ECLI:NL:RBGEL:2020:1418
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en opheffing van het schorsingsbevel
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 februari 2020 uitspraak gedaan over de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die in 2011 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar, had in 2017 voorwaardelijke invrijheidstelling gekregen. De officier van justitie had op 20 januari 2020 een vordering ingediend tot herroeping van deze invrijheidstelling, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 14 februari 2020, waar de veroordeelde, zijn raadsman en de officier van justitie aanwezig waren.
De officier van justitie betoogde dat de vordering moest worden toegewezen, omdat de veroordeelde meermalen de voorwaarden had overtreden, waaronder een locatieverbod en het tonen van een meewerkende houding. De raadsman voerde echter aan dat veel van de vermeende overtredingen te wijten waren aan technische problemen met de elektronische controle en dat de houding van de veroordeelde verbeterd was. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de veroordeelde zijn voorwaarden had overtreden. De rechtbank heeft het bevel tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling opgeheven en de veroordeelde aangespoord om zich proactief en meewerkend op te stellen in de toekomst.