In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 maart 2020 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren op een onbekende datum en woonachtig in een verpleeghuis. Het verzoek tot deze machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt is niet in staat voor zichzelf te zorgen en is afhankelijk van hulp bij zijn dagelijkse levensverrichtingen. Tijdens de mondelinge behandeling werd vastgesteld dat de cliënt lijdt aan de ziekte van Alzheimer en een vasculaire aandoening, wat leidt tot ernstig gedrag dat een gevaar vormt voor zijn eigen veiligheid en die van anderen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waardoor een rechterlijke machtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende de machtiging voor een periode van zes weken, tot en met 13 april 2020. De beschikking werd mondeling uitgesproken door rechter G.W. Brands-Bottema, in aanwezigheid van griffier L. Stoevenbelt. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 9 maart 2020 vastgesteld.