ECLI:NL:RBGEL:2020:1619

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
365298
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in kort geding na intrekking overige vorderingen door eiser

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J.A.M. Besselink, een kort geding aangespannen tegen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van zijn appartementencomplex. De vordering van eiser betreft de plaatsing van zonnepanelen en een luchtwarmtepomp op het gemeenschappelijke dak van het appartementencomplex, waarvoor hij geen toestemming had verkregen van de VvE. Eiser heeft de VvE verzocht om de verwijdering van deze installaties uit te stellen totdat de kantonrechter een beslissing had genomen op een eerder ingediend verzoekschrift. De VvE heeft echter geen gehoor gegeven aan dit verzoek en heeft aangekondigd de installaties te willen verwijderen.

De procedure begon met een dagvaarding op 14 februari 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 februari 2020. Tijdens de zitting heeft eiser zijn hoofdvorderingen ingetrokken, omdat de VvE had aangegeven zich aan de gevorderde verboden te zullen houden. Echter, eiser vorderde nog wel de proceskosten te vergoeden, omdat hij deze had moeten maken om te voorkomen dat de VvE de zonnepanelen en luchtwarmtepomp zou verwijderen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiser een spoedeisend belang had bij de behandeling van zijn vordering tot vergoeding van de proceskosten, aangezien de VvE had aangekondigd tot verwijdering over te gaan. De rechter heeft de VvE veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.392,54, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vordering van eiser om niet bij te dragen aan de proceskostenveroordeling is afgewezen, omdat hiervoor geen grondslag bestond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/365298 / KG ZA 20-28 592 / 1496
Vonnis in kort geding van 25 februari 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.J.A.M. Besselink te Arnhem,
tegen
De vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [adres],
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger gedaagde partij] , gevolmachtigde van bestuurder [naam bestuurder] ,
Partijen zullen hierna [eiser] en VvE [adres] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 februari 2020,
  • de mondelinge behandeling van 20 februari 2020, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij akte van splitsing van 7 augustus 1998 is gesplitst in drie appartementsrechten het woonhuis met poort smederij, ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres] .
2.2.
Op 3 maart 2014 is [eiser] eigenaar geworden van het appartementsrecht rechtgevende op het uitsluitende gebruik van de woning aan de [adres] (hierna: het appartement).
2.3.
Eind 2015 heeft [eiser] 12 zonnepanelen op het dak van het appartementengebouw laten leggen en heeft hij zijn appartement voorzien van een luchtwarmtepomp.
2.4.
Op 6 december 2019 heeft [eiser] zijn appartement verkocht. Het appartement dient op 2 maart 2020 te worden geleverd aan de kopers.
2.5.
Bij brief van 12 december 2019 heeft [naam bestuurder] , bestuurder van VvE [adres] , aan [eiser] meegedeeld dat is geconstateerd dat [eiser] zonder toestemming van de vergadering van VvE [adres] zonnepanelen op het gemeenschappelijke dak en een airco-installatie aan de buitenkant van het gemeenschappelijke pand heeft geplaatst. Zij verzoekt [eiser] de zonnepanelen en airco-installatie (de luchtwarmtepomp) uiterlijk eind januari 2020 te verwijderen en alles in originele staat te herstellen, bij gebreke waarvan VvE [adres] de genoemde zaken zelf zal laten verwijderen op kosten van [eiser] .
2.6.
In een op verzoek van [eiser] bijeengeroepen vergadering van eigenaars van
8 januari 2020 heeft VvE [adres] onder meer het besluit genomen om [eiser] geen toestemming achteraf te verlenen voor het plaatsen van de zonnepanelen en de luchtwarmtepomp.
2.7.
Bij brief van 16 januari 2020 heeft de advocaat van [eiser] VvE [adres] verzocht om te bevestigen dat VvE [adres] niet tot verwijdering van de zonnepanelen en de luchtwarmtepomp zal overgaan totdat de kantonrechter onherroepelijk heeft beslist op een nog door [eiser] in te dienen verzoek.
2.8.
Bij brief van 18 januari 2020 heeft VvE [adres] aan de advocaat van [eiser] meegedeeld dat zij aan dit verzoek geen gevolg geeft.
2.9.
Op 24 januari 2020 heeft [eiser] een dagvaarding in kort geding laten betekenen aan VvE [adres] voor de zitting van de voorzieningenrechter van 30 januari 2020.
2.10.
Bij brief van 28 januari 2020 heeft VvE [adres] aan de advocaat van [eiser] meegedeeld dat zij bereid is de datum waarop de zonnepanelen en de luchtwarmtepomp uiterlijk verwijderd moeten zijn te verzetten naar 25 februari 2020.
2.11.
Bij e-mailbericht van 29 januari 2020 heeft de advocaat van [eiser] aan VvE [adres] meegedeeld dat hij bereid is het kort geding van 30 januari 2020 geen doorgang te laten vinden en aan te laten houden tot een nader te bepalen datum. Daarbij heeft hij vermeld dat hij verwacht dat op 25 februari 2020 nog geen duidelijkheid zal zijn verkregen, zodat er nog steeds een noodzaak zal zijn voor een kort geding procedure. Hij verzoekt daarbij VvE [adres] de verhinderdata aan hem door te geven voor de planning van een nieuwe datum voor het kort geding.
2.12.
Het kort geding heeft op 30 januari 2020 geen doorgang gevonden.
2.13.
[eiser] heeft op 3 februari 2020 een verzoekschrift bij de kantonrechter van de rechtbank Gelderland ingediend waarin hij verzoekt om de besluiten van VvE [adres] van 8 januari 2020 te schorsen en te vernietigen, dan wel nietig te verklaren, en hem een vervangende machtiging te verlenen voor de benodigde toestemming van de vergadering van VvE [adres] voor de zonnepanelen en de luchtwarmtepomp.
2.14.
Bij e-mailbericht van 7 februari 2020 heeft de advocaat van [eiser] VvE [adres] verzocht om uiterlijk op maandag 10 februari 2020 te bevestigen dat zij niet op of (kort) na 25 februari 2020 zal overgaan tot verwijdering van de zonnepanelen en de luchtwarmtepomp of daarmee in ieder geval zal wachten totdat de kantonrechter onherroepelijk heeft beslist in de verzoekschriftprocedure, bij gebreke waarvan de voorzieningenrechter zal worden verzocht om een nieuwe datum voor het kort geding te bepalen.
2.15.
Bij e-mailbericht van 9 februari 2020 heeft VvE [adres] aan de advocaat van [eiser] verzocht een voorstel te doen om gerechtelijke procedures te voorkomen. Daarbij heeft VvE [adres] vermeld aan welke voorwaarden een voorstel volgens haar zal moeten voldoen.
2.16.
Bij brief van 10 februari 2020 heeft de advocaat van [eiser] aan VvE [adres] meegedeeld dat [eiser] bereid is om te overleggen over een minnelijke regeling en een voorstel gedaan om de zaak te bespreken op zijn kantoor op 13 februari 2020.
2.17.
Op 12 februari 2020 heeft de griffie van de rechtbank Gelderland aan [eiser] bericht dat de mondelinge behandeling van het verzoekschrift bij de kantonrechter op
4 maart 2020 zal plaatsvinden.
2.18.
Bij e-mailbericht van 13 februari 2020 heeft [naam bestuurder] aan de advocaat van [eiser] meegedeeld dat zij die dag verhinderd is, omdat zij moet werken.
2.19.
Bij e-mailbericht van 13 februari 2020 heeft de advocaat van [eiser] aan VvE [adres] meegedeeld dat de gerechtelijke procedures doorgang zullen vinden, aangezien VvE [adres] wederom niet heeft gereageerd op het verzoek om te bevestigen dat zij niet zal overgaan tot verwijdering van de zonnepanelen en de warmtepomp.
2.20.
Op 14 februari 2020 heeft [eiser] de dagvaarding in kort geding voor de mondelinge behandeling op 20 februari 2020 aan VvE [adres] laten betekenen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, VvE [adres] :
I. en/of haar bestuur verbiedt de in opdracht van [eiser] in 2015 geplaatste zonnepanelen op de oostzijde van het dak van het appartementsgebouw en de tot de zonnepaneleninstallatie behorende apparatuur (o.a. bedrading, optimizers, montagemateriaal, etc.) te demonteren en te verwijderen of te doen verwijderen onder last van een dwangsom van € 100.000,00 wanneer VvE [adres] in strijd met dit verbod handelt, waarbij [eiser] als lid van VvE [adres] niet conform aandeel hoeft bij te dragen aan deze dwangsom,
II. en/of haar bestuur verbiedt de in opdracht van [eiser] in 2015 geplaatste warmtepompinstallatie en de tot die installatie behorende apparatuur te demonteren en te verwijderen of te doen verwijderen onder last van een dwangsom van € 100.000,00 wanneer VvE [adres] in strijd met dit verbod handelt, waarbij [eiser] als lid van VvE [adres] niet conform aandeel hoeft bij te dragen aan deze dwangsom,
III. veroordeelt tot betaling van de proceskosten, waarbij [eiser] als lid van VvE [adres] niet conform aandeel hoeft bij te dragen,
IV. de voorzieningen wijst zoals door de voorzieningenrechter in goede justitie bepaalt.
3.2.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat na het uitbrengen van de kort geding dagvaarding van 14 februari 2020 een advocaat namens VvE [adres] contact heeft gehad met zijn advocaat. De advocaat van VvE [adres] heeft in een e-mailbericht van 18 februari 2020 meegedeeld dat VvE [adres] zich aan de in dit kort geding gevorderde verboden zal houden. VvE [adres] heeft dit ter zitting erkend en bevestigd dat zij zich zal gedragen overeenkomstig de gevorderde verboden. Daarom heeft [eiser] ter zitting zijn vorderingen onder I, II en IV ingetrokken.
3.3.
Partijen zijn volgens [eiser] niet in staat gebleken voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het kort geding afspraken te maken over de proceskosten. Volgens [eiser] dient VvE [adres] te worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, ondanks dat hij de hoofdvorderingen heeft ingetrokken. Die kosten heeft [eiser] namelijk moeten maken om te voorkomen dat VvE [adres] de zonnepanelen en luchtwarmtepomp zelf zou verwijderen. VvE [adres] is steeds onduidelijk geweest bij het beantwoorden van de herhaaldelijke verzoeken van [eiser] om te bevestigen dat VvE [adres] de zonnepanelen en luchtwarmtepomp niet zelf zou verwijderen totdat de kantonrechter heeft beslist. VvE [adres] heeft alleen meegedeeld dat zij op 13 februari 2020 verhinderd was voor een bespreking op het kantoor van de advocaat van [eiser] , zonder mee te delen of zij zich al dan niet zou houden aan de door haar gestelde datum van 25 februari 2020. Daardoor was [eiser] genoodzaakt VvE [adres] opnieuw te dagvaarden in kort geding. Daarom is het volgens [eiser] ook redelijk dat hij niet voor zijn aandeel hoeft bij te dragen in de proceskostenveroordeling ten laste van VvE [adres] . Bij het begroten van de kosten dient [eiser] ook de explootkosten van de eerste dagvaarding voor de zitting van 30 januari 2020 van € 100,89 vergoed te krijgen.
3.4.
VvE [adres] betwist dat [eiser] recht heeft op vergoeding van de proceskosten. [eiser] heeft geen spoedeisend belang bij een beslissing op zijn vordering tot vergoeding van de proceskosten. Verder staat in de splitsingsakte dat alle leden van VvE [adres] voor een deel in proceskosten moeten bijdragen en daarom moet ook [eiser] daarin bijdragen.

4.De beoordeling

4.1.
Uit een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van
9 januari 2020 volgt dat [naam bestuurder] en [naam bestuurder] bestuurders zijn van VvE [adres] . Vaststaat dat [naam bestuurder] geen eigenaar meer is van een van de appartementsrechten, zodat zij ten onrechte nog is vermeld als bestuurder van VvE [adres] . Ter zitting heeft [vertegenwoordiger gedaagde partij] een volmacht overgelegd van zijn echtgenote [naam bestuurder] , waarbij zij hem in haar hoedanigheid van bestuurder van VvE [adres] heeft gemachtigd om in rechte op te treden. De voorzieningenrechter heeft [vertegenwoordiger gedaagde partij] toegestaan om namens VvE [adres] het woord te voeren op de zitting. Dit betekent dat VvE [adres] in deze procedure is verschenen en dat dus tegen haar geen verstek zal worden verleend.
4.2.
VvE [adres] heeft na het aanhangig maken van de zaak ter zitting erin toegestemd te voldoen aan hetgeen wordt gevorderd. Vervolgens heeft [eiser] zijn hoofdvorderingen ingetrokken. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de proceskosten. De Hoge Raad heeft bepaald dat het kort geding dan mag worden voortgezet voor een beslissing op de proceskosten als eiser een spoedeisend belang had bij behandeling van zijn hoofdvorderingen (HR 03-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1087 en HR 15-06-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1522). [eiser] had een spoedeisend belang bij de door hem gevorderde verboden nu VvE [adres] had aangekondigd zelf over te gaan tot verwijdering van de zonnepanelen en de warmtepomp, indien hij deze niet uiterlijk eind januari 2020, respectievelijk 25 februari 2020 had verwijderd. Aangezien VvE [adres] tot 18 februari 2020 ondanks herhaaldelijke verzoeken van [eiser] geen duidelijkheid heeft gegeven of zij de beslissing van de kantonrechter in de verzoekschriftenprocedure wilde afwachten, had [eiser] een spoedeisend belang om de kort geding procedure voort te zetten.
4.3.
[eiser] heeft VvE [adres] reeds bij bericht van 7 februari 2020 verzocht om te bevestigen dat zij de zonnepanelen en luchtwarmtepomp niet zal verwijderen, totdat onherroepelijk door de kantonrechter is beslist. VvE [adres] heeft in haar reactie hierop bij e-mailbericht van 9 februari 2020 [eiser] enkel verzocht een voorstel te doen over een minnelijke regeling, maar geen uitsluitsel gegeven of zij [eiser] aan de door haar gestelde termijn van 25 februari 2020 zou houden. De advocaat van [eiser] heeft vervolgens een voorstel gedaan voor een bespreking op zijn kantoor op 13 februari 2020. [naam bestuurder] heeft daarop namens VvE [adres] meegedeeld dat zij op 13 februari 2020 is verhinderd, zonder een voorstel te doen voor een andere datum waarop de bespreking zou kunnen plaatsvinden en zonder daarbij iets te zeggen over de door haar aan [eiser] gestelde termijn van 25 februari 2020. Daardoor is door toedoen van VvE [adres] onduidelijk gebleven of zij op of kort na 25 februari 2020 al dan niet tot verwijdering van de zonnepanelen en de luchtwarmtepomp zou overgaan. [eiser] kon daarom niet anders dan het reeds aangezegde kort geding doorzetten en opnieuw een kort geding dagvaarding aan VvE [adres] laten uitbrengen om te voorkomen dat VvE [adres] tot verwijdering over zou gaan. VvE [adres] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zij redelijkerwijs niet eerder dan na het opnieuw uitbrengen van de kort geding dagvaarding had kunnen meedelen dat zij nog niet zou overgaan tot het verwijderen van de zonnepanelen en de warmtepomp en bereid was de beslissing van de kantonrechter af te wachten. Dat zij pas in een zo laat stadium een advocaat heeft ingeschakeld, dient voor haar rekening en risico te blijven. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat VvE [adres] de proceskosten van [eiser] dient te voldoen. [eiser] had immers al kosten gemaakt toen de advocaat van VvE [adres] meedeelde dat zij zich aan de gevorderde verboden zou houden. Ook is voldoende gebleken dat [eiser] voor aanvang van de mondelinge behandeling op 20 februari 2020 heeft getracht om met VvE [adres] tot een regeling over de proceskosten te komen, maar dat VvE [adres] dat heeft afgewezen. Om deze redenen zal VvE [adres] worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4.4.
[eiser] vordert tevens dat hij, als lid van VvE [adres] , zijn aandeel in de proceskostenveroordeling niet hoeft te dragen. Voor deze vordering bestaat geen grondslag. Daarom zal de vordering onder III voor dit deel worden afgewezen.
4.5.
De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 108,54
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.392,54.
De door [eiser] gevorderde explootkosten voor de betekening van de eerste dagvaarding komen niet voor vergoeding in aanmerking. [eiser] heeft namelijk zelf besloten om het kort geding van 30 januari 2020 geen doorgang te laten vinden, terwijl hij toen al ervan uitging dat op de door VvE [adres] gestelde datum van 25 februari 2020 hoogstwaarschijnlijk nog geen duidelijkheid zou zijn verkregen over de verzoeken bij de kantonrechter. Daarom wordt de vordering onder III afgewezen voor zover deze ziet op vergoeding van deze kosten.
4.6.
Dit vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard als gevorderd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt VvE [adres] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.392,54,
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.