ECLI:NL:RBGEL:2020:1418

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
05/900389-09
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en opheffing van het schorsingsbevel

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 februari 2020 uitspraak gedaan over de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die in 2011 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar, had in 2017 voorwaardelijke invrijheidstelling gekregen. De officier van justitie had op 20 januari 2020 een vordering ingediend tot herroeping van deze invrijheidstelling, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 14 februari 2020, waar de veroordeelde, zijn raadsman en de officier van justitie aanwezig waren.

De officier van justitie betoogde dat de vordering moest worden toegewezen, omdat de veroordeelde meermalen de voorwaarden had overtreden, waaronder een locatieverbod en het tonen van een meewerkende houding. De raadsman voerde echter aan dat veel van de vermeende overtredingen te wijten waren aan technische problemen met de elektronische controle en dat de houding van de veroordeelde verbeterd was. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de veroordeelde zijn voorwaarden had overtreden. De rechtbank heeft het bevel tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling opgeheven en de veroordeelde aangespoord om zich proactief en meewerkend op te stellen in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/900389-09
VI-zaaknummer: 99/000068-22
Datum uitspraak: 21 februari 2020
Beslissingvan de meervoudige kamer ingevolge artikel 6:2:13 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [detentieadres] .
Raadsman: mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht.

De procedure

Bij onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof Arnhem van 14 februari 2011 is veroordeelde tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaar veroordeeld.
Aan veroordeelde is per 6 april 2017 voorwaardelijke invrijheidsstelling verleend met een strafrestant van 1460 dagen en op 5 juli 2017 is hij feitelijk in vrijheid gesteld. Daaraan zijn meest recent, na een aantal Wijzigingsbesluiten voorwaardelijke invrijheidstelling, onder andere de volgende bijzondere voorwaarden gesteld:
- veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd tijdens onbegeleide verloven niet bevinden buiten de provincies Overijssel, Flevoland en Utrecht. De naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door middel van elektronisch toezicht. Veroordeelde heeft binnen de provincie Overijssel de mogelijkheid om zich van [kliniek] te verplaatsen naar Deventer of Zwolle voor het volgen van forensisch ambulante behandeling. Verloven met betrekking tot andere doeleinden zullen ook binnen de provincie Overijssel, Flevoland en Utrecht mogen plaatsvinden. De inhoud van deze verloven dienen wel goedgekeurd te zijn door de reclassering en [kliniek] . Over de noodzakelijkheid van deze voorwaarde – en/of de elektronische controle daarvan – te continueren wordt door de reclassering periodiek geadviseerd;
- veroordeelde zal gedurende de proeftijd op een nog nader door de reclassering te omschrijven dagen en tijdstippen aanwezig zijn op het door de reclassering vastgestelde verblijfsadres. Het huidige verblijfsadres is: [adres] . De naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door middel van elektronisch toezicht. Over de noodzakelijkheid van deze voorwaarde – en/of de elektronische controle daarvan – te continueren wordt door de reclassering periodiek geadviseerd;
- veroordeelde dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling.
Op 21 januari 2020 is veroordeelde aangehouden in verband met de niet-naleving van bovenstaande bijzondere voorwaarden. Op verzoek van de officier van justitie heeft de rechter-commissaris op 23 januari 2020 de vordering tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen.
Op 20 januari 2020 heeft de officier van justitie een vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Die vordering strekt ertoe dat de rechtbank de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 730 dagen zal bevelen.

Het onderzoek ter zitting

De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is behandeld ter openbare zitting van 14 februari 2020. Daarbij zijn gehoord:
- veroordeelde;
- de raadsman mr. N. van Schaik;
- de deskundigen [naam] en [naam] , reclasseringswerkers en
- als officier van justitie mr. D.J. de Jong.

De standpunten

De officier van justitie heeft betoogd dat de vordering dient te worden toegewezen. Daaraan is het volgende, kort samengevat, ten grondslag gelegd. De vordering is gebaseerd op het meermalen overtreden van de volgende bijzondere voorwaarden: locatieverbod, locatiegebod en het tonen van een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en de overige voorwaarden. Veroordeelde is in alle opzichten voortdurend langs de randen van het toegestane gegaan en daar regelmatig overheen gegaan. Dit heeft hij niet alleen met de elektronische controle gedaan maar ook in zijn houding en gedrag jegens de toezichthouders. Er is eerder getracht veroordeelde in juli 2019 bij te sturen door hem terug te plaatsen van [plaats] naar de [kliniek] , maar dat heeft onvoldoende soelaas geboden. De grenzen van het verantwoorde zijn bereikt, zo niet overschreden. De rek is er uit.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen. Daartoe is het volgende, kort samengevat, aangevoerd. Veel van de vermeende gebiedsovertredingen zijn te wijten aan technische problemen met de enkelband of miscommunicatie over de toegestane verlofbewegingen- en tijden, hetzij tussen veroordeelde en de reclassering, hetzij tussen de reclassering en de meldkamer (elektronische controle). De houding van veroordeelde is iets waaraan gewerkt moet worden en op dit moment ook nog aan gewerkt wordt, maar dit zijn geen incidenten waarvoor herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling proportioneel en subsidiair is.

De beoordeling

De voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
Behoudens het incident in juli 2019 waarvoor veroordeelde is teruggeplaatst naar de [detentieadres] en wat veroordeelde ook erkent, is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken dat veroordeelde een aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarde heeft overtreden. In het reclasseringsrapport van Tactus Verslavingszorg van 9 januari 2020 is een opsomming van data weergegeven waarop overtredingen van de voorwaarden zouden zijn gesignaleerd. De verdediging heeft echter
-nagenoeg- elke gestelde overtreding voldoende kunnen weerleggen en na tegenspraak is onvoldoende aannemelijk geworden dat de veroordeelde zijn voorwaarden door een aan hemzelf te wijten oorzaak zou hebben overtreden. Dit blijkt voor een groot deel ook uit de door de officier van justitie alsnog ter zitting overhandigde meldingsverslagen van de meldkamer elektronische controle.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van het openbaar ministerie afwijzen en het bevel tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling opheffen.
De rechtbank houdt veroordeelde aan de toezegging op zitting dat hij zich niet meer langs de randen van het toegestane zal begeven. Veroordeelde is een gewaarschuwd man en dient zich proactief, meewerkend en open op te stellen als het gaat om verlofafspraken en -tijden.

De beslissing

De rechtbank:
wijst afde vordering strekkende tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en
heft ophet bevel tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is gegeven door mr. W. Bruins, als voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. H.C. Leemreize, als rechters in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2020.