Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 maart 2020
, [verzoekster 2](verzoekster 2)
en [verzoeker 3](verzoeker 3), te [woonplaats] , verzoekers
de burgemeester van de gemeente Heumen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Via de genoemde gang werd ook toegang verkregen tot de grote ruimte gelegen achter de schuifdeur. In deze grote ruimte aan de linkerkant van de loods waren een aantal stallen aanwezig. Deze ruimtes werden gebruikt voor opslag van diverse goederen. Aan de achterzijde van deze grote ruimte was een houten wand aangebracht voorzien van platen isolatiemateriaal. In deze wand bevond zich een grote deur, voorzien van een zwenkwiel. Deze deur gaf toegang tot een ruimte die zich uitstrekte over de gehele breedte van de loods. Bij het betreden van deze ruimte rook de politie direct de typische en kenmerkende geur van amfetamineachtige stoffen. Aan de inrichting van deze ruimte zag de politie dat deze in gebruik is geweest voor het vervaardigen c.q. verwerken van synthetische drugs.
a. indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
verzoeker 1 in verband met zijn gezondheid een bijzondere binding heeft met zijn woning. De voorzieningenrechter is echter anderzijds ook van oordeel dat het corona virus en de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen door de rijksoverheid in combinatie met de reeds slechte gezondheid van verzoeker 1 een bijzondere omstandigheid is die verweerder bij de beoordeling dient te betrekken. Hierdoor rust op de burgemeester de verplichting te onderzoeken in hoeverre binnen de geboden begunstigingstermijn alternatieve huisvesting gewaarborgd is. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de burgemeester deze omstandigheden in voldoende mate in zijn beoordeling heeft betrokken. Op de zitting is verder gebleken dat de burgemeester het niet tot zijn verantwoordelijkheid heeft gerekend om zeker te stellen dat er alternatieve woonruimte voor verzoeker 1 aanwezig is.