrycans;
- 10 gasflessen;
- 19 maal 200 liter (vervuilde en gevulde) vaten;
- 4 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) speciekuipen;
- 7 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) emmers;
- 3 maal 40 liter (vervuilde en gevulde) tonnen;
- 6 emmers;
- labsteun;
- 3 maal 50 liter kookketels;
- een of meerdere glazen kolven;
- 60 liter tonnen;
- speciekuipen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat er sprake was van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen verdachte en anderen en uit het dossier niet blijkt welke voorbereidingshandelingen verdachte zou hebben verricht.
Beoordeling door de rechtbank
[naam 1] , de eigenaar van het pand, heeft verklaard dat [verdachte] toezicht hield in het pand en onderhoud pleegde in ruil voor een kantoorruimte. [3] [verdachte] heeft verklaard dat hij in het bezit was van een pas waarmee hij 24 uur per dag het pand kon betreden. [4]
In de ruimte in het pand die was ingericht als laboratorium en vlak daarbuiten werd op verschillende voorwerpen DNA aangetroffen waarvan het profiel matcht met dat van verdachte, te weten op:
  • de binnenzijde van een mondkapje op de kast tegenover het laboratorium;
  • de binnenzijde van twee mondkapjes in het laboratorium;
  • de drinkrand van een blikje Fanta in het laboratorium;
  • de drinkrand van een blikje Pepsi Max in het laboratorium.
De matchkans is telkens kleiner dan één op één miljard. [5]
Op de binnenzijde van een mondkapje dat op een vervuilde ton naast het laboratorium lag werd daarnaast een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Het betrof een afgeleid DNA-hoofdprofiel dat matcht met het DNA van [verdachte] en DNA-nevenkenmerken die matchen met het DNA van [medeverdachte 2] . Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en [medeverdachte 2] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon. [6]
Volgens [verdachte] kan de aanwezigheid van zijn DNA in het laboratorium worden verklaard, omdat hij in opdracht van de eigenaar van het pand was begonnen met opruimen en schoonmaken in het pand. Deze verklaring acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In de Seat waarin [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zaten toen zij op 10 januari 2019 werden aangehouden en waarin grondstoffen lagen, lag aan de bijrijderskant een schoudertas met daarin onder meer een Nokia-telefoon. [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat dit zijn tas was. [7] De rechtbank stelt vast dat deze telefoon in bezit was van [medeverdachte 1] en de berichten op deze als aan hem gericht moeten worden beschouwd.
Op deze telefoon stonden berichten die zijn gestuurd door een contact genaamd ‘ [naam 2] ’ met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat op naam van [verdachte] . [8] Dat anderen dan [verdachte] gebruik zouden hebben gemaakt van deze telefoon is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte] de persoon is die als ‘ [naam 2] ’ in de telefoon van [medeverdachte 1] stond opgeslagen en berichten naar [medeverdachte 1] heeft gestuurd.
De telefoon van [medeverdachte 1] is uitgelezen en daaruit blijkt dat [verdachte] onder meer de volgende berichten naar [medeverdachte 1] heeft gestuurd:
- Op 5 februari 2018 om 22.46 uur:
“Plus min 25 liter morgen”;
- Op 5 februari 2018 om 23.43 uur:
“Zorg dat je op tijd bent ze komen het om 8 uur al halen”;
- Op 6 februari 2018 om 14.24 uur:
“Je had 5 liter gemist maat”;
- Op 3 oktober 2018 om 09.37 uur:
“ [adres 2] ”;
- Op 5 oktober 2018 om 17.06 uur:
“Er is tot 21.30 les in het pand kunnen daar na pas uitladen”;
- Op 14 december 2018 om 21.39 uur:
“Ben op kantoor”;
- Op 8 januari 2019 om 10.41 uur:
“Hoe laat ben je hier dan wacht ik op je daarna ga ik weg”;
- Op 8 januari 2019 om 10.45 uur:
“Oke wandt dan krijg je mijn klok kaart vandaar”;
- Op 8 januari 2019 om 19.09 uur:
“Kaart ligt in de gang achterdeur is los alarm is er tot zondag af oke”. [9]
De rechtbank stelt vast dat in deze berichten wordt gesproken over liters, dat er iets zal worden opgehaald en spullen moeten worden uitgeladen. Ook wordt het adres [adres 2] vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan de inhoud van deze berichten duiden op betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [verdachte] bij het aangetroffen amfetaminelab. Uit de inhoud van de berichten volgt verder dat [verdachte] zijn klokkaart beschikbaar stelde aan [medeverdachte 1] en hij ervoor zorgde dat de deur van het pand open was en het alarm eraf was.
De rechtbank concludeert dat [verdachte] het kantoorpand ter beschikking stelde door [medeverdachte 1] middels zijn pas toegang tot het pand te verschaffen en hij de voorwerpen en stoffen in dat pand voorhanden heeft gehad.
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine in het lab aan de [adres 2] , in die zin dat [verdachte] het pand ter beschikking stelde en [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] de daar aanwezige voorwerpen en stoffen voorhanden hadden.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 augustus 2018 werd in de berm van de busbaan tussen de Stationsweg en de Rijksweg A325 te Ressen een met vloeistof gevuld IBC-vat van 600 liter aangetroffen. Het vat lag op zijn kant en onder het vat stond een palletwagen. Er lekte vloeistof uit de vulopening naar de overzijde van de straat. Deze vloeistof rook naar azijnzuur. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit, nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van het feit dat er chemische afvalstoffen in het vat zaten en hij wist dat dit vat zou worden gedumpt.
Beoordeling door de rechtbank
Op printscreens van camerabeelden van de ingang van [adres 2] in de nacht van 3 augustus 2018 is te zien dat drie mannen een IBC-vat met een palletwagen in een vrachtwagen laden. Een verbalisant herkent één van deze personen als verdachte [verdachte] . [11]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij in de nacht van 3 augustus 2018 een gevuld IBC-vat heeft opgehaald bij het kantoorpand aan de [adres 2] . Samen met anderen heeft hij het vat in een busje geladen en vervolgens heeft hij het vat langs de snelweg gedumpt. Hierbij heeft hij een palletwagen achtergelaten, omdat het vast zat onder het vat. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte]
[de rechtbank begrijpt: [verdachte] ]hem bij daglicht had laten zien waar hij ’s avonds moest zijn om het IBC-vat op te halen. Op 4 augustus 2018 was [medeverdachte 3] weer samen met [verdachte] bij het pand om het geld dat hij zou krijgen voor het dumpen van het vat op te halen. [medeverdachte 3] heeft [verdachte] op verschillende foto’s van het inladen van het vat herkend. [12]
Het handvat van de achtergebleven palletwagen is bemonsterd ten behoeve van DNA-onderzoek. [13] Uit DNA-onderzoek door het NFI is gebleken dat er een DNA-mengprofiel is aangetroffen van minimaal drie personen. Hierbij is sprake van een afgeleid DNA-hoofdprofiel dat matcht met het DNA van [medeverdachte 3] , waarbij de matchkans kleiner is dan één op één miljard en DNA-nevenkenmerken van minimaal twee personen. Daarnaast is het verkregen DNA-mengprofiel meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA van [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen bevat, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. [14]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte] het IBC-vat met afvalstoffen samen met [medeverdachte 3] en een ander heeft ingeladen, waarna [medeverdachte 3] dit vat heeft gedumpt.
Gelet op de geur van de vloeistof die uit het vat lekte en het feit dat dit vat was opgehaald bij het pand aan de [adres 2] waar, zoals reeds onder feit 1 is vastgesteld, een amfetaminelab was gevestigd, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat in het vat chemische afvalstoffen, meer in het bijzonder azijnzuur, van de productie van amfetamine zaten.
Dat [verdachte] niet zou weten wat er in het vat zat en hij niet wist dat dit vat zou worden gedumpt, acht de rechtbank – mede in het licht van hetgeen hiervoor met betrekking tot zijn betrokkenheid bij het amfetaminelab is overwogen en bewezen verklaard – niet aannemelijk.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het dumpen van afvalstoffen afkomstig van de productie van amfetamine.
De rechtbank stelt vast dat in de tenlastelegging is opgenomen dat het IBC-vat zou zijn gestort en achtergelaten op de Stationsstraat te Ressen. Naar het oordeel van de rechtbank is het, gelet op het dossier, evident dat hier de Stationsweg is bedoeld. De rechtbank vat dit dan ook op als een kennelijke verschrijving.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 363-364;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 329;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 677.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
subsidiair
hij en/of zijn medeverdachten,
op ofomstreeks 10 januari 2019, in de gemeente Nijmegen,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetaminezijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
en/of te bevorderendoor toen en aldaar:
- een of meer anderen trachten te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich of een ander gelegenheid, middelen
en/of inlichtingentot het plegen van dat
/diefeit
(en)te verschaffen en/of
- voorwerpen en stoffen
en/of vervoersmiddelenvoorhanden te hebben, waarvan hij weet
of ernstige reden heeft om te vermoedendat zij bestemd zijn tot het plegen van dat
/diefeit
(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders:
-
een pand en/of een of meerruimten, te weten een vrijstaand kantoorpand gelegen aan de [adres 2] te Nijmegen, ter beschikking gesteld,
- een of meer ruimtes van voornoemd pand ingericht als laboratorium
en
/ofop de
Begane grond
- een groot aantal jerrycans gevuld met schone chemicaliën,
- 50 kilogram natriumhydroxide,
- 2400 liter IBC's,
en
/of
1e etage
- 275 kilogram natriumhydroxide,
- 600 liter container met elektrische pomp,
- een groot aantal (sterkvervuilde) vaten (inhoudsmaten: 60, 200 en 220),
- 24 ( sterk vervuilde) jerrycans,
- een of meerdere rvs-pannen,
- 7 gasflessen,
- 4 sterk vervuilde koolstoffilters,
- 2 speciekuipen,
- een jerrycan,
en
/of
2e etage
- 21 maal 200/120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten,
- 4 maal 120 liter (vervuilde en gevulde) klemdekselvaten,
- 225 ( vervuilde en gevulde) jerrycans,
- 10 gasflessen,
- 19 maal 200 liter (vervuilde en gevulde) vaten,
- 4 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) speciekuipen,
- 7 maal 60 liter (vervuilde en gevulde) emmers,
- 3 maal 40 liter (vervuilde en gevulde) tonnen,
- 6 emmers,
- labsteun,
- 3 maal 50 liter kookketels,
- een of meerdere glazen kolven,
- 60 liter tonnen en
/of
- speciekuipen
voorhanden gehad, waarvan hij verdachte wist
of ernstige redenen had om dat te vermoeden,dat zij bestemd zijn voor het plegen van dat feit;
2.
hij op
of omstreeks3 augustus 2018 te Ressen, gemeente Lingewaard,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
),
dan wel alleen, al dan nietopzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking -
buiten een inrichting te storten, of anderszinsop of in de bodem te brengen, immers heeft
/hebben hij, verdachte, en/ofzijn mededader
(s): een IBC vat (van 600 liter) met (restanten) van (gevaarlijke/chemische) afvalstoffen,
althans afval afkomstig van de vervaardiging van amfetamine uit BMK,gestort en
/ofachtergelaten
en/of anderszins op of in de bodem gebrachtaan de Stationsweg;
3.
hij
op ofomstreeks 10 januari 2019 te Nijmegen
een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto en/ofeen wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/ofdat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een luchtdrukwapen (Ruger P345), voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, voorbereiden door:
zich of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1, primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van zijn voorarrest, met daarnaast een forse voorwaardelijke straf al dan niet in combinatie met een taakstraf. Daartoe is aangevoerd dat verdachte een blanco strafblad heeft, hij zijn leven op orde heeft en hij te kampen heeft met beperkingen en belemmeringen als gevolg van zijn gezondheidstoestand.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 24 december 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils Reclassering, gedateerd 24 juni 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. Verdachte heeft een kantoorpand ter beschikking gesteld voor de productie van amfetamine en grondstoffen en voorwerpen voor deze productie voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die stoffen en voorwerpen bestemd waren om een strafbaar feit te plegen. Verdachte heeft zich hierbij niets aangetrokken van de negatieve gevolgen van de productie van synthetische drugs voor de gebruikers ervan en voor de maatschappij in het algemeen. Synthetische drugs zijn zeer schadelijke stoffen voor de volksgezondheid en het milieu. De afgelopen jaren is steeds meer zichtbaar geworden dat de productie van en handel in synthetische drugs een bedreiging vormen voor de samenleving in het algemeen vanwege de zware criminaliteit die de productie en handel in het van verdovende middelen met zich brengen. Gebruikers bekostigen hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 3] schuldig gemaakt aan het in strijd met de milieuwetgeving dumpen van een grote hoeveelheid afvalstoffen die afkomstig was van de productie van amfetamine. Het bewust niet in acht nemen van de milieuwetgeving in verband met het verhullen van illegale productie van synthetische drugs levert grootschalige dumpingen op van afval en is een groot maatschappelijk probleem geworden. Het illegaal dumpen van dergelijk drugsafval levert aanzienlijke risico’s op voor het milieu en de volksgezondheid. Door het niet op reguliere wijze afvoeren van afvalstoffen ontstaat er een grote kans op milieuschade, zoals grondwaterverontreiniging. Het opruimen van illegaal gedumpt afval van drugslaboratoria gaat daarnaast gepaard met aanzienlijke kosten die ten laste van de maatschappij komen.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Een dergelijk voorwerp is voor bedreiging of afdreiging geschikt en vormt een gevaar voor de samenleving. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van een dergelijk voorwerp.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten nog niet eerder was veroordeeld wegens strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met hetgeen hiervoor is overwogen en met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, nu zij, anders dan de officier van justitie, niet bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, artikel 10.2 van de Wet milieubeheer, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft opde schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019018394, gesloten op 14 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal LFO, p. 384-452.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 704.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 683.
5.Proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , gesloten op 5 mei 2019, met bijlagen; NFI-rapport betreffende DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Nijmegen op 11 januari 2019, gedateerd 28 mei 2019. Deze stukken zijn nagekomen en maken derhalve geen onderdeel uit van het doorgenummerde procesdossier.
6.Proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , gesloten op 5 mei 2019, met bijlagen; NFI-rapport betreffende DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Nijmegen op 11 januari 2019, gedateerd 28 mei 2019. Deze stukken zijn nagekomen en maken derhalve geen onderdeel uit van het doorgenummerde procesdossier.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339.
9.Overzicht sms-berichten, p. 347-350.
10.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 597-599; proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door
11.Proces-verbaal onderzoek mobiele telefoon, p. 570-571, 575-581.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 751-754, 756-759, 764, 766-769, 771-772.
13.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 597-598.
14.NFI-rapport, p. 602-605; NFI-rapport aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van afval van een drugslab in Ressen op 3 augustus 2018, gedateerd 3 oktober 2019.