3.2.Overigens merkt de rechtbank ten overvloede op dat niet gebleken is dat de kabelbaan ondeugdelijk is. In dit verband acht de rechtbank van belang dat door verweerder het volgend is aangevoerd. De kabelbaan is voorzien van de meest fijnmazige kabel met het minste geluid. Om het geluid van de kabelbaan te verminderen heeft verweerder de trolley aangepast en voorzien van geluidsreducerend materiaal. De kabelbaan voldoet aan de vervaardigingsvoorschriften, zoals genoemd in het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen. Dit type speeltoestel is gekeurd door de keuringsinstelling TUV Nederland. Wanneer een speeltoestel is goedgekeurd mag elk exemplaar van hetzelfde merk en type onder hetzelfde certificaat door de fabrikant worden verkocht en in de praktijk worden gebruikt. De kabelbaan wordt één keer per maand door de gemeente geïnspecteerd.
4. De rechtbank is het eens met het standpunt van verweerder dat het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit) niet van toepassing is op de kabelbaan omdat het speelterrein geen inrichting is in de zin van de Wet Milieubeheer. Dat betekent dat de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit niet gelden voor de kabelbaan.
De beroepsgrond slaagt niet.
5. De rechtbank komt tot de conclusie dat geen sprake is van een overtreding. Dat betekent dat verweerder niet gehouden is om handhavend op te treden tegen het gebruik van de kabelbaan. Het beroep is daarom ongegrond.
6. De rechtbank merkt nog het volgende op. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld zijn de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit niet van toepassing. Desondanks heeft verweerder een geluidsonderzoek laten uitvoeren en de uitkomsten daarvan getoetst aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. Daaruit is gebleken dat het geluid van de kabelbaan die geluidsnormen niet overschrijdt, en dat de geluidsreducerende maatregel aan de trolley enig effect heeft gehad.
7. Eisers hebben verder aangevoerd dat het geluidsonderzoek niet in orde zou zijn, de gezondheidsklachten van eiseres onvoldoende zijn meegewogen en de kabelbaan verplaatst zou moeten worden . De rechtbank komt niet toe aan de bespreking van deze gronden omdat deze pas van belang zijn indien sprake is van een overtreding waartegen verweerder handhavend kan optreden. Daarvan is geen sprake.
De stelling van eisers ter zitting dat een toezegging is gedaan door een wethouder om het probleem op te lossen, is niet onderbouwd, zodat reeds daarom aan die stelling voorbij gegaan moet worden.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.