ECLI:NL:RBGEL:2020:1715

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
C/05/366459 / FA RK 20-422
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 februari 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 17 februari 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de crisismaatregel die op 16 februari 2020 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond in de accommodatie de Riethorst van Pro Persona te Ede, werd betrokkene gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. E.A. Welling. De behandelend arts van Pro Persona was ook aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor betrokkene, veroorzaakt door een psychische stoornis. Dit werd onderbouwd door het gedrag van betrokkene, dat voortkwam uit een psychotische episode. De rechtbank oordeelde dat het insluiten van betrokkene noodzakelijk was, ondanks dat dit niet expliciet door de officier van justitie was verzocht. Na de zitting heeft de officier van justitie het verzoek aangevuld om het insluiten als verplichte zorg op te nemen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, met een geldigheidsduur van drie weken. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter M.J.C. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van griffier L.E. Vries. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/366459 / FA RK 20-422
Datum mondelinge uitspraak: 20 februari 2020
Beschikking machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verblijfadres: Pro Persona, locatie de Riethorst, Willy Brandtlaan 20, 6716 RR, te Ede, op grond van een crisismaatregel geldend tot en met 19 februari 2020, 03:49 uur,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.A. Welling te Wageningen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 17 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 16 februari 2020 opgelegde crisismaatregel. Op 20 februari 2020 heeft de officier van justitie per mail het verzoek aangevuld en de rechtbank verzocht het kunnen insluiten van betrokkene ook op te nemen als verplichte vorm van zorg in de zorgmachtiging.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 februari 2020, in de accommodatie de Riethorst van Pro Persona, te Ede.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan mr. E.A. Welling;
- mw. [naam], als afdelingsarts verbonden aan Pro Persona.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • acute maatschappelijke teloorgang;
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
  • gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Het ernstig vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrumstoornissen en andere psychotische stoornissen, waarbij sprake is van een psychotische episode met mogelijk een katatoon component. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Betrokkene geeft ter zitting aan dat het goed met haar gaat en dat zij niet meer wil vertellen, omdat zij al veel verteld heeft. Betrokkene geeft op verdere vragen van de rechtbank geen antwoord.
Namens betrokkene wordt door haar advocaat verzocht het verzoek af te wijzen. Het is namelijk van belang dat er geluisterd wordt naar wat betrokkene wil en zij wil geen behandeling.
2.3.
De behandelaar brengt ter zitting naar voren dat betrokkene voorafgaand aan haar opname veel heeft meegemaakt, waaronder het overlijden van haar zus. Betrokkene is in toenemende mate ontregeld, waarbij betrokkene ook steeds meer paranoïde is geworden. Dit komt mogelijk door angst en spanning die betrokkene ervaart. Het is daarom van belang dat betrokkene naast de antipsychotica (Haldol) ook rustgevende medicatie (Diazepam) inneemt. Betrokkene weigert dit echter, omdat zij zichzelf niet ziek vindt en daarom ook geen behandeling wil. Doordat de medicatie ook niet onder dwang kon worden toegediend is er nog geen verbetering zichtbaar in de toestand van betrokkene. Hierdoor is het ook niet mogelijk dat betrokkene op de groep verblijft en is het noodzakelijk om betrokkene af te zonderen en in te sluiten.
2.4.
De rechtbank constateert dat het insluiten van betrokkene niet door de officier van justitie als verplichte vorm van zorg is verzocht, maar begrijpt dat dit wel noodzakelijk is gelet op hetgeen naar voren gebracht door de behandelaar en het feit dat de zitting plaatsvindt in de voorruimte van de separeerafdeling.
2.5.
Na de zitting is er telefonisch contact opgenomen met de officier van justitie over hetgeen door de behandelaar naar voren gebracht ter zitting ten aanzien van het insluiten van betrokkene. De officier van justitie heeft naar aanleiding van het telefonisch contact per mail op 20 februari 2020 het op 17 februari 2020 ingediende verzoek aangevuld en verzocht tevens het kunnen insluiten van betrokkene op te nemen als verplichte vorm van zorg in de zorgmachtiging.
2.6.
De advocaat van betrokkene is na indiening van het aanvullend verzoek in de gelegenheid gesteld een standpunt in te nemen namens betrokkene. De advocaat van betrokkene heeft daarbij geen verdere opmerkingen gemaakt.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg, te weten:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het opnemen in een accommodatie,
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. Daarnaast acht de rechtbank ook het
insluitenals verplichte vorm van zorg noodzakelijk, nu betrokkene regelmatig dient te worden afgezonderd, gelet op haar huidige psychische toestand en het feit dat betrokkene momenteel nog niet op de groep kan verblijven. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.7 zijn genoemd ten aanzien van
[naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 maart 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2020 door mr. M.J.C. van Leeuwen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Vries, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.