1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een tot nog toe onbekend gebleven persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] ,
opzettelijk
van het leven te beroven,
- drie keer, althans meermalen, met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige
en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen op voornoemd persoon is ingereden
en/of in de richting van voornoemd persoon is gereden en/of
- ( daarna) met voornoemd voertuig voornoemd persoon heeft geraakt en/of aangereden en/of
met voornoemd persoon in botsing is gekomen en/of
- tegen voornoemd persoon is aangereden waardoor voornoemd persoon klem kwam te zitten
tussen voornoemd voertuig en een muur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt, subsidiair:
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een tot nog toe onbekend gebleven persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- drie keer, althans meermalen, met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige
en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen op voornoemd persoon is ingereden
en/of in de richting van voornoemd persoon is gereden en/of
- ( daarna) met voornoemd voertuig voornoemd persoon heeft geraakt en/of aangereden en/of
met voornoemd persoon in botsing is gekomen en/of
- tegen voornoemd persoon is aangereden waardoor voornoemd persoon klem kwam te zitten
tussen voornoemd voertuig en een muur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder subsidiair niet tot een veroordeling leid, meer subsidiair:
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
een tot nog toe onbekend gebleven persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] heeft
mishandeld door:
- drie keer, althans meermalen, met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige
en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen op voornoemd persoon in te rijden en/of
in de richting van voornoemd persoon te rijden en/of
-(daarna) met voornoemd voertuig voornoemd persoon te raken en/of aan te rijden en/of met
voornoemd persoon in botsing te komen en/of
- tegen voornoemd persoon aan te rijden waardoor voornoemd persoon klem kwam te zitten
tussen voornoemd voertuig en een muur;
althans, indien het vorenstaande onder meer subsidiair niet tot een veroordeling leidt, meest subsidiair:
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
een tot nog toe onbekend gebleven persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] , heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- drie keer, althans meermalen, met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige
en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen op voornoemd persoon in te rijden en/of
in de richting van voornoemd persoon te rijden en/of
- ( daarna) met voornoemd voertuig voornoemd persoon te raken en/of aan te rijden en/of met
voornoemd persoon in botsing te komen en/of
- tegen voornoemd persoon aan te rijden waardoor voornoemd persoon klem kwam te zitten
tussen voornoemd voertuig en een muur;
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk, een gebouw, te weten [wjkcentrum] , gelegen aan [adres]
heeft vernield en/of beschadigd, door:
- met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige en/of aanzienlijke snelheid en/of
zonder af te remmen tegen een buitenmuur van voornoemd gebouw aan te rijden en/of te
botsen,
en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten:
- de in het gebouw aanwezige huisraad en/of;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten [wjkcentrum] , gelegen aan [adres] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de [gemeente] en/of aan [adres] toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd;
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk twee lantaarnpalen, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de [gemeente] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 6 oktober 2019 te Nijmegen ruzie gekregen met een persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]Verdachte is toen:
- drie keer met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met aanzienlijke snelheid en zonder af te remmen op [slachtoffer] ingereden en in de richting van [slachtoffer] gereden;
- met [slachtoffer] in botsing gekomen en heeft hem daarbij geraakt en aangereden, [slachtoffer] is namelijk op de motorkap terechtgekomen en verdachte is, terwijl [slachtoffer] op de motorkap lag, richting een muur gereden;
- terwijl [slachtoffer] op de motorkap lag, tegen een gebouw, te weten [adres] , gelegen aan [adres] , aangereden met aanzienlijke snelheid en zonder af te remmen, en;
- tegen twee lantaarnpalen aangereden waardoor deze zijn beschadigd.
Als gevolg van de aanrijding zijn de binnen- en buitenmuur van de technische ruimte van het [adres] beschadigd. Er zat een scheur in de buitenmuur. De binnenmuur was ontzet. Ook waren de gehele gevel en de vluchtdeur ontzet. De schakelkast hing tegen deze ontzette binnenmuur aan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Er kan worden vastgesteld dat verdachte meermalen doelbewust op het slachtoffer is ingereden. Daarbij manoeuvreerde hij de auto zodanig dat hij op de meest effectieve wijze kon inrijden op het slachtoffer en hij voerde de snelheid zo veel als mogelijk was op. Hij heeft door zo te handelen zijn auto als wapen gebruikt. De kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden was met name aanwezig bij de laatste manoeuvre. Het slachtoffer had onder de auto kunnen komen of tussen de auto en muur en dit had een dodelijk gevolg kunnen hebben. Uit de beelden en de verklaringen van de getuigen kan niet worden afgeleid dat verdachte in paniek was, hij lijkt juist doelbewust te hebben gehandeld. Naar uiterlijke verschijningsvorm heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou worden geraakt en zou komen te overlijden.
Op grond van de aangiftes, het proces-verbaal van bevindingen over het uitkijken van de camerabeelden en de waarnemingen van de politie ter plaatse kunnen ook feit 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte niet de intentie had om iemand van het leven te beroven. Het kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer. Daarom dient verdachte van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte dient eveneens van het onder 2 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Er is geen sprake geweest van gemeen gevaar van goederen. Concrete omstandigheden waardoor de reële vrees voor gevaar voor goederen bestond ontbreken. Verdachte heeft zich wel schuldig gemaakt aan de onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde vernielingen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Vaststaat dat verdachte met de [merk] drie keer met aanzienlijke snelheid en zonder af te remmen in de richting van [slachtoffer] is gereden en op hem is ingereden. Hij is met de auto tegen [slachtoffer] aangereden en met hem in botsing gekomen. Vervolgens is verdachte terwijl [slachtoffer] op de motorkap lag, met aanzienlijke snelheid tegen een muur aangereden.
De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijs is dat [slachtoffer] tussen de muur en de auto klem is komen te zitten, de rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Verdachte heeft verklaard dat hij in paniek is geraakt en van het parkeerterrein af wilde rijden. Hij zou in paniek zijn geraakt doordat [slachtoffer] hem eerst heeft uitgescholden en bedreigd en vervolgens in zijn vinger heeft gebeten.
De vraag die aan de rechtbank voorligt is hoe het handelen van verdachte gekwalificeerd moet worden. Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] had. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bedoeling had om [slachtoffer] te doden. Voor beantwoording van de vraag of sprake was van voorwaardelijk opzet, is van belang of er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank is van oordeel dat gegeven de omstandigheden niet kan worden gezegd dat er een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] bestond. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling als volgt. Verdachte is meerdere keren op [slachtoffer] ingereden. Op grond van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat verdachte de auto hiertoe diverse keren moest draaien.De rechtbank concludeert daarom dat verdachte tot drie keer toe doelbewust in de richting van [slachtoffer] heeft gestuurd, terwijl hij hierbij snelheid heeft gemaakt en niet heeft afgeremd. Zelfs toen [slachtoffer] op de motorkap van de auto lag, is hij doorgereden en met [slachtoffer] op de motorkap tegen een muur aangereden. Verdachte had op meerdere momenten een andere keuze kunnen maken en van het parkeerterrein af kunnen rijden. Maar dit heeft hij niet gedaan. Hieruit blijkt dat verdachte, anders dan hij zelf heeft verklaard, kennelijk toch niet meteen het parkeerterrein wilde verlaten. De verklaring van verdachte dat hij in paniek was, vindt verder ook geen steun in het dossier.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis het voorgaande worden aangenomen dat verdachte doelbewust heeft gehandeld en dat zijn opzet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, zoals onder 1 subsidiair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de verdediging dat er geen gemeen gevaar voor goederen te duchten was als volgt.
Vaststaat dat de binnen- en buitenmuur van het gebouw beschadigd zijn. Ook is de schakelkast die aan de binnenmuur bevestigd zat beschadigd. Er was naar het oordeel van de rechtbank daarom niet alleen sprake van gevaar voor andere goederen, dan alleen het gebouw waar hij tegenaan is gereden, maar ook heeft dit gevaar zich daadwerkelijk verwezenlijkt. Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte de buitenmuur op zodanige wijze heeft beschadigd, te weten een grote scheur in de buitenmuur en de binnenmuur was ontzet, dat hierdoor ook gevaar voor de in het gebouw aanwezige huisraad reëel is. De rechtbank acht aldus het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [wjkcentrum] , p. 15;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 45;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2020.