ECLI:NL:RBGEL:2020:1840

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
05/240882-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een auto als wapen, vernieling en opzettelijke beschadiging van een gebouw met gevaar voor goederen

Op 17 maart 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 oktober 2019 in Nijmegen met een auto op een persoon is ingereden. De verdachte heeft meermalen met aanzienlijke snelheid op het slachtoffer ingereden, waarbij hij niet heeft afgeremd. Tijdens de aanrijding kwam het slachtoffer op de motorkap van de auto terecht, waarna de verdachte tegen een muur aanreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte doelbewust handelde en dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk beschadigen van een gebouw en het vernielen van twee lantaarnpalen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één jaar op, met ontzegging van de rijbevoegdheid voor dezelfde periode. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de gemeente, voor de geleden schade als gevolg van de vernielingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/240882-19
Datum uitspraak : 17 maart 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [detentieadres] ,
raadsvrouw: mr. A. Sahin, advocaat te Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een tot nog toe onbekend gebleven persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] ,
opzettelijk
van het leven te beroven,
- drie keer, althans meermalen, met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige
en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen op voornoemd persoon is ingereden
en/of in de richting van voornoemd persoon is gereden en/of
- ( daarna) met voornoemd voertuig voornoemd persoon heeft geraakt en/of aangereden en/of
met voornoemd persoon in botsing is gekomen en/of
- tegen voornoemd persoon is aangereden waardoor voornoemd persoon klem kwam te zitten
tussen voornoemd voertuig en een muur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt, subsidiair:
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een tot nog toe onbekend gebleven persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- drie keer, althans meermalen, met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige
en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen op voornoemd persoon is ingereden
en/of in de richting van voornoemd persoon is gereden en/of
- ( daarna) met voornoemd voertuig voornoemd persoon heeft geraakt en/of aangereden en/of
met voornoemd persoon in botsing is gekomen en/of
- tegen voornoemd persoon is aangereden waardoor voornoemd persoon klem kwam te zitten
tussen voornoemd voertuig en een muur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder subsidiair niet tot een veroordeling leid, meer subsidiair:
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
een tot nog toe onbekend gebleven persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] heeft
mishandeld door:
- drie keer, althans meermalen, met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige
en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen op voornoemd persoon in te rijden en/of
in de richting van voornoemd persoon te rijden en/of
-(daarna) met voornoemd voertuig voornoemd persoon te raken en/of aan te rijden en/of met
voornoemd persoon in botsing te komen en/of
- tegen voornoemd persoon aan te rijden waardoor voornoemd persoon klem kwam te zitten
tussen voornoemd voertuig en een muur;
althans, indien het vorenstaande onder meer subsidiair niet tot een veroordeling leidt, meest subsidiair:
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
een tot nog toe onbekend gebleven persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] , heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- drie keer, althans meermalen, met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige
en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen op voornoemd persoon in te rijden en/of
in de richting van voornoemd persoon te rijden en/of
- ( daarna) met voornoemd voertuig voornoemd persoon te raken en/of aan te rijden en/of met
voornoemd persoon in botsing te komen en/of
- tegen voornoemd persoon aan te rijden waardoor voornoemd persoon klem kwam te zitten
tussen voornoemd voertuig en een muur;
2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk, een gebouw, te weten [wjkcentrum] , gelegen aan [adres]
heeft vernield en/of beschadigd, door:
- met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met enige en/of aanzienlijke snelheid en/of
zonder af te remmen tegen een buitenmuur van voornoemd gebouw aan te rijden en/of te
botsen,
en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten:
- de in het gebouw aanwezige huisraad en/of;
- een schakelkast;
te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten [wjkcentrum] , gelegen aan [adres] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de [gemeente] en/of aan [adres] toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd;
3.
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk twee lantaarnpalen, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de [gemeente] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 6 oktober 2019 te Nijmegen ruzie gekregen met een persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] [2] Verdachte is toen:
- drie keer met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met aanzienlijke snelheid en zonder af te remmen op [slachtoffer] ingereden en in de richting van [slachtoffer] gereden; [3]
- met [slachtoffer] in botsing gekomen en heeft hem daarbij geraakt en aangereden, [slachtoffer] is namelijk op de motorkap terechtgekomen en verdachte is, terwijl [slachtoffer] op de motorkap lag, richting een muur gereden; [4]
- terwijl [slachtoffer] op de motorkap lag, tegen een gebouw, te weten [adres] , gelegen aan [adres] , aangereden met aanzienlijke snelheid en zonder af te remmen, en; [5]
- tegen twee lantaarnpalen aangereden waardoor deze zijn beschadigd. [6]
Als gevolg van de aanrijding zijn de binnen- en buitenmuur van de technische ruimte van het [adres] beschadigd. Er zat een scheur in de buitenmuur. De binnenmuur was ontzet. Ook waren de gehele gevel en de vluchtdeur ontzet. De schakelkast hing tegen deze ontzette binnenmuur aan. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Er kan worden vastgesteld dat verdachte meermalen doelbewust op het slachtoffer is ingereden. Daarbij manoeuvreerde hij de auto zodanig dat hij op de meest effectieve wijze kon inrijden op het slachtoffer en hij voerde de snelheid zo veel als mogelijk was op. Hij heeft door zo te handelen zijn auto als wapen gebruikt. De kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden was met name aanwezig bij de laatste manoeuvre. Het slachtoffer had onder de auto kunnen komen of tussen de auto en muur en dit had een dodelijk gevolg kunnen hebben. Uit de beelden en de verklaringen van de getuigen kan niet worden afgeleid dat verdachte in paniek was, hij lijkt juist doelbewust te hebben gehandeld. Naar uiterlijke verschijningsvorm heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou worden geraakt en zou komen te overlijden.
Op grond van de aangiftes, het proces-verbaal van bevindingen over het uitkijken van de camerabeelden en de waarnemingen van de politie ter plaatse kunnen ook feit 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte niet de intentie had om iemand van het leven te beroven. Het kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer. Daarom dient verdachte van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte dient eveneens van het onder 2 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Er is geen sprake geweest van gemeen gevaar van goederen. Concrete omstandigheden waardoor de reële vrees voor gevaar voor goederen bestond ontbreken. Verdachte heeft zich wel schuldig gemaakt aan de onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde vernielingen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Vaststaat dat verdachte met de [merk] drie keer met aanzienlijke snelheid en zonder af te remmen in de richting van [slachtoffer] is gereden en op hem is ingereden. Hij is met de auto tegen [slachtoffer] aangereden en met hem in botsing gekomen. Vervolgens is verdachte terwijl [slachtoffer] op de motorkap lag, met aanzienlijke snelheid tegen een muur aangereden.
De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijs is dat [slachtoffer] tussen de muur en de auto klem is komen te zitten, de rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Verdachte heeft verklaard dat hij in paniek is geraakt en van het parkeerterrein af wilde rijden. Hij zou in paniek zijn geraakt doordat [slachtoffer] hem eerst heeft uitgescholden en bedreigd en vervolgens in zijn vinger heeft gebeten.
De vraag die aan de rechtbank voorligt is hoe het handelen van verdachte gekwalificeerd moet worden. Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] had. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bedoeling had om [slachtoffer] te doden. Voor beantwoording van de vraag of sprake was van voorwaardelijk opzet, is van belang of er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank is van oordeel dat gegeven de omstandigheden niet kan worden gezegd dat er een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] bestond. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling als volgt. Verdachte is meerdere keren op [slachtoffer] ingereden. Op grond van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat verdachte de auto hiertoe diverse keren moest draaien. [8] De rechtbank concludeert daarom dat verdachte tot drie keer toe doelbewust in de richting van [slachtoffer] heeft gestuurd, terwijl hij hierbij snelheid heeft gemaakt en niet heeft afgeremd. Zelfs toen [slachtoffer] op de motorkap van de auto lag, is hij doorgereden en met [slachtoffer] op de motorkap tegen een muur aangereden. Verdachte had op meerdere momenten een andere keuze kunnen maken en van het parkeerterrein af kunnen rijden. Maar dit heeft hij niet gedaan. Hieruit blijkt dat verdachte, anders dan hij zelf heeft verklaard, kennelijk toch niet meteen het parkeerterrein wilde verlaten. De verklaring van verdachte dat hij in paniek was, vindt verder ook geen steun in het dossier.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis het voorgaande worden aangenomen dat verdachte doelbewust heeft gehandeld en dat zijn opzet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, zoals onder 1 subsidiair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de verdediging dat er geen gemeen gevaar voor goederen te duchten was als volgt.
Vaststaat dat de binnen- en buitenmuur van het gebouw beschadigd zijn. Ook is de schakelkast die aan de binnenmuur bevestigd zat beschadigd. Er was naar het oordeel van de rechtbank daarom niet alleen sprake van gevaar voor andere goederen, dan alleen het gebouw waar hij tegenaan is gereden, maar ook heeft dit gevaar zich daadwerkelijk verwezenlijkt. Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte de buitenmuur op zodanige wijze heeft beschadigd, te weten een grote scheur in de buitenmuur en de binnenmuur was ontzet, dat hierdoor ook gevaar voor de in het gebouw aanwezige huisraad reëel is. De rechtbank acht aldus het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [wjkcentrum] , p. 15;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 45;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2020.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks6 oktober 2019 te Nijmegen
, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een tot nog toe onbekend gebleven persoon, vermoedelijk met de naam [slachtoffer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- drie keer
, althans meermalen, met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met
enige
en/ofaanzienlijke snelheid en
/ofzonder af te remmen op voornoemd persoon is ingereden
en
/ofin de richting van voornoemd persoon is gereden en/of
-
(daarna)met voornoemd voertuig voornoemd persoon heeft geraakt en/of aangereden en/of
met voornoemd persoon in botsing is gekomen
en/of
- tegen voornoemd persoon is aangereden waardoor voornoemd persoon klem kwam te zitten
tussen voornoemd voertuig en een muur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks6 oktober 2019 te Nijmegen
, althans in Nederland,
opzettelijk, een gebouw, te weten [adres] , gelegen aan [adres] ,
heeft
vernield en/ofbeschadigd, door:
- met een [merk] (met kenteken [kenteken 1] ) met
enige en/ofaanzienlijke snelheid en
/of
zonder af te remmen tegen een buitenmuur van voornoemd gebouw aan te rijden en/of te
botsen,
en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten:
- de in het gebouw aanwezige huisraad en
/of
- een schakelkast
te duchten was;
3.
hij op
of omstreeks6 oktober 2019 te Nijmegen
, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk twee lantaarnpalen, in elk geval enige goederen, die geheel
of ten dele aan een ander, te wetenaan de [gemeente] toebehoorden, heeft vernield en
/of beschadigd.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2:
enig gebouw opzettelijk beschadigen waardoor gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van alle (primair) ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Verder heeft zij geëist dat verdachte ter zake van feit 1 zal worden veroordeeld tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen autosleutel heeft de officier van justitie verzocht om te gelasten deze sleutel te bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Zij heeft aangevoerd dat verdachte hulp nodig heeft bij het vinden van dagbesteding. Verder heeft verdachte mogelijk baat bij behandeling om hetgeen gebeurd is te kunnen verwerken en om herhaling te voorkomen. Verdachte is bereid hieraan mee te werken, dat de reclassering hiervan een andere indruk heeft gekregen komt voort uit onmacht van verdachte. Verder heeft zij verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte mantelzorg verleende aan zijn moeder.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen autosleutel heeft de raadsvrouw verzocht om teruggave aan de rechthebbende.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 21 januari 2020;
- het advies van het NIFP, gedateerd 16 oktober 2019, en;
- de voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 12 december 2019, 18 december 2019 en 3 februari 2020.
Verdachte heeft na het gebruik van lachgas meermalen op een persoon ingereden. Hij is met verhoogde snelheid meerdere keren doelbewust richting het slachtoffer gereden. Hierbij moest verdachte telkens de auto in de richting van het slachtoffer manoeuvreren. Dat het slachtoffer hierdoor niet ernstig verwond is geraakt, komt niet door het handelen van verdachte maar is het gevolg van behendigheid van het ontwijkende slachtoffer en verder puur geluk. Eerst heeft een lantaarnpaal de klap opgevangen, vervolgens een andere auto en als laatste is ernstig letsel voorkomen doordat verdachte, terwijl het slachtoffer half op de motorkap lag, de muur van het wijkcentrum niet frontaal maar in een hoek heeft geraakt. Daardoor is het slachtoffer niet bekneld geraakt tussen de auto en de muur. Verdachte heeft door zo te handelen zijn auto ingezet als wapen. Door het rijgedrag van verdachte zijn eveneens twee lantaarnpalen vernield en is een muur ontzet. Achter deze muur bevond zich een elektriciteitsinstallatie, die hierdoor ook is beschadigd.
Er zijn veel getuigen van het incident, want het vond plaats midden in een woonwijk. Dit versterkt het gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Ook houdt de rechtbank er in het nadeel van verdachte rekening mee dat hij de feiten heeft gepleegd na gebruik van een verdovend middel, namelijk lachgas.
De rechtbank ziet geen reden om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rapporten van de reclassering en het NIFP geven hiertoe geen aanleiding. De persoonlijke omstandigheden van verdachte geven ook geen aanleiding voor strafvermindering.
Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een voortgezette handeling. Verdachte heeft namelijk bij verschillende rijbewegingen de lantaarnpalen en de muur geraakt, verdachte heeft tussendoor ook stuurbewegingen gemaakt en is van rijrichting gewisseld. Er kan dus niet worden gesproken van één wilsbesluit.
De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, te meer nu verdachte meerdere keren doelbewust op het slachtoffer is ingereden. De rechtbank acht gezien alle feiten en omstandigheden een gevangenisstraf voor de duur van één jaar passend en geboden. Nu verdachte zijn auto als wapen heeft gebruikt zal de rechtbank verdachte verder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzeggen voor de duur van één jaar.
Beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, kan de teruggave worden gelast van de inbeslaggenomen autosleutel aan de rechthebbende. De rechtbank overweegt dat zij niet in staat is een persoon als rechthebbende van dat goed aan te merken en daarom zal zij de bewaring van die voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende bevelen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [gemeente] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 31.372,67.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 oktober 2019.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu de benadeelde partij een overheidsinstantie betreft.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 302, 170 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van het de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) jaar;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
onder 1 bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
1 (één) jaar.
 gelast
de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende, te weten: de autosleutel met goednummer [nummer]
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [gemeente]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feiten 2 en 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [gemeente], van een bedrag van € 31.372,67 (éénendertigduizend driehonderdtweeënzeventig euro en zevenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 maart 2020.
mr. L.C.P. Goossens, mr. J.M. Graat, rechters, en mr. M. Langstraat, griffier, zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] , van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019447693, gesloten op 26 november 2019, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2020.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 68; de waarneming van de rechtbank op 3 maart 2020; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2020.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 68; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2020.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 68; het proces-verbaal van aangifte van [adres] , p. 15; de waarneming van de rechtbank op 3 maart 2020; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2020.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [adres] , p. 15; het proces-verbaal van bevindingen, p. 68; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2020.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [gemeente] , p. 13; het proces-verbaal van bevindingen, p. 45.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 68.