ECLI:NL:RBGEL:2020:1707

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
7848015
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling betalingsverplichting energiekosten van de huurder aan de verhuurder zonder tussenmeter

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [Eiser] en Travion B.V. over de betalingsverplichting van energiekosten. De procedure volgde op een vaststellingsovereenkomst die op 23 januari 2018 was gesloten, waarin afspraken waren gemaakt over de huur en het gebruik van bedrijfsruimten. [Eiser] vorderde betaling van energiekosten die volgens hem door Travion niet waren voldaan, en stelde dat Travion ongerechtvaardigd was verrijkt doordat [naam huurder] de kosten had verrekend met de huurpenningen.

De kantonrechter oordeelde dat Travion op grond van de gebruikersovereenkomst gehouden was om de energiekosten te regelen met [naam huurder], maar dit had nagelaten. De rechter stelde vast dat er geen concrete gegevens waren over het energieverbruik van Travion, en bepaalde dat Travion 50% van de energiekosten aan [Eiser] moest voldoen. Daarnaast werden ook servicekosten en reparatiekosten toegewezen, omdat Travion geen verweer had gevoerd tegen deze vorderingen.

De kantonrechter veroordeelde Travion tot betaling van een totaalbedrag van € 8.358,79, vermeerderd met btw en wettelijke rente, en stelde dat Travion ook de proceskosten moest dragen. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in huur- en gebruiksovereenkomsten en de noodzaak om afspraken goed na te komen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 7848015 \ CV EXPL 19-2622 \ 610
uitspraak van 13 maart 2020
vonnis
in de zaak van
[Eiser]
[woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. S.V.M. Stevens
tegen
de besloten vennootschap
Travion B.V.
gevestigd te Nijmegen
gedaagde partij
gemachtigde mr. H.C.J. Oomen
Partijen worden hierna [Eiser] en Travion genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2019 en de daarin genoemde processtukken
- de mondelinge behandeling van 21 november 2019 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de akte overlegging producties, tevens ‘vermindering’ van eis, aan de zijde van [Eiser]
- de antwoordakte overlegging producties aan de zijde van Travion.

2.De feiten

2.1.
Op 23 januari 2018 hebben [Eiser], Travion en [B.V. 1] een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de overeenkomst staat onder andere:

Verhuurder[[Eiser]]
verhuurt aan huurder[[B.V. 1]]
de bedrijfsruimte bestaande uit twee bedrijfshallen ieder groot circa 2.900 m2, plaatselijk bekend als [straatnaam] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats]. De looptijd van de huurovereenkomst is 2 jaar met als ingangsdatum 1 juni 2016 en einddatum 31 mei 2018.
Huurder heeft (…) de huur ten aanzien van [straatnaam] [nummer 2] opgezegd, met daarbij de mededeling dat zij per 1 januari 2018 haar huurovereenkomst met het recht tot huur van [straatnaam] [nummer 1] wenst over te dragen aan gebruiker Travion (…).
Verhuurder heeft de huuropzegging van de [straatnaam] [nummer 2] geaccepteerd maar is niet akkoord gegaan met de overdracht van de lopende huurovereenkomst van bedrijfshal [straatnaam] [nummer 1] aan gebruiker Travion. Inmiddels heeft verhuurder een nieuwe huurder ([naam huurder]) voor beide bedrijfshallen gevonden. Gebruiker Travion heeft aangegeven de bedrijfshal [straatnaam] [nummer 1] in gebruik te willen nemen.
(…)
Artikel 1. Schikking
(…)
3. Het gebruik door Travion van bedrijfshal [nummer 2] te [plaats] zal vanaf 1 januari 2018 zal worden vastgelegd in een overeenkomst tot tijdelijk gebruik van bedrijfsruimte, op basis van een minimaal gebruik tot 1 mei 2018 en een gebruikersvergoeding ter grootte van de laatst geldende huur pro rato per maand voor 1 bedrijfshal te vermeerderen met BTW. Verder zal gebruiker Travion zijn aandeel pro rato in de kosten van het door hem verbruikte gas, water, elektra en eventuele andere servicekosten op eerste verzoek aan verhuurder voldoen.
2.2.
Op 25 januari 2018 hebben [Eiser] en Travion een ‘Overeenkomst tot Tijdelijk Gebruik van Bedrijfsruimte [straatnaam] [nummer 2] te [plaats]’ (verder: de gebruikersovereenkomst) gesloten. In de gebruikersovereenkomst staat onder andere:

5. Energiekosten
Gebruiknemer[Travion]
zal de kosten van het verbruik van gas, water en elektra met de gebruiker/huurder van het pand [straatnaam] [nummer 1] regelen.
2.3.
Op 12 maart 2019 heeft de gemachtigde van [Eiser] een e-mail gestuurd aan de gemachtigde van Travion waarin onder andere het volgende stond.

Cliënt (…) vroeg mij om u te berichten naar aanleiding van uw brief (…). Daarin neemt u namens uw cliënte Travion het standpunt in dat cliënt niets op de uwe te vorderen heeft omdat volgens uw zeggen uw cliënte de verbruikskosten conform artikel 5 van de overeenkomst tot tijdelijk gebruik rechtstreeks met [naam huurder] heeft afgerekend.
Die stelling is echter onjuist, uw cliënte heeft helemaal niet met [naam huurder] afgerekend, [naam huurder] heeft de verbruikskosten, die uw cliënte diende te voldoden maar die zij weigerde te betalen, à € 11.546,35 uiteindelijk verrekend met de huurpenningen. Aldus heeft cliënt door middel van de verrekening door [naam huurder] opgedraaid voor een verplichting van uw cliënte, die daardoor ongerechtvaardigd is verrijkt. Cliënt heeft daardoor een regresvordering.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[Eiser] vordert bij dagvaarding dat de kantonrechter Travion veroordeelt om aan hem te betalen € 12.436,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.546,35 vanaf 20 december 2018, althans 14 januari 2019, met veroordeling van Travion in de proceskosten. De vordering bestaat uit een bedrag van € 11.546,35 aan hoofdsom en € 890,46 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
[Eiser] baseert zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende – zakelijk weergegeven – stellingen. Travion was op grond van de gebruikersovereenkomst gehouden om energiekosten (gas en elektra) onderling met [naam huurder] te regelen. Travion heeft dit echter nagelaten, waarna [naam huurder] een bedrag van € 8.183,24 exclusief btw heeft verrekend met [Eiser] bij betaling van de huurpenningen. Travion is daarom gehouden dat voorgeschoten bedrag aan [Eiser] te betalen, al dan niet op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Bij de berekening van de energiekosten is rekening gehouden met een verdeelsleutel van 90/10 voor gas en 50/50 voor elektra. Op grond daarvan komt 90% van de gaskosten en 50% van de elektrakosten voor rekening van Travion. Daarnaast heeft Travion de verschuldigde servicekosten van € 222,00 exclusief btw per maand voor de maanden januari 2018 tot en met mei 2018 niet voldaan. Ook heeft zij € 249,20 exclusief btw aan ‘reparatie Wielgeleidebeugel’ niet betaald. Verder is Travion ook rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.3.
Bij akte overlegging producties ‘vermindert’ [Eiser] zijn eis, in die zin dat hij € 8.374,70 exclusief btw aan energiekosten vordert.
3.4.
Travion voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang voor de beslissing, hierna wordt ingegaan.

4.De beoordeling

Wijziging van eis
4.1.
De kantonrechter merkt op dat de als vermindering aangeduide wijziging een vermeerdering is, aangezien [Eiser] bij dagvaarding € 8.183,24 aan energiekosten vordert.
Energiekosten
4.2.
Partijen gaan er vanuit dat er ten behoeve van [straatnaam] [nummer 1] en [nummer 2] in ieder geval € 2.973,06, € 8.240,66 en € 2.785,45 is betaald aan respectievelijk gas, elektra en de netbeheerder. Deze bedragen zijn exclusief btw.
4.3.
Travion erkent dat zij op grond van de vaststellingsovereenkomst de energiekosten pro rato aan [Eiser] moet betalen voor het gebruik van energie. Op grond van de gebruiksovereenkomst had Travion de kosten van de energie moeten regelen met [naam huurder], zodat op basis van een gezamenlijke inschatting van het gebruik beider aandeel zou worden vastgesteld. Travion is deze verplichting niet nagekomen. Vervolgens heeft [naam huurder] een eigen inschatting gemaakt en het deel van Travion in rekening gebracht bij [Eiser]. [Eiser] is van oordeel dat zij nu jegens Travion aanspraak kan maken op het volledig door [naam huurder] verrekende bedrag. Dat is echter niet juist, omdat zij bij Travion de energiekosten slechts pro rato in rekening kan brengen. Daartoe zal zij in rechte moeten stellen en onderbouwen wat het aandeel is van Travion in de totale energiekosten van beide delen van de bedrijfsruimte. [Eiser] heeft in deze procedure dat echter nagelaten.
Partijen hebben, op de grootte van [straatnaam] [nummer 1] en [nummer 2] (beide circa 2.900 m²) na, geen harde gegevens aangeleverd aan de hand waarvan het energieverbruik van Travion kan worden vastgesteld. De berekening van Travion op grond van het verleden toen [B.V. 1] huurder was, is hiervoor onvoldoende concreet, omdat Travion en [B.V. 1] tot hetzelfde concern behoren. Onder deze omstandigheden begroot de kantonrechter daarom op basis van de oppervlakte de verdeelsleutel op 50/50, in die zin dat Travion 50% van de gehele energiekosten aan [Eiser] moet voldoen. Een bedrag van € 6.999,59 wordt toegewezen.
4.4.
Dat de voorgaande verdeling misschien geen recht doet aan de situatie, komt voor rekening van beide partijen. De kantonrechter geeft partijen mee om samen met [naam huurder] om de tafel te gaan zitten om het geschil op te lossen.
Servicekosten en reparatiekosten
4.5.
Het verweer van Travion dat de gebruikersovereenkomst de vaststellingsovereenkomst helemaal vervangt en Travion daardoor geen servicekosten hoeft te voldoen, volgt de kantonechter niet. Op het punt van de servicekosten is geen andersluidende afspraak gemaakt bij de gebruikersovereenkomst, zodat de afspraak uit de vaststellingsovereenkomst in stand blijft. Op grond van de vaststellingsovereenkomst moet Travion (eventuele andere) servicekosten op eerste verzoek aan [Eiser] voldoen. Dat deze kosten in de vaststellingsovereenkomst niet exact zijn omschreven, zoals Travion aanvoert, maakt dat niet anders. Travion heeft immers zelf de vaststellingsovereenkomst ondertekend en geen andersluidende afspraken gemaakt bij de gebruikersovereenkomst. De gevorderde servicekosten (€ 1.110,00 exclusief btw) worden toegewezen.
4.6.
Travion heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde € 249,20 exclusief btw aan ‘reparatie Wielgeleidebeugel’, zodat dat bedrag ook wordt toegewezen.
Btw
4.7.
[Eiser] heeft de toegewezen vorderingen onbetwist gevorderd met btw, zodat de toegewezen hoofdsom wordt vermeerderd met btw.
Buitengerechtelijke kosten
4.8.
De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat [Eiser] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten met betrekking tot de energiekosten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Gelet op het toegewezen bedrag aan energiekosten is de hoogte van het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten niet in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en die geacht worden redelijk te zijn. Op basis van deze tarieven wijst de kantonrechter een bedrag toe van € 724,98
Rente
4.9.
De rente over de energiekosten wordt toegewezen vanaf 20 maart 2019, nu Travion bij e-mail van 12 maart 2019 hiervoor is aangemaand om deze kosten binnen een week te betalen. De rente over de servicekosten en reparatiekosten wordt toegewezen vanaf 6 juni 2019, zijnde de dag der dagvaarding, nu niet is gesteld of gebleken sinds wanneer Travion daarvoor in verzuim is geraakt.
Proceskosten
4.10.
Travion wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Bij de berekening van het salaris gemachtigde is rekening gehouden met het toegewezen bedrag en het feit dat de aktes na de mondelinge behandeling noodzakelijk waren door de onvolledig onderbouwde dagvaarding.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Travion om aan [Eiser] te betalen een bedrag van € 8.358,79, te vermeerderen met btw en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.999,59 vanaf 20 maart 2019 tot aan de dag van volledige betaling en over € 1.359,20 vanaf 6 juni 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Travion om aan [Eiser] te betalen een bedrag van € 724,98;
5.3.
veroordeelt Travion in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [Eiser] begroot op € 104,54 aan dagvaardingskosten, € 231,00 aan griffierecht en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020